ECLI:NL:GHAMS:2022:3514

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
200.306.497/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing hoger beroep ouders inzake gezagsbeëindiging en informatieplicht

In deze zaak hebben de ouders van een in 2004 geboren kind hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die hun gezag over het kind had beëindigd. De ouders hebben niet voldaan aan hun waarheidsplicht en informatieplicht zoals vastgelegd in de artikelen 21 en 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2022 zijn de ouders en hun advocaat niet verschenen, terwijl de Raad voor de Kinderbescherming wel aanwezig was. Het hof heeft vastgesteld dat het kind, dat sinds 10 april 2022 vermist is, niet in de procedure is betrokken, wat van groot belang is voor de beoordeling van de gezagsbeëindiging. Het hof heeft geoordeeld dat de ouders door hun proceshouding het hof hebben belet om het kind in de procedure te betrekken. Hierdoor kon het hof niet inhoudelijk beoordelen of aan de wettelijke criteria voor gezagsbeëindiging was voldaan. Het hof heeft daarom het hoger beroep van de ouders afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is op 13 december 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.306.497/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/316829 / FA RK 21-2632
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 december 2022 inzake
[de moeder] ,
en
[de vader] ,
beiden wonende te [plaats A] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder respectievelijk de vader en tezamen te noemen: de ouders,
advocaat: mr. R.W. Koevoets te Rotterdam,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [kind] , geboren [in] 2004) in [geboorteplaats] , China (hierna te noemen: [kind] );
- de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Haarlem (hierna te noemen: de GI);

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 9 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
- het beroepschrift van de ouders, op 8 februari 2022;
- het verweerschrift van de raad, op 16 september 2022;
- een brief van de GI van 12 september 2022;
- een e-mail van de GI van 16 september 2022;
- een brief van de GI van 27 september 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 27 oktober 2022 plaatsgevonden. De raad is verschenen, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk. De ouders en hun advocaat zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De GI is met bericht van afmelding niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit het huwelijk van de ouders is [kind] geboren [in] 2004 te [geboorteplaats] (China). [kind] en de ouders hebben de Chinese nationaliteit.
3.2
Bij beschikking van 16 maart 2021 heeft de kinderrechter de ouders in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [kind] geschorst voor de duur van drie maanden of totdat nader zal zijn beslist over de uitoefening van het gezag over [kind] . De kinderrechter heeft de GI bij die beschikking belast met de voorlopige voogdij over [kind] . De kinderrechter heeft besloten dat de verzoeker en overige belanghebbenden ter zitting van 30 maart 2021 worden gehoord. De kinderrechter heeft in hetgeen op de zitting van 30 maart 2021 naar voren is gebracht geen aanleiding gevonden om het oordeel in de beschikking van 16 maart 2021 te wijzigen.
3.3
[kind] is [in] 2022 meerderjarig geworden. [kind] is sinds 10 april 2022 vermist.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is op de daartoe strekkende verzoeken van de raad het gezag van de ouders beëindigd en is de GI tot voogdes over [kind] benoemd.
4.2
De ouders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en de (inleidende) verzoeken van de raad af te wijzen.
4.3
De raad verzoekt de ouders niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om over het verzoek tot gezagsbeëindiging te beslissen. Dat oordeel is juist, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Niet in geschil is dat Nederlands recht van toepassing is, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
Wettelijk kader
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Ingevolge artikel 22 Rv kan de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Wordt deze informatieplicht niet nageleefd dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
Beoordeling
5.3
Uit de stukken in het dossier is onder meer het volgende gebleken. [kind] is op 10 maart 2021 naar het ziekenhuis gebracht met letsel bestaande uit meer dan twintig blauwe plekken (tot 20 cm groot, in verschillende stadia) onder andere op haar wang, armen, billen en tussen haar benen. Bovendien had zij zich tegenover een docent suïcidaal geuit. Op dat moment was niet duidelijk wat er was gebeurd omdat [kind] niet sprak. [kind] at en dronk nauwelijks waardoor zij uiteindelijk sondevoeding ontving. Op 12 april 2021 is de politie bij de ouders geweest waar de vader, volgens de politie, bekend zou hebben het letsel te hebben toegebracht. Begin april 2021 is [kind] overgeplaatst naar de psychiatrische unit van het [ziekenhuis] ( [ziekenhuis] ). Gelet op de problematiek van [kind] is op 22 april 2021 systeemtherapie gestart vanuit het ziekenhuis. [kind] heeft vanaf dat moment begeleid contact gehad met haar ouders. Op 4 mei 2021 is het contact tussen [kind] en de ouders op verzoek van [kind] stopgezet. [kind] heeft enkele dagen daarna aangegeven zich niet veilig te voelen bij de ouders. Vanaf half mei 2021 is het contact weer hervat, eerst alleen met de moeder en daarna ook met de vader. [kind] heeft tijdens haar ziekenhuisopname wisselend verklaard over hoe zij aan het letsel is gekomen. De ouders van [kind] hebben bij de kinderrechter op 30 maart 2021 verklaard dat [kind] vanaf ongeveer november 2020 conflicten met hen aanging en dat zij onder psychische druk van haar vriend stond. De vader heeft toen bovendien verklaard dat hij zich niet kan voorstellen dat [kind] letsel heeft en dat hij nooit bekend heeft [kind] te hebben mishandeld. [kind] is tijdens haar ziekenhuisopname gediagnosticeerd met schizofrenie. Het niet tot stand komen van een vruchtbare samenwerking tussen de ouders en het ziekenhuis met betrekking tot een behandeling voor [kind] heeft geleid tot de procedure waarbij de kinderrechter het gezag van de ouders heeft geschorst en de rechtbank het gezag van de ouders heeft beëindigd. De voorzitter van de meervoudige kamer van de rechtbank heeft in het bijzijn van een verpleegkundige met [kind] gesproken en in dit gesprek heeft [kind] verklaard dat haar ouders het letsel hebben toegebracht, maar ook dat zij naar huis wil en nergens anders wil wonen.
[kind] verbleef toen zij [in] 2022 meerderjarig werd nog op de psychiatrische unit van het [ziekenhuis] . Er was een woonvoorziening voor haar geregeld. [kind] mocht inmiddels onbegeleid contact hebben met haar ouders. De tweede keer dat zij onbegeleid met de vader naar buiten ging (april 2022) is zij niet meer teruggekeerd naar de psychiatrische unit. [kind] staat sinds 10 april 2022 gesignaleerd als vermist op de website van de politie.
5.4
Ten tijde van het indienen van het hoger beroepschrift door de ouders was [kind] meerderjarig. [kind] is belanghebbende op grond van artikel 798 lid 1 Rv en zij heeft recht op afschrift van de stukken als bedoeld in artikel 290 lid 1 Rv. Daarbij bevat het dossier aanwijzingen dat [kind] inmiddels onder curatele was gesteld. De griffier heeft omstreeks 15 februari 2022, en op 8 maart 2022 en 11 april 2022 contact opgenomen met de advocaat van de ouders om informatie te krijgen over de verblijfplaats van [kind] en via welk adres [kind] bereikbaar is om haar in de hoger beroepsprocedure te kunnen betrekken. Tijdens het telefoongesprek met de griffier op 8 maart 2022 heeft mr. Koevoets toegezegd een en ander op papier te zetten en dat naar de griffie te mailen. Ondanks deze toezegging en een telefonisch rappel op 11 april 2022 heeft het hof niets vernomen van de advocaat van de ouders. Daarop heeft het hof [kind] op 20 september 2022 een brief gestuurd waarmee haar de gelegenheid geboden is haar mening te geven en te vermelden of zij door het hof gehoord wil worden. Deze brief is verzonden naar het adres waar zij op dat moment in de Gemeentelijke Basisadministratie stond ingeschreven (en ten tijde van deze beschikking nog altijd staat ingeschreven), te weten het adres waar ook de ouders staan ingeschreven. Ook hier is geen enkele reactie op gekomen.
5.5
Het hof acht het van essentieel belang dat [kind] in de procedure wordt betrokken en dat zij in staat wordt gesteld zich uit te laten over de gezagsbeëindiging, mede gelet op wat zij heeft verklaard bij de voorzitter van de rechtbank. Informatie over de verblijfplaats van [kind] ligt in het domein van de ouders. Zij zijn de aangewezen personen om het hof hierover informatie te verstrekken zodat [kind] in de procedure kan worden betrokken. [kind] is inmiddels al maanden vermist en politie, behandelaars, GI en raad weten niet waar [kind] verblijft. [kind] is voor het laatst met haar vader gezien toen zij het ziekenhuis verliet. Doordat de advocaat van de ouders niet heeft gereageerd op de telefonische verzoeken van het hof en doordat de ouders én hun advocaat vervolgens niet zijn verschenen tijdens de mondelinge behandeling bij dit hof op 27 oktober 2022 is het hof van oordeel dat de ouders niet hebben voldaan aan de op grond van artikel 21 Rv op hen rustende waarheidsplicht en de op grond van artikel 22 Rv op hen rustende informatieplicht. Door deze proceshouding van de ouders wordt het hof de mogelijkheid ontnomen om [kind] in de procedure te betrekken terwijl dit van groot belang is om te kunnen toetsen of is voldaan aan de wettelijke criteria voor een gezagsbeëindiging. Het hof mag volgens vaste jurisprudentie ambtshalve, ook zonder dat daarover is gedebatteerd, beoordelen of artikel 21 Rv is geschonden en het hof mag hieraan de consequenties verbinden die het geraden voorkomt althans die in overeenstemming zijn met de aard en de ernst van de schending.
5.6
Het hof is van oordeel dat afwijzing van het hoger beroep van de ouders in overeenstemming is met de aard en de ernst van de schending nu de ouders geen inlichtingen hebben willen verstrekken over de (mogelijke) verblijfplaats van [kind] dan wel over de vraag via welk adres zij (mogelijk) bereikbaar is. Door deze proceshouding van de ouders is het voor het hof niet mogelijk [kind] in de procedure te betrekken. Aan een inhoudelijke beoordeling of is voldaan aan de wettelijke criteria van een gezagsbeëindiging komt het hof daarom, gelet op de proceshouding van de ouders, niet toe. Dit betekent dat de bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
wijst het hoger beroep van de ouders af en bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
draagt de griffier op krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. M.T. Hoogland en mr. R.M. Troost, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 13 december 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.