ECLI:NL:GHAMS:2022:3511

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
200.307.157/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke wijziging van de zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de man en de vrouw. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, was het niet eens met de zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld, waarin de kinderen op woensdagmiddag en om de week van zaterdag tot maandag bij hem verbleven. De vrouw, die in incidenteel hoger beroep ging, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, zodat de kinderen meer tijd bij haar zouden doorbrengen.

Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de standpunten van beide ouders. De man voerde aan dat de huidige regeling niet praktisch was en dat de kinderen behoefte hadden aan een rustigere start van het weekend. De vrouw daarentegen stelde dat de kinderen niet de wens hadden om de man vaker te zien en dat de huidige regeling hen stress bezorgde.

Na het horen van de argumenten van beide partijen en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, heeft het hof geoordeeld dat de kinderen er belang bij hebben om hun beide ouders regelmatig te zien. Het hof heeft besloten om de zorgregeling gedeeltelijk te wijzigen, zodat de kinderen nu op woensdag uit school tot 19.30 uur bij de man verblijven en om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school. De verzoeken van de man en de vrouw om verdere wijzigingen in de zorgregeling zijn afgewezen, omdat het hof van oordeel was dat de huidige regeling voldoende ruimte biedt voor de kinderen en hen niet onnodig belast met de spanningen tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.307.157/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/294278 / FA RK 19-5639
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. L. Bosch te Hoorn,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.J. Hoff te Haarlem.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 14 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 22 februari 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 14 januari 2022.
2.2
De vrouw heeft op 15 april 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De man heeft op 25 mei 2022 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de man van 28 februari 2022 met bijlagen;
- een brief van de zijde van de vrouw van 2 augustus 2022 met bijlagen;
- een brief van de zijde van de man van 4 augustus 2022 met bijlagen.
2.5
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting, in aanwezigheid van de griffier, met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 17 augustus 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.
Beide advocaten hebben pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit het inmiddels op 25 september 2020 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de man en de vrouw (hierna gezamenlijk ook: de ouders) zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2009 en
- [minderjarige 2] , [in] 2011 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij (tussen)beschikking van 3 maart 2021 heeft de rechtbank een tijdelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) vastgesteld waarbij de kinderen iedere woensdagmiddag uit school tot 19.00 uur bij de man verblijven, evenals om de week van zaterdag 09.00 uur tot maandag naar school.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, beslissend op de over en weer door de man en de vrouw gedane verzoeken, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
De kinderen verblijven bij de man:
- op woensdag uit school tot 19.30 uur;
- om de week van zaterdag 09.00 uur tot maandag naar school.
De vakantie- en feestdagen zijn als volgt verdeeld:
- de kinderen verblijven in de oneven jaren op tweede kerstdag en met oud en nieuw bij de vrouw en in de even jaren op tweede kerstdag en met oud en nieuw bij de man;
- de kinderen verblijven gedurende de zomervakantie in de oneven jaren de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw en in de even jaren andersom;
- de man heeft in de even jaren de keuze over de verdeling van de overige vakanties en feestdagen bij helfte, en de vrouw in de oneven jaren.
4.2
De man verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de kinderen iedere woensdag uit school tot donderdag 14.30 uur bij hem verblijven, en in de even weken van vrijdag uit school tot maandag naar school.
4.3
De vrouw verzoekt het principaal hoger beroep van de man af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vrouw, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de kinderen elke woensdagmiddag na school tot 19.30 uur en eens in de twee weken van vrijdag 17.30 uur tot zondagavond 19.00 uur, alsmede de helft van de vakantie- en feestdagen bij de man verblijven, althans een zodanige zorgregeling te bepalen als het hof juist acht.
4.4
De man verzoekt het incidenteel hoger beroep van de vrouw af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) – voor zover in deze zaak van belang – kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
De standpunten van de man en de vrouw in principaal en incidenteel hoger beroep
5.2
De man kan zich niet volledig met de bij de bestreden beschikking bepaalde zorgregeling verenigen en voert daartoe in principaal hoger beroep het volgende aan.
Ten onrechte heeft de rechtbank aangesloten bij het advies van de raad terwijl de man grote bezwaren heeft tegen dit raadsrapport. Ook is de huidige regeling niet handig. Op de woensdagen moet de man de kinderen los van elkaar ophalen, waarna zij diezelfde avond alweer teruggaan. Ook is de zaterdagochtend om 09.00 uur niet passend bij de leeftijd van de kinderen. Zij hebben behoefte aan een rustige start van het weekend. Een start van het omgangsweekend na schooltijd op vrijdagmiddag is daarom veel logischer. Ook zal dit de overdrachtsmomenten waarbij de ouders elkaar treffen minimaliseren, aldus de man.
5.3
De vrouw verweert zich in principaal hoger beroep als volgt.
De raad heeft onderzoek gedaan zoals te doen gebruikelijk. De rechtbank heeft daar terecht bij aangesloten. Ook hebben de kinderen niet de wens om de man vaker te zien. [minderjarige 1] heeft zelfs gezegd de woensdagen onrustig te vinden. Ook is het brengen naar school op maandagochtend stressvol. De man woont samen met zijn nieuwe partner en haar twee tienerkinderen. Naast die drukte bij de man thuis is er drukte op de weg van [plaats A] naar [plaats B] . De rechtbank heeft de kinderen de ruimte gegeven de omgang uit te breiden wanneer zij daar behoefte aan zouden hebben. De man blijft aan de kinderen trekken waardoor zij weerstand krijgen. Wanneer de man de kinderen de ruimte zou geven zouden zij vanzelf meer naar hem toe trekken, aldus de vrouw.
5.4
In incidenteel hoger beroep voert de vrouw het volgende aan.
De huidige zorgregeling leidt tot onrust. [minderjarige 2] zal binnenkort naar de middelbare school gaan waardoor de schooltijden van de kinderen nog meer zullen gaan verschillen. Op dit moment leveren de haal- en brengtijden al veel gedoe op door het slepen met schoolboeken en persoonlijke spullen. Dit kan worden voorkomen door tussen school en het naar de man gaan op vrijdagmiddag even langs het huis van de vrouw te gaan. Ook zullen de kinderen door het voorstel van de vrouw op zondagavond alvast kunnen acclimatiseren voor de nieuwe week en zullen zij op maandagochtend zelf naar school kunnen fietsen. [minderjarige 1] schaamt zich om door haar ouders met de auto te worden afgezet bij school, aldus de vrouw.
5.5
De man verweert zich in incidenteel hoger beroep als volgt.
In tegenstelling tot wat de vrouw zegt willen de kinderen wel degelijk meer tijd bij de man doorbrengen. Zij durven dit echter niet tegen de vrouw te zeggen. De man ziet dat de vrouw de kinderen beklemt met haar overtuiging dat maar één huis rust kan bieden aan kinderen. Dat klopt niet. Deze kinderen functioneren goed, zijn gezond en flexibel en kunnen dus omgaan met de veranderde situatie door de scheiding. Zij zullen net als heel veel andere kinderen van gescheiden ouders in het weekend met hun huiswerk naar de andere ouder moeten. Waarop de vrouw baseert dat de kinderen dat niet zouden aankunnen en het nodig hebben om te acclimatiseren op zondagavond, is de man onduidelijk. Het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep beperkt de tijd tussen de man en de kinderen nog verder. Ook is een overdrachtsmoment op school rustiger en natuurlijker voor kinderen van deze leeftijd dan aan de voordeur op zondagavond, aldus de man.
Het advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Uit het raadsrapport van 28 juni 2021 blijkt dat de kinderen een beperkte draagkracht hebben. Daarom acht de raad het van belang dat de ouders nu eerst zelf aan de slag gaan met hun eigen aandeel in dit geheel. Wanneer de kinderen minder belast worden met de strijd tussen de ouders kunnen zij meer aan en zal er ruimte ontstaan voor het wijzigen van de zorgregeling, aldus de raad.
Beoordeling door het hof
5.7
Het hof overweegt als volgt
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is kort samengevat het volgende gebleken.
De echtscheiding van de ouders is bij beschikking van 29 juli 2020 uitgesproken. Hierna zijn de vrouw en de kinderen verhuisd van [plaats C] naar [plaats B] . Uit de beschikking van de rechtbank van 3 maart 2021 blijkt dat er spanningen waren over de invulling en uitvoering van de zorgregeling. De rechtbank heeft bij die beschikking een tijdelijke zorgregeling vastgesteld die overeenkwam met de reeds lopende regeling. Daarnaast heeft de rechtbank bij diezelfde beschikking van 3 maart 2021 een raadsonderzoek gelast naar de invulling van de te bepalen zorgregeling. Uit het raadsrapport van 28 juni 2021 blijkt in ieder geval dat uitvoering werd gegeven aan de zorgregeling maar dat dit wel met spanningen gepaard ging voor zowel de kinderen als de ouders. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de tijdelijke zorgregeling vervolgens bestendigd, met een uitbreiding van de woensdag naar 19.30 uur. Aan deze zorgregeling wordt nog steeds uitvoering gegeven. De spanningen daaromheen zijn echter nog onverminderd aanwezig.
5.8
Het hof is van oordeel dat de kinderen er belang bij hebben om hun beide ouders op regelmatige basis te zien. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de kinderen inmiddels tieners zijn en dus een ander ritme hebben dan jonge kinderen. De huidige aanvang van het omgangsweekend op zaterdagochtend om 09.00 uur is daardoor niet meer passend bij hun leeftijd. De kinderen hebben er behoefte aan om op zaterdagochtend rustig aan het weekend te kunnen beginnen. Het hof zal het verzoek van de man om de omgangsweekenden op vrijdagmiddag na school te laten aanvangen, daarom toewijzen. Daarmee wijst het hof het verzoek van de vrouw om het overdrachtsmoment op vrijdagmiddag om 17.30 uur te bepalen, af. Vast staat dat de kinderen last hebben van de spanningen tussen de ouders. Een overgang na school is daarom rustiger en daarmee in het belang van de kinderen. Ditzelfde geldt voor de overdracht op zondagavond in plaats van op maandagochtend, zoals de vrouw verzoekt. Van een noodzaak om op zondagavond terug naar de vrouw te gaan is het hof bovendien niet gebleken. Dat de kinderen moeite hebben met de maandagochtenden bij de man thuis evenmin. Ook blijkt uit de presentielijsten van [minderjarige 1] niet dat zij op de maandagen te laat op school zou komen. Het hof zal dan ook bepalen dat de kinderen in de omgangsweekenden tot maandagochtend naar school bij de man zullen verblijven.
Het verzoek van de man om een overnachting van de kinderen bij hem van woensdag op donderdag te bepalen, wijst het hof af omdat daar op dit moment (nog) geen ruimte voor is. Ook ziet het hof geen aanleiding om in de bij de bestreden beschikking vastgelegde vakantieregeling wijzigingen aan te brengen, zoals de vrouw verzoekt. De vakantieregeling zoals die bij de bestreden beschikking is bepaald schept duidelijkheid, hetgeen in het belang is van de kinderen. Het hof zal ook dit verzoek afwijzen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 14 januari 2022, voor zover het de vaststelling van de reguliere zorgregeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw aldus dat de kinderen bij de man verblijven:
- iedere woensdag uit school tot 19.30 uur;
- om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. A.N. van de Beek en mr. M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 13 december 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.