ECLI:NL:GHAMS:2022:3502

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
200.310.660/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van het beschermingsbewind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot opheffing van een beschermingsbewind. De betrokkene, geboren in 1945 en vader van twee kinderen, had in hoger beroep de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland aangevochten, die op 16 februari 2022 het verzoek tot opheffing van het bewind had afgewezen. De bewindvoerder, Des Bewindvoering B.V., had het bewind ingesteld op basis van verkwisting en problematische schulden. De betrokkene stelde dat hij in staat was zijn financiën zelf te beheren en dat het bewind niet langer noodzakelijk was. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2022 werd duidelijk dat de betrokkene regelmatig geld tekortkwam en moeite had met het beheren van zijn financiën. De bewindvoerder betoogde dat de betrokkene vergeetachtig was en niet in staat om zijn financiën zelfstandig te beheren. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestond, gezien de beperkte mogelijkheden van de betrokkene en het risico op nieuwe schulden. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en wees het verzoek tot opheffing van het bewind af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.310.660/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: 9461582 \ BM VERZ 21-2341 GS
beschikking van de meervoudige kamer van 13 december 2022 in de zaak van
[de betrokkene] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. J.L. Scheltens te Haarlem.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:
- Des Bewindvoering B.V. (hierna te noemen: de bewindvoerder),
advocaat: mr. R.T. Poort te Beverwijk,
- [X] en
-[Y] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 16 februari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Betrokkene is op 16 mei 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De bewindvoerder heeft op 22 juli 2022 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is daarnaast nog een bericht van de zijde van de betrokkene van 8 juni 2022 met bijlagen ingekomen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 oktober 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, en
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [Z] , bijgestaan door haar advocaat.
Daarnaast was [ex-echtgenoot] , ex-echtgenoot van de betrokkene, aanwezig. Zij is door het hof gehoord als informant.
[X] en [Y] zijn niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1945. Betrokkene is de vader van [X] en [Y] .
3.1
De kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft op 6 juli 2017 over de goederen die rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld op grond van verkwisting of het hebben van problematische schulden, met benoeming van Des Bewindvoering tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot opheffing van het bewind afgewezen en op het verzoek van de bewindvoerder de grond van het bewind gewijzigd, in die zin dat het bewind wordt ingesteld wegens de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het beschermingsbewind op te heffen.
4.3
De bewindvoerder verzoekt het hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
De bewindvoerder heeft gesteld dat de betrokkene niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, omdat het beroepschrift een ontvangststempel heeft van 9 juni 2022 en dus is ingesteld meer dan drie maanden na de bestreden beschikking.
Het hof stelt vast dat het beroepschrift op 16 mei 2022 is binnengekomen via e-mail. Het hoger beroep is daarom tijdig ingesteld en dus ontvankelijk. De omstandigheid dat de papieren versie later is binnengekomen en gestempeld, doet hieraan niet af.
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.3
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW kan de rechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken.
Standpunten van partijen
5.4
De betrokkene wil dat het bewind wordt opgeheven. Hij kan zelf zijn financiën beheren en zal als dat nodig is daarbij hulp krijgen van de schoonzoon van zijn ex-echtgenote. Bovendien zou hij weer kunnen werken als hij niet langer onder bewind staat. Nu is dat niet mogelijk, omdat zijn voormalige werkgever geen salaris aan een bewindvoerder wil uitkeren.
5.5
De bewindvoerder stelt dat het bewind nog steeds noodzakelijk is. De betrokkene wil steeds meer geld uitgeven dan hij heeft. Als er geen sprake meer is van bewind, verwacht de bewindvoerder dat betrokkene geen geld zal overhouden voor de betaling van zijn vaste lasten. Daarnaast is betrokkene vergeetachtig en meent de bewindvoerder dat hij het overzicht mist om over een langere termijn zijn eigen financiën te beheren. Zijn persoonlijke netwerk kan hem niet zodanig ondersteunen dat het bewind niet meer nodig is.
Beoordeling door het hof
5.6
De bewindvoerder en de betrokkene zijn het erover eens dat de betrokkene een gering inkomen heeft en dat dit niet verandert als het bewind opgeheven zou worden, omdat de kosten van de bewindvoering worden betaald uit de bijzondere bijstand. Op dit moment krijgt de betrokkene wekelijks geld van de bewindvoerder (weekgeld). Hij komt met enige regelmaat geld tekort. Begin 2022 heeft de bewindvoerder gedurende enkele maanden eenmaal per maand een geldbedrag uitgekeerd aan de betrokkene, maar zij heeft dit teruggedraaid omdat het geld telkens op was voor het einde van de maand. Het hof leidt hieruit af dat het de betrokkene niet lukt om zelf het – beperkte – bedrag dat hij beschikbaar heeft over een langere periode te verdelen.
De bewindvoerder heeft daarnaast erop gewezen dat de betrokkene last lijkt te hebben van vergeetachtigheid: hij belt de bewindvoerder vaak meermaals op met dezelfde vraag. Hij heeft eerder op verzoek van de gemeente een vragenlijst ingevuld. Op basis daarvan heeft de gemeente geadviseerd nog niet te starten met het afbouwen van het beschermingsbewind. Ook heeft de bewindvoerder erop gewezen dat het de betrokkene niet lukt om documenten aan te leveren om een extra vergoeding te krijgen. De betrokkene heeft een tijd lang veel reiskosten gehad, omdat hij vaak naar het ziekenhuis moest. De bewindvoerder heeft hem toen meerdere keren gevraagd om zijn afsprakenkaart van het ziekenhuis, zodat zij de reiskosten kan declareren. Omdat de betrokkene deze afsprakenkaart niet gaf, konden de kosten niet worden gedeclareerd en kreeg de betrokkene geen vergoeding.
Op de zitting is gebleken dat de betrokkene beperkt inzicht heeft in zijn financiën. Zo weet hij niet waardoor eerder zijn schulden zijn ontstaan en weet hij niet wat voor gevolgen extra inkomsten zouden hebben voor zijn toeslagen. Ook is gebleken dat het door hem opgestelde overzicht van maandelijkse inkomsten en uitgaven niet compleet is. Onder meer de posten van motorrijtuigenbelasting en eigen risico voor de ziektekosten ontbreken.
Het hof is van oordeel dat de betrokkene, gelet op al deze omstandigheden, niet zelfstandig in staat is om zijn financiën te beheren.
5.7
De vraag is of de betrokkene met behulp van zijn persoonlijke netwerk wel zonder bewind zijn financiën kan beheren. Zijn netwerk is beperkt. Hij heeft geen contact meer met zijn kinderen. Hij heeft wel goed contact met zijn ex-echtgenote, maar zij staat zelf onder bewind en kan hem daarom naar verwachting niet veel helpen met zijn financiën. De betrokkene heeft gezegd dat de schoonzoon van zijn ex-echtgenote zou kunnen helpen, maar het hof heeft onvoldoende inzicht gekregen in diens geschiktheid en mogelijkheden daartoe. Bovendien kunnen mensen om hem heen, zelfs als ze hem wel kunnen helpen met zijn financiën, zonder bewind niet voorkomen dat de betrokkene meer geld uitgeeft dan hij heeft en hebben zij niet de bevoegdheid om te weigeren geld aan de betrokkene te betalen. De betrokkene zou daardoor opnieuw in de schulden terecht komen. Er zijn dus geen andere mogelijkheden dan een bewind die de betrokkene voldoende bescherming bieden. De noodzaak voor het bewind bestaat nog steeds en voortzetting van het bewind is zinvol.
5.8
Het hof zal het verzoek om opheffing daarom afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. M.C. Schenkeveld en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 13 december 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.