ECLI:NL:GHAMS:2022:3478

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
23-002851-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van diefstal van vrachtwagen met lading, met uitgebreide bewijsoverwegingen en beoordeling van getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van diefstal van een vrachtwagen met lading, gepleegd op 4 oktober 2018 te Schiphol. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de straf in hoger beroep verhoogd naar 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De zaak draait om de diefstal van een vrachtwagen met laptops en tablets, waarbij de verdachte betrokken was bij het lossen van de lading op zijn perceel. Het hof heeft uitgebreid stilgestaan bij de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen, met name die van de medeverdachte, en de gegevens van de tachograaf. Het hof concludeert dat de verdachte als medepleger moet worden aangemerkt, omdat hij een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de diefstal. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een goed voorbereide en zorgvuldig uitgevoerde diefstal, wat leidt tot een forse gevangenisstraf. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden, wat heeft geleid tot een aanpassing van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002851-19
datum uitspraak: 8 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-086516-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2020, 12 mei 2021, 6 oktober 2022 en 24 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 04 oktober 2018 te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bedrijfsterrein van de [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] , een geparkeerde vrachtauto (een Mercedes Actros [kenteken 1] ) met oplegger ( [kenteken 2] ) inclusief lading, te weten laptops en/of tablets, in elk geval apparatuur van het merk Microsoft, in elk geval een goed, heeft weggenomen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte(n) en zich daarbij de toegang tot de vrachtauto te verschaffen en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachten onrechtmatig gebruik gemaakt van een originele (vrachtwagen) sleutel (van het merk Mercedes);
subsidiair[medeverdachte] en/of andere tot op heden onbekend gebleven personen op of omstreeks 4 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geparkeerde vrachtauto (een Mercedes Actros [kenteken 1] ) met oplegger ( [kenteken 2] ) inclusief lading, te weten laptops en/of tablets, in elk geval apparatuur van het merk Microsoft, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het onrechtmatig gebruik maken van een originele (vrachtwagen) sleutel (van het merk Mercedes), bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 4 oktober 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zijn loods aan de [adres 1] beschikbaar te stellen als opslagplaats van deze gestolen goederen en/of deze goederen vanuit de gestolen oplegger heeft gelost;
meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 4 oktober 2018 tot en met 9 april 2019 te [adres 1] , een of meer goederen te weten laptops en/of tablets, in elk geval apparatuur van het merk Microsoft heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving, het voorhanden krijgen en/of de overdracht van dit/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Hij heeft daartoe aangevoerd dat cruciale informatie – namelijk twee processen-verbaal en een politiemutatie met, kort gezegd, informatie over GPS-data, aan de hand waarvan mogelijk de route die de vrachtwagen heeft gereden kon worden vastgesteld – ten onrechte niet in het dossier terecht is gekomen. Deze informatie over GPS-data was ontlastend, omdat daaruit een andere locatie naar voren kwam als mogelijke losplaats. Naast de stukken met informatie over deze GPS-data, hadden ook de bestanden met de GPS-data zelf aan het dossier moeten worden toegevoegd. Het is nalatig van de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) of van het OM om deze bestanden ofwel niet op te vragen, ofwel ze niet zorgvuldig te bewaren. Met deze data had de verdediging de door de rechtbank voor het bewijs gebezigde resultaten van het onderzoek naar de tachograaf in de vrachtwagen in twijfel kunnen trekken, terwijl dat onderzoek het doorslaggevende bewijsmiddel is in deze zaak. Hiermee is het opsporingsonderzoek minst genomen grof nalatig uitgevoerd. Gelet op het belang van het geschonden voorschrift dat ook ontlastende informatie aan het dossier moet worden toegevoegd, het feit dat de fout onherstelbaar is – de GPS-data zijn niet meer beschikbaar, dus nader onderzoek is niet meer mogelijk – en het nadeel dat de verdachte heeft geleden, is de inbreuk dusdanig dat de procedure in zijn geheel, in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, niet
fairis. Door het handelen van de opsporingsambtenaren is de waarheidsvinding door de rechter onmogelijk gemaakt, hetgeen op de voet van artikel 359a Sv dient te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat van een vormverzuim geen sprake is.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van de KMar van 1 september 2021 (als los document in het dossier gevoegd) blijkt dat al bij de start van het onderzoek op 4 oktober 2018 duidelijk was dat de GPS-data van de vrachtwagen geen basis boden voor verder onderzoek. Uit de beschikbare informatie leek immers te volgen ‘dat de track & trace en/of de GPS van de vrachtwagen de gehele tijd heeft uitgestaan’ en mogelijk ‘gejamd’ was. Gelet hierop acht het hof het begrijpelijk dat de KMar ervoor heeft gekozen om de door de vrachtwagen afgelegde route te reconstrueren aan de hand van de niet-gemanipuleerde data van de tachograaf – waarop het hof hierna nog nader zal ingaan – en dus naar de GPS-data geen verder onderzoek te verrichten. Dat de GPS-registratie verstoord is door een jammer zou later ook bevestiging vinden in de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: [medeverdachte] ) tijdens het verhoor door de KMar op 26 maart 2019 (pag. 24 e.v. van map 2), waarin deze toelichtte dat hij tijdens de rit met de vrachtwagen een jammer heeft gebruikt om de GPS van de vrachtwagen uit te schakelen. Ook uit de op 8 oktober 2018 verkregen informatie van [bedrijf 3] GmbH (proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2018, pag. 12 e.v. van map 1) bleek dat de in de vrachtwagen beschikbare apparatuur om de locatie te bepalen tijdens de rit niet heeft gefunctioneerd.
Het hof is onder deze omstandigheden van oordeel dat het niet toevoegen aan het procesdossier van de door de verdediging genoemde stukken met informatie over de GPS-data en de bestanden met de GPS-data, voor zover de opsporingsautoriteiten over die data de beschikking hebben gehad, geen vormverzuim oplevert. Van een schending van het recht op een eerlijk proces zoals gewaarborgd in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is onder deze omstandigheden evenmin sprake. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat, anders dan met gebruik van de gemankeerde GPS-data, het onderzoek aan de hand van de tachograafdata een zeer nauwkeurige reconstructie van de gereden route mogelijk maakte. De keuze om de GPS-data in het opsporingsonderzoek buiten beschouwing te laten, getuigt niet van onzorgvuldigheid of nalatigheid en heeft de verdediging niet geschaad.
Het verweer wordt verworpen.
Bewijsoverwegingen
In de nachtelijke uren van 4 oktober 2018 is van het bedrijfsterrein van [bedrijf 1] aan de [adres 2] te Schiphol een vrachtwagen met een aanhanger (hierna gezamenlijk: de vrachtwagen) met daarin laptops en tablets gestolen. De vrachtwagen is later die dag leeg aangetroffen op de Randweg te Beverwijk.
Aan het hof ligt de vraag ter beantwoording voor of de verdachte betrokken is geweest bij deze diefstal en, zo ja, of zijn rol daarbij kwalificeert als die van medepleger of medeplichtige.
Volgens de advocaat-generaal blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] en uit de resultaten van het onderzoek naar de tachograaf die zich in de vrachtwagen bevond dat de vrachtwagen op het erf van de verdachte is gelost, waarbij de verdachte zelf heeft geholpen. Mede gelet op het feit dat een lading-diefstal van deze omvang niet anders dan zeer zorgvuldig kan zijn voorbereid en de verdachte bij deze voorbereiding betrokken moet zijn geweest, dient zijn rol te worden gekwalificeerd als die van medepleger.
De verdediging is van mening dat de belastende verklaring van [medeverdachte] niet voor het bewijs kan worden gebruikt. [medeverdachte] kan niet kan worden gezien als onafhankelijke en objectieve getuige, enkel al vanwege zijn betrokkenheid als medeverdachte. De verklaringen van [medeverdachte] zijn bovendien inconsistent en innerlijk tegenstrijdig, waarbij van belang is dat hij pas over de betrokkenheid van de verdachte heeft verklaard nadat diens naam hem tijdens het verhoor door de KMar is aangereikt. Ook de resultaten van het onderzoek naar de tachograaf dienen buiten beschouwing te worden gelaten. De tachograafdata zijn namelijk onvoldoende nauwkeurig om te kunnen bijdragen aan het bewijs. Zo de verdachte al betrokken is geweest bij het ten laste gelegde, heeft zijn rol ten hoogste bestaan uit het beschikbaar stellen van zijn perceel en loods, hetgeen niet als medeplegen kan kwalificeren. De verdachte moet volgens de verdediging dus worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard, samengevat, dat hij de vrachtwagen van het bedrijfsterrein van [bedrijf 1] heeft weggenomen en vervolgens naar het perceel van de verdachte aan de [adres 1] is gereden. Op het erf van de verdachte is de lading vervolgens met hulp van de verdachte en zijn heftruck uit de vrachtwagen gehaald. Nadat de vrachtwagen was gelost, is [medeverdachte] hiermee naar de Randweg in Beverwijk gereden, waar hij deze heeft achtergelaten.
De enkele omstandigheid dat [medeverdachte] als medeverdachte is aangemerkt – en inmiddels ook onherroepelijk is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde diefstal – impliceert niet dat aan zijn verklaringen geen geloof kan worden gehecht. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte] stelt het hof voorop dat zijn relaas over het wegnemen van de vrachtwagen, het tussentijds lossen van de lading en het vervolgens in Beverwijk achterlaten van de vrachtwagen, zeker op hoofdlijnen, rijmt met in het bijzonder na te noemen objectieve andere informatie uit het opsporingsonderzoek. Van belang is verder dat [medeverdachte] met zijn verklaringen niet alleen de verdachte, maar ook zichzelf heeft belast. [medeverdachte] is (pas) in zijn tweede verhoor bij de KMar op 27 maart 2019 concreet over de betrokkenheid van de verdachte – die hij blijkens zijn verklaring tijdens dit verhoor kent omdat deze vroeger zijn buurjongen was – gaan verklaren, nadat hij was geconfronteerd met de conclusie op basis van het tachograafonderzoek dat de vrachtwagen naar de [adres 1] is gereden. [medeverdachte] heeft toen, na overleg met zijn advocaat, bevestigd dat hij naar deze locatie is gereden en dat het de verdachte is die daar woont en daar aanwezig was. Die gang van zaken brengt evenmin mee dat aan hetgeen [medeverdachte] over de verdachte heeft verklaard moet worden getwijfeld. Daarbij is van belang dat [medeverdachte] ook bij de rechter-commissaris op 28 maart 2019 heeft bevestigd dat de verdachte bij het uitladen aanwezig is geweest, waarbij hij heeft onderstreept dat hij in dat tweede verhoor bij de KMar de waarheid heeft gesproken omdat hij open kaart wilde spelen. Dat [medeverdachte] in latere verklaringen over de betrokkenheid van de verdachte om hem moverende redenen steeds meer kaarten op de borst is gaan houden en vervolgens ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij de verdachte niet bij het lossen heeft gezien, maakt niet dat niet van zijn eerdere verklaringen over de betrokkenheid van de verdachte kan worden uitgegaan.
Het hof stelt vast dat de verklaring van [medeverdachte] over onder meer de locatie waar de vrachtwagen is gelost, bevestiging vindt in de bevindingen van het door [verbalisant 1] van de Landelijke Eenheid van de politie verrichte onderzoek naar de tachograafgegevens van de vrachtwagen, zoals neergelegd in het proces-verbaal van 6 december 2018 (pag. 179 tot en met 186 van map 1). [verbalisant 1] heeft aan de hand van de digitale tachograafdata een reconstructie gemaakt van de route die de vrachtwagen op 4 oktober 2018 heeft afgelegd. Aan de hand van deze data heeft [verbalisant 1] vastgesteld dat de vrachtwagen vanaf de [adres 2] te Schiphol (de plaats van de diefstal) is gereden naar de [adres 1] , waar de vrachtwagen gedurende 36 minuten heeft stilgestaan. Vervolgens is de vrachtwagen verder gereden naar de locatie aan de Randweg in Beverwijk, waar deze is achtergelaten.
Het hof volgt de verdediging niet in het betoog dat dient te worden getwijfeld aan de nauwkeurigheid van deze onderzoeksresultaten. Daarbij betrekt het hof, in reactie op de verweren van de verdediging, in het bijzonder de volgende punten:
( i) In het proces-verbaal van 6 december 2018 is toegelicht dat de nauwkeurigheid van de snelheidsregistratie van de tachograaf achteraf kon worden vastgesteld met behulp van een validatierit. Bij een dergelijke rit wordt een route met de vrachtwagen gereden, waarbij met behulp van een routeplanprogramma de werkelijk gereden afstand wordt vergeleken met de door de tachograaf geregistreerde afstand. Uit de vergelijking van deze beide afstanden bleek vervolgens dat de tachograaf de snelheid – en, zoals [verbalisant 1] tijdens het verhoor als deskundige ter terechtzitting van 6 oktober 2022 heeft toegelicht: de afstand – met twee procent te hoog registreerde. Op de door de tachograaf geregistreerde snelheid en afstand is vervolgens deze correctie van twee procent toegepast. Hieruit volgt dat de omstandigheden (1) dat de validatierit een andere rit is dan de route die de vrachtwagen na de diefstal heeft gevolgd en (2) dat deze rit met een lege vrachtwagen is uitgevoerd, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet van betekenis zijn. De registratierit strekt immers enkel tot validatie van de tachograafdata en (nog) niet tot reconstructie van de route die de vrachtwagen na te zijn weggenomen heeft afgelegd.
( ii) In het proces-verbaal van 16 november 2020 (als los document in het dossier opgenomen), waarin [verbalisant 1] antwoord heeft gegeven op een aantal door de rechtbank gestelde vragen, heeft [verbalisant 1] verklaard dat de belading van de vrachtwagen nagenoeg geen invloed heeft gehad op de nauwkeurigheid van de registratie van de tachograaf. Ter terechtzitting op 6 oktober 2022 heeft [verbalisant 1] dit nader toegelicht. Aan de hand van de data die door de tachograaf worden geregistreerd – afstand, snelheid en tijd – kan de afgelegde route worden gereconstrueerd. Met behulp van deze data kan, in combinatie met herkenbare punten op de kaart en tijdens de controlerit (rotondes, kruispunten, afritten, etc.), de afgelegde route op de kaart nauwkeurig worden ingetekend. In dit geval passen de verkregen data slechts op één manier op de kaart en kan de afgelegde route – zowel de route van Schiphol naar de [adres 1] (route A) als de route van de [adres 1] naar Beverwijk (route B) – dus met zekerheid worden bepaald. Uit de vergelijking van de door de tachograaf geregistreerde afstanden met de feitelijk afgelegde afstanden bij zowel route A als route B kan vervolgens worden vastgesteld dat de lading van de vrachtwagen geen relevante invloed heeft gehad op de registratie van de tachograaf. Ook op dit punt gaat het hof aan het betoog van de verdediging voorbij.
De stelling van de verdediging dat als de vrachtwagen via de GPS na de diefstal is teruggevonden, daaruit blijkt dat de GPS goed werkte en dus geen verkeerde locatie heeft aangegeven, mist doel. Uit het dossier (pag. 14 van map 1) blijkt dat het Fleetboard systeem ten tijde van de diefstal niet werkte, maar dat dit systeem op 4 oktober 2018 omstreeks 09.30 uur wel weer begon te werken, waarbij de locatie van de vrachtwagen in Beverwijk werd aangegeven.
Volgens de verdediging kan, ook indien wordt uitgegaan van de juistheid van de tachograafregistratie, niet worden uitgesloten dat de vrachtwagen is gestopt – en de lading dus is gelost – op een buurperceel van de [adres 1] . Dit betoog mist feitelijke grondslag. Uit de gegevens van de ritreconstructie (neergelegd in de desbetreffende tabel, pag. 184 en 185 van map 1) blijkt dat vanaf het voorlaatste reconstructiepunt (punt 13) nog 378 meter is gereden tot de volgende positie (punt 14), waar is gestopt. Dit strookt precies met een stop ter hoogte van perceel [adres 1] . Vanaf dat stoppunt is (op punt 15) gedurende vier minuten gemanoeuvreerd met de vrachtwagen, waarbij 144 meter is afgelegd. Vanaf het punt waar de vrachtwagen na 36 minuten is vertrokken (punt 16) is het 723 meter naar het volgende reconstructiepunt (punt 17); ook deze afstand strookt precies met het perceel [adres 1] als vertrekpunt. Hieruit volgt dus dat de vrachtwagen tot stilstand is gekomen en vervolgens is vertrokken ter hoogte van de [adres 1] en niet vanaf een buurperceel. Zou immers vanaf punt 14 zijn gemanoeuvreerd naar een buurperceel om daar te lossen, dan zou de door de tachograaf vastgelegde afstand van het vertrekpunt 16 tot punt 17 uitwijzen dat niet zou zijn vertrokken vanaf het perceel van de verdachte. Uit de verklaring van [medeverdachte] volgt verder dat de vrachtwagen vanaf punt 14 het erf van de verdachte is opgereden, hetgeen strookt met de registratie van de tachograaf dat de vrachtwagen vanaf dit punt over een afstand van 144 meter heeft gemanoeuvreerd.
De resultaten van het tachograafonderzoek weerleggen dus ook het door de verdediging geopperde scenario (gebaseerd op de eerder genoemde gemankeerde GPS-data) dat de vrachtwagen is gelost op een locatie aan de Nieuwendijk te Beverwijk. Daarbij verdient nog opmerking dat uit het proces-verbaal van de KMar van 12 augustus 2021 (als los document in het dossier opgenomen) volgt dat de afstand van de Nieuwendijk tot aan de plaats waar de vrachtwagen is achtergelaten 3,2 kilometer bedraagt. Deze afstand strookt niet met de afstand die de vrachtwagen blijkens de tachograaf – maar ook volgens de door de verdediging genoemde GPS-gegevens zoals die worden beschreven in de mutatie van 4 oktober 2018 (proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2021, als los document in het dossier opgenomen) – vanaf de losplaats tot deze eindlocatie heeft afgelegd, namelijk (afgerond) 2,8 kilometer.
Hieruit volgt dat er geen noodzaak is om nader onderzoek te verrichten op de Nieuwendijk te Beverwijk, zoals door de verdediging voorwaardelijk is verzocht. Het is immers uitgesloten dat de vrachtwagen op 4 oktober 2018 op die plek aanwezig is geweest. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
Conclusie is dat uit de verklaring van [medeverdachte] en de bevindingen van het tachograafonderzoek volgt dat de lading van de vrachtwagen is gelost in een loods op het perceel van de verdachte en dat de verdachte heeft meegewerkt aan de loswerkzaamheden, waarbij de vorkheftruck en de loods die de verdachte ter beschikking stonden onontbeerlijk waren. Naar het oordeel van het hof is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] . Daarbij betrekt het hof dat het kort na de diefstal lossen van de lading in een loods op het perceel van de verdachte, dat met een hek was afgesloten, zorgvuldig met de verdachte moet zijn voorbereid. Daarbij moet voorts het proces van het wegnemen van de vrachtwagen tot aan het lossen van de lading, waarbij deze aan het zicht onttrokken zou zijn, als een onlosmakelijk geheel aan noodzakelijke handelingen worden beschouwd, waarin [medeverdachte] en de verdachte ieder een noodzakelijk aandeel hadden. Er bestond een duidelijke rolverdeling tussen [medeverdachte] en de verdachte, waarbij de verdachte – met het bieden van een losplaats en het uitladen van de inhoud van de vrachtwagen – een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering. Die bijdrage acht het hof van zodanig gewicht dat de verdachte als medepleger moet worden aangemerkt. Dat de verdachte de vrachtwagen niet eigenhandig heeft weggenomen van het bedrijventerrein aan de [adres 2] doet gelet op het voorgaande aan de conclusie omtrent het medeplegen dus niet af.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 oktober 2018 te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bedrijfsterrein van de Firma [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 2] , een geparkeerde vrachtauto (een Mercedes Actros [kenteken 1] ) met oplegger ( [kenteken 2] ) inclusief lading, te weten laptops en tablets, heeft weggenomen, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en zich daarbij de toegang tot de vrachtauto heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft zijn medeverdachte onrechtmatig gebruik gemaakt van een sleutel.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals opgenomen in de bijlage bij dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde, te weten de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij, en bij de keus voor een vrijheidsbenemende straf, in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal door in het holst van de nacht een vrachtwagen met laptops en tablets die op een bedrijventerrein geparkeerd stond weg te nemen. De uiterst kostbare lading is vervolgens gelost op het terrein van, en met inzet van, de verdachte. Uit het dossier is gebleken dat de diefstal goed moet zijn voorbereid en zorgvuldig is uitgevoerd. De verdachte heeft bij het plegen van het feit kennelijk gehandeld uit puur winstbejag, waarbij hij zich niets heeft aangetrokken van de belangen van de benadeelden. Ladingdiefstallen vormen voor de transportsector een aanzienlijke schadepost. Niet alleen in de vorm van directe schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze criminaliteit. Om dit alles heeft de verdachte zich kennelijk niet bekommerd.
Voor een dergelijke diefstal is naar het oordeel van het hof alleen een forse gevangenisstraf passend. Gelet op de georganiseerde wijze waarop deze diefstal is uitgevoerd en de waarde van de verdwenen lading (blijkens pag. 52 van map 1: ten belope van tenminste een half miljoen Amerikaanse Dollar), acht het hof het in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) genoemde uitgangspunt voor ladingdiefstal van drie maanden – waarnaar de verdediging heeft verwezen – in dit geval geenszins passend, nog daargelaten dat in dit oriëntatiepunt de diefstal van de vrachtwagen zelf niet is verwerkt. Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend. Hetgeen door de raadsman verder is aangevoerd over, kort gezegd, hoe ingrijpend het moeten ondergaan van een gevangenisstraf voor de verdachte en zijn naasten zal zijn, geeft het hof geen aanleiding tot matiging van deze straf.
Het hof heeft echter geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is in hoger beroep is overschreden. Immers, het hoger beroep is ingesteld op 25 juli 2019, terwijl het hof pas nu – drie jaar en meer dan 4 maanden later – (eind)arrest wijst. Daarom zal het hof, in plaats van een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijk deel van deze straf is bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. R. Kuiper en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 december 2022.
Bijlage: de bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 1] van 15 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 8 e.v. van map 01).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever 1] , afgelegd op 5 oktober 2018, die adres opgaf [adres 2] te Schiphol:
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] B.V (naar het hof begrijpt: gevestigd op even-genoemd adres te Schiphol). Als zodanig ben ik gerechtigd tot het doen van aangifte van diefstal van één van de trekker-oplegger combinaties van ons bedrijf, inclusief lading. Op 4 oktober 2018 omstreeks 07:30 uur werd ik door mijn zoon [naam] gebeld dat één van onze chauffeurs wilde vertrekken met de trekker-oplegger combinatie, een Mercedes Actros voorzien van het kenteken [kenteken 1] (trekker) en [kenteken 2] (oplegger) van mijn bedrijf, maar dat deze vrachtwagen er niet meer stond.
Vervolgens zijn wij gaan kijken op de camerabeelden wat er dan met die combinatie gebeurd was. Hierop zagen wij een voor ons onbekende persoon wegrijden met deze combinatie. We hebben de combinatie op een later tijdstip (het hof begrijpt: op die dag) teruggevonden op de Randweg in Beverwijk, ter hoogte van nummer 17.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen over meegeleverd dossier van aangever [aangever 1] van 5 november 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 12 e.v. van map 01).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant 2] :
Op vrijdag 5 oktober 2018 is aangifte gedaan door de eigenaar van [bedrijf 1] B.V. van diefstal van één van zijn vrachtauto combinaties met zijn lading. Tijdens de aangifte heeft de aangever verschillende stukken aangeleverd die relevant zijn voor de lading, de vrachtauto en zijn bedrijf. Voor [bedrijf 2] BV werden zendingen met FIXED CHIP RESISTORS en ELECTRICALS vervoerd.
3.
Een proces-verbaal van verhoor aangever [aangever 2] van 9 oktober 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 47 e.v. van map 01).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [aangever 2] , afgelegd op 9 oktober 2018:
Ik werk als branchemanager voor [bedrijf 2] . Op 4 oktober 2018 werd ik omstreeks 08:35 gebeld door [naam] van [bedrijf 1] te Schiphol. Als bedrijf maken wij gebruik van de diensten van [bedrijf 1] . [naam] deelde mij mede dat hij slecht nieuws had en dat er een vrachtwagen gestolen was met pallets Microsoft en nog wat goederen van Arrow. Dat is onze handel en die betreffende zending moest [bedrijf 1] namens ons verder vervoeren. Deze zending moest naar Venlo. Wij weten wat er in zit, dat staat namelijk op de facturen. We hebben deze facturen voorhanden. Het complete dossier stel ik ter beschikking aan uw onderzoek. Zoals u ziet betreft het hier (het hof begrijpt: onder meer) Portable Tablet Computers.
4.
Een blijkens pagina 53 van map 1 als bijlage bij de aangifte door [aangever 2] gevoegd geschrift (dat door het hof slechts wordt voor het bewijs gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen), betreffende (zo begrijpt het hof) de omschrijving van een deel van de gestolen lading (doorgenummerde pagina’s 155-157 van map 01).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
COMMERCIAL INVOICE
Sold to: Microsoft Ireland Operations Limited
Ship to: VENLO
Quantity

1.LAPTOP 27

2.LAPTOP 36

3.LAPTOP 30

4.LAPTOP 9

5.LAPTOP 12

6.LAPTOP 6

7.LAPTOP 6

(…)
Portable Tablet Computer 384
Portable Tablet Computer 76
5.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 24 e.v. van map 02).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte] :
U merkt op dat ik ben aangehouden voor diefstal. Ik weet zeker dat dit om die vrachtwagen (het hof begrijpt: de Mercedes met kenteken [kenteken 1] ) op Schiphol gaat. Ik werd benaderd om een klusje te doen. Ik werd naar Schiphol-Rijk gereden en kreeg de sleutel van de vrachtwagen. Ik ben vanaf de achterkant van de parkeerplaats van het bedrijf [aangever 1] op zoek gegaan naar de vrachtwagen. Ik zag een hele rij met auto’s staan. Ik denk dat ik een originele sleutel had gekregen, want het alarm ging er gewoon af en hij startte gewoon.
6.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 27 maart 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 37 e.v. van map 02).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte] :
Op 4 oktober 2018 ben ik rond kwart voor 5 in de ochtend afgezet nabij de vrachtwagen op Schiphol-Rijk. Ongeveer 7 minuten nadat ik ben afgezet ben ik met de vrachtwagen weggereden. Van Schiphol ben ik direct naar de [adres 1] gereden en daar is hij gelost. Daar zijn de pallets eruit gereden. Ik ben achteruit het erf opgereden. Bij mijn aankomst op de [adres 1] stonden mensen klaar op het terrein. Het lossen was heel snel gebeurd. Ze hebben de achterkant opgemaakt en (het hof begrijpt: de pallets) met een vorkheftruck en een pompwagen gelost. Ze zetten (het hof begrijpt: de pallets) in twee loodsen die recht achter mijn vrachtwagen stonden.
Naast de loodsen stond er op het terrein een woonhuis. Ik weet dat [verdachte] daar woont.
We zaten bij het lossen bij [verdachte] . [verdachte] was er wel bij. Hij heeft het hek open gemaakt en hij reed in de heftruck.
7.
Een proces-verbaal van 28 maart 2019, opgemaakt door mr. H.A. Stalenhoef, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland (op ongenummerde pagina’s).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 maart 2019 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
[verdachte] was bij het uitladen aanwezig.
8.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 juli 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 1] (het hof begrijpt: te [adres 1] ). Het elektrische hek gaat met een kastje open. De enigen die dat kunnen bedienen behalve ikzelf, zijn de kinderen en mijn vrouw. Mijn vrouw was thuis en heeft het hek niet opengemaakt. Het lijkt mij stug dat mijn dochter dat gedaan heeft.
9.
Een proces-verbaal ‘Tachograafdata onderzoek’ van 6 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde inspecteur van politie [verbalisant 1] , tachograafdata onderzoeker (doorgenummerde pagina 179 e.v. van map 01).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van [verbalisant 1] :
In de nacht van 3 op 4 oktober 2018 is er een trekker (kenteken: [kenteken 1] ) met oplegger ontvreemd in de omgeving van de [adres 2] te Schiphol. Mij zijn digitale tachograaf bestanden aangeleverd waarin de ritregistratie is opgeslagen.
Uit de aangeleverde digitale bestanden bleek mij het volgende. De data was voorzien van het kenteken [kenteken 1] conform informatie van de aanvrager. De aangeleverde data was gedownload vanuit een digitale tachograaf.
Mijn onderzoek richtte zich op het deel van de registratie d.d. donderdag 4 oktober 2018, tussen
02:53 uur en 04:11 uur (het hof begrijpt: corresponderend met de tijd in Nederland: tussen 04:53 uur en 06:11 uur). In mijn onderzoek heb ik de route gereconstrueerd vanaf plaats diefstal tot aan de vindplaats van de combinatie.
De combinatie, waarvan de trekker was voorzien van het kenteken [kenteken 1] heeft de volgende route gereden:
 Vanaf plaats diefstal is de combinatie via de [adres 2] te Schiphol, Anchoragelaan, Folkstoneweg, Carga Entrance, Rijkerdreef en Rozenburgdreef de autosnelweg A4 opgereden.
 Vervolgens reed de combinatie via de A4, A5, A9 en de A22 richting Beverwijk. Bij afrit 26 Beverwijk-Oost A22 verliet deze de autosnelweg.
 Aansluitend reed de combinatie via Parallelweg, Wijkermeerweg, Kanaalweg, Beveland en de [adres 1] naar de vermoedelijke losplaats, perceel [adres 1] (het hof begrijpt: te [adres 1] ).
 Na een moment van manoeuvreren stond de combinatie gedurende 36 minuten stil ter hoogte van perceel [adres 1] .
 Aansluitend vertrok de combinatie vandaar en reed via de [adres 1] , Duiveland, Gooiland, Flevoland en de Randweg te Beverwijk naar de plaats waar de combinatie werd achter-gelaten.