ECLI:NL:GHAMS:2022:3473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
200.319.263/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over geheimhoudingsplicht notaris in kort geding inzake testament en wilsbekwaamheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door twee onterfde familieleden tegen een notaris. De familieleden betwisten de geldigheid van een testament waarin een buurman als enige erfgenaam is benoemd. De notaris heeft slechts een deel van het dossier ter beschikking gesteld en beroept zich op haar geheimhoudingsplicht. De voorzieningenrechter heeft de notaris bevolen het volledige dossier over te leggen, wat de notaris in hoger beroep aanvecht. De zaak draait om de vraag of de notaris terecht een beroep doet op haar geheimhoudingsplicht, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de wilsbekwaamheid van de erflaatster op het moment van het opmaken van het testament. Het hof oordeelt dat het belang van de waarheidsvinding in dit geval zwaarder weegt dan de geheimhoudingsplicht van de notaris. Het hof bekrachtigt de beslissing van de voorzieningenrechter voor zover het gaat om de afgifte van de e-mail en correspondentie, maar houdt de beslissing over de aantekeningen van een getuige aan tot na haar verhoor. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere uitlatingen van partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer : 200.319.263/01 SKG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/724257 / KG ZA 22-906
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 december 2022
inzake
[appellante]
kantoor houdende te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. I. R. Köhne te Voorburg,
tegen
1. [geïntimeerde sub 1] ,,
wonend te [woonplaats 1] ,
2. [geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

Een oude dame heeft haar testament veranderd en een mantelzorgende buurman tot haar enige erfgenaam benoemd. Twee onterfde familieleden vechten de geldigheid van dat testament aan. Zij vorderen ten behoeve van door hen te leveren bewijs het complete dossier van de notaris. De notaris die op dit moment verantwoordelijk is voor het dossier heeft slechts enige stukken daaruit ter beschikking gesteld en beroept zich voor het overige op haar beroepsgeheim en verschoningsrecht. De voorzieningenrechter heeft bevolen dat zij het hele dossier overlegt. De notaris komt daartegen in dit spoedappel op.

2.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna (notaris) [appellante] of de notaris en [geïntimeerde sub 1] c.s. genoemd.
De notaris is bij dagvaarding van 21 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2022, in kort geding onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde sub 1] c.s. als eisers en de notaris als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat de grieven. De rolraadsheer heeft, naar aanleiding van het bericht dat een tweede kort geding zou worden gevoerd, behandeling als zogenoemd turbospoedappel toegestaan.
[geïntimeerde sub 1] c.s. hebben daarna een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 1 december 2022 doen bepleiten door hun voormelde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [geïntimeerde sub 1] c.s. hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd en bepaald op heden.
De notaris heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde sub 1] c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
De tante van [geïntimeerde sub 1] c.s., [erflaatsters] , hierna erflaatster
genoemd, is nooit getrouwd geweest en had geen kinderen. Zij heeft tot vier keer toe
een testament laten opmaken. In haar testamenten van 1976, 1984 en 1998 (waarover [geïntimeerde sub 1] c.s. de beschikking hebben gekregen na een daartoe strekkend vonnis) had zij telkens — kort gezegd — haar moeder en/of haar jongere broer [geïntimeerde sub 1] en/of diens kinderen ( [geïntimeerde sub 1] c.s.) tot haar enige erfgenamen benoemd.
3.2.
Op 27 oktober 2017 heeft erflaatster haar testament voor de laatste keer
gewijzigd. Zij heeft in dat testament haar eerdere wilsbeschikkingen herroepen en
haar buurman en mantelzorger [A] (hierna: [A] ) als enig erfgenaam en executeur benoemd.
3.3.
[A] houdt zich blijkens het handelsregister sinds 11 januari 2016
bezig met welzijnswerk voor ouderen, vanuit zijn eenmanszaak [eenmanszaak] .
3.4.
In het testament van 2017 staat als notaris vermeld mr. [B] ,
kandidaat-notaris, als waarnemer van notaris mr. [C] (hierna: [C] ). In december 2017 kwam aan het licht dat [C]
derdengelden van cliënten had verduisterd en stukken had vervalst om dat te
verhullen. Hij is toen meteen geschorst en in 2018 uit het ambt ontzet. In 2020 is hij
vanwege deze feiten veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en een beroepsverbod
van vijf jaar. [C] had ook andere notariële gedragsregels geschonden. Het kantoor van [C] bestaat niet meer.
3.5.
Bij beschikking van 28 mei 2019 zijn een bewindvoerder en een mentor
benoemd voor erflaatster. Anders dan verzocht heeft de kantonrechter daarbij niet
[A] maar een professionele bewindvoerder benoemd.
3.6.
Op 15 januari 2021 is erflaatster op 88-jarige leeftijd overleden. Haar
moeder en jongere broer waren al eerder overleden.
3.7.
In de eerste helft van 2021 heeft de kantonrechter op verzoek van [geïntimeerde sub 1] c.s.
[A] geschorst, en later ontslagen, als executeur testamentair, en de woning van
erflaatster verzegeld. De kantonrechter was van oordeel dat het bewindsdossier van
erflaatster aanleiding gaf om te twijfelen aan de intenties van [A] en de
geldigheid van het testament en zijn benoeming als erfgenaam.
3.8.
In augustus 2021 heeft [D ] ) op haar website een artikel
gepubliceerd onder de kop "Erfenis dementerende ouderen is makkelijke prooi voor
mantelzorgers". In dat artikel wordt onder meer ingegaan op de contacten van
[A] en erflaatster (onder andere namen). In het artikel schrijft [D ] dat zij
heeft ontdekt dat [A] ook een aanzienlijk deel van de erfenis van een andere buurvrouw heeft ontvangen. In het artikel staat dat [A] tegenover [D ] heeft
verklaard erbij te zijn geweest toen de notaris bij erflaatster langs kwam, omdat ze
slechthorend was.
3.9.
[geïntimeerde sub 1] c.s. zijn een bodemprocedure tegen [A] gestart. Inzet van die procedure is onder meer nietigverklaring van het in 2017 opgemaakte testament, op
de grond dat erflaatster ten tijde van het opmaken van dat testament niet meer
wilsbekwaam was als gevolg van een geestelijke stoornis. In die procedure is op
11 mei 2022 een tussenvonnis gewezen, waarin aan [geïntimeerde sub 1] c.s. is opgedragen te bewijzen dat erflaatster op 27 oktober 2017 vanwege een geestelijke stoornis niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen bij het aanpassen van haar testament.
3.10.
De huisartsenpraktijk waar erflaatster in haar laatste levensfase patiënt was,
heeft in september 2021 op last van de voorzieningenrechter het
medische dossier van erflaatster over de jaren 2015 tot en met 2018 aan [geïntimeerde sub 1] c.s. afgegeven.
3.11.
Op 21 september 2022 is prof. [E] , [E]
ouderengeneeskunde, door de bodemrechter als deskundige gehoord. In het proces- verbaal van dat verhoor staat onder meer het volgende:
Het dossier van mevrouw is zeer gebrekkig, zowel bij de huisarts als de POH. Dat heeft te maken met de gezondheidssituatie van mevrouw. Zij was echt een
zorgmijder. (…) In juni van het jaar dat zij haar testament wijzigde is zij opgenomen in de Amstelring. De gegevens uit Amstelring heb ik gezien. Dat zijn de meest
contemporaine gegevens gelet op de datum van het testament. Tijdens die opname is
regelmatig twijfel geuit aan de wisbekwaamheid van mevrouw. Dat had vooral te maken met medicatieweigering, behandelweigering, gebrek aan inzicht in de ernst van haar eigen gezondheidssituatie.
(...) Mevrouw is nog een keer opgenomen geweest, in Slotervaart, begin 2018. De gegevens die ik daarvan heb gezien komen overeen met die van Amstelring.
In die periode was bij mevrouw geen sprake van dementie. Mevrouw heeft wel een
psychiatrisch ziektebeeld en een persoonlijkheidsstoornis. Dat staat [er] niet met zoveel woorden, maar dat leid ik of uit het patroon van haar gedrag dat een constante is over de jaren heen. (…) Er is niet langjarig behandelcontact geweest waaruit een diagnose onderbouwd had kunnen worden. Mevrouw verbrak altijd het contact met hulpverleners.(…) Omdat de diagnostiek beperkt is geweest denk ik dat en
schizotypische persoonlijkheid het waarschijnlijkst is. De achterdocht past daarbij. En het verbreken van de contacten ook. Iemand met een persoonlijkheidsstoornis kan op depressieve op psychotische episodes hebben. Bij mevrouw is in 2010 een waanstoornis vastgesteld. Dat wil niet zeggen dat er
permanent een waanstoornis aanwezig was. Of haar wel steeds aanwezige achterdocht voortkwam uit een waanstoornis, kan ik niet zeggen. De achterdocht is kenmerk van de schizotypische en de paranoide persoonlijkheid.
Ben je met zo'n stoornis in staat om je wil te bepalen ter zake een nalatenschap?
lk twijfel daaraan. Achterdocht is geen goede raadgever. Achterdocht brengt je altijd in problemen en maakt dat je moeilijk in staat bent om een beslissing te maken over het opmaken van je testament. (…)
Als je kijkt naar wilsbekwaamheid ter zake een testament kijk je ook of de mensen vrij
plotseling afwijken van een in het verleden gehuldigd waardepatroon, zonder duidelijke motivatie. Als ik die notaris was geweest, had ik daar natuurlijk een vraag over gehad. (...) Als ik notaris was zou het voor mij een alarmsignaal zijn aangaande de wilsbekwaamheid als in een testament wettelijk erfgenamen zouden worden vervangen door een derde en al helemaal als die persoon van die derde afhankelijk zou zijn.
Heeft u aanleiding om te denken dat mevrouw in dit geval afhankelijk was?
Ja, als ik zo teruglees in het dossier, heb ik de indruk dat zij afhankelijk was van [A] . Met afhankelijk bedoel ik hier undue influence, ongepaste beïnvloeding. Daar moet je altijd op bedacht zijn als mensen mentaal kwetsbaar zijn. voor ons als hulpverlener is het belangrijk om grenzen in acht te nemen als patiënten van ons afhankelijk zijn. Dat geldt ook in dit soort kwesties. lk wil benadrukken dat ik niet zeg dat er in dit geval sprake was van ongepaste beinvloeding, wel dat er aanleiding was om daarop bedacht te zijn. (...)
3.12.
Op 14 september 2022 is K.J. van den Wijngaard als getuige gehoord. Hij heeft kort samengevat onder meer verklaard dat de eerste keer dat hij erflaatster sprak in het kader van de wijziging van het testament “in een verzorgingstehuis ofzo” was, dat hij niet had begrepen dat dat een psychiatrische afdeling was, dat hij de conceptwilsbeschikking heeft opgesteld, dat hij dat vaker deed, en dat erflaatster warrig was en steeds teruggreep naar personen die zij verwijten maakte en dat hij daarom aarzelingen had over haar wilsbekwaamheid, maar dat dat niet aan hem was. Hij heeft een groot aantal stukken aan de advocaat van [geïntimeerde sub 1] c.s. toegestuurd.
3.13.
Op 21 september 2022 is [F] als getuige gehoord. Hij heeft kort samengevat onder meer verklaard dat hij erflaatster in haar woning heeft gesproken over de uitvaart, dat hij een deel van de benodigde informatie van [A] had gekregen, dat [A] bij dat gesprek aanwezig was maar op afstand bleef en dat het huis en ook erflaatster zelf een onverzorgde indruk maakten.
3.14.
Op 23 september 2022 en wederom op 21 november 2022 is [A] als getuige gehoord. Hij heeft kort samengevat onder meer verklaard dat enige opmerkingen die hij ter comparitie heeft gemaakt niet kloppen, dat erflaatster geen internet had, dat hij samen met haar een bankrekening had waarover hij via internetbankieren kon beschikken, dat hij door nog een andere oude dame als erfgenaam is aangewezen, dat hij niet het idee had dat erflaatster psychotisch was, dat zij al langer haar testament wilde veranderen en dat hij niet de handtekening onder het testament heeft geplaatst. Zijn eigen telefoonnummer herkent hij aanvankelijk niet en op een aantal vragen kan hij geen antwoord geven.
3.15.
Oud kandidaat-notaris Weijman is op 21 november 2022 als getuige gehoord. Hij heeft zich bij een aantal vragen op zijn verschoningsrecht beroepen en voor het overige, kort samengevat, verklaard het dossier te hebben ingezien en zich het gezicht van erflaatster te kunnen herinneren. Hij weet dat hij bij haar in de woning is geweest. Hij heeft verklaard dat hij materieel de stappen van het Stappenplan
Beoordeling Wilsbekwaamheid heeft doorlopen en dat hij, als hij aarzeling had gehad over haar wilsbekwaamheid, de akte niet gepasseerd zou hebben. Hij kon zich niet herinneren of hij haar het testament heeft zien tekenen.
3.16.
[geïntimeerde sub 1] c.s. hebben door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) een schriftkundig onderzoek laten uitvoeren naar de echtheid van de handtekening van erflaatster onder het bestreden testament. Het NFO heeft, op basis van de kopie die ter beschikking was gesteld, geconcludeerd dat de kans dat de handtekening niet die van erflaatster is vele malen groter is dan de kans dat het een echte handtekening betreft. Daarbij is vermeld dat onderzoek van het originele testament, met de originele handtekening, meer duidelijkheid kan verschaffen.
3.17.
Notaris [appellante] is door de voorzitter van de Kamer voor het Notariaat benoemd tot waarnemer van het protocol van [C] . In die hoedanigheid heeft zij sindsdien de beschikking over het dossier van erflaatster.
3.18.
Op 23 september 2022 is notaris [appellante] gehoord als getuige. Zij heeft
een aantal vragen beantwoord, onder meer over de inhoud van het dossier van
erflaatster. Zij heeft verklaard in het dossier geen Stappenplan
Beoordeling Wilsbekwaamheid te hebben aangetroffen.
3.19.
Notaris [appellante] heeft niet voldaan aan het verzoek van eisers om het hele
dossier aan hen af te geven. Wel heeft zij, na afstemming met (de advocaat van)
[A] , aan [geïntimeerde sub 1] c.s. de informatie verstrekt die volgens haar niet onder haar
geheimhoudingsplicht valt. Het gaat om de hierna opgesomde stukken/informatie,
die gedeeltelijk onleesbaar zijn/is gemaakt door notaris [appellante] vanwege haar
geheimhoudingsplicht:
  • een bevestiging van inschrijving van het testament in het Centraal Testamentenregister;
  • het testament;
  • de uitdraai uit de agenda van oud-notaris [C] tot het passeren van het testament;
  • een brief van [G] (medewerkster van het kantoor; hierna: [G] ) aan erflaatster van 19 oktober 2017 met een bevestiging van de passeerafspraak en als bijlagen het testament in concept en een declaratie;
  • een e-mail van [G] aan [A] van 19 oktober 2017 met als bijlage het testament in concept en een declaratie. In de e-mail staat onder meer het volgende:
Zoals besproken treft u bijgaand de correspondentie die ik vandaag per post naar mw. [geïntimeerde sub 1] c.s. heb verzonden.
het testament in concept; en
een declaratie(...).
Op de uitdraai van deze e-mail staat de handgeschreven aantekening
tel contact 25 10 17 akte = ok;
  • een kopie van de identiteitskaart van erflaatster met daarop (i) een aantekening dat kandidaat-notaris Weijman het origineel heeft gezien op 27 oktober 2017, met een paraaf, en (ii) een stempel met handtekening van [G] dat erflaatster conform de geldende regels op 12 oktober 2017 is geïdentificeerd aan de hand van het legitimatiebewijs en dat daarvan een kopie is gemaakt. In de kopie die aan eisers is verstrekt, heeft notaris [appellante] de datum van afgifte van de identiteitskaart onleesbaar gemaakt;
  • een uitdraai uit het systeem van kantoor [C] met daarop de handgeschreven aantekeningen
  • de laatste pagina van correspondentie van erflaatster aan een geadresseerde die notaris [appellante] heeft afgeschermd vanwege haar geheimhoudingsplicht. Boven de handtekening van erflaatster staat de plaats en datum van ondertekening vermeld ( [plaats] , 11 september 2017).
3.20.
[G] heeft in een e-mail van 27 oktober 2022 bevestigd dat zij de
handgeschreven aantekeningen in het dossier heeft gemaakt.
Zij zal in de hiervoor onder 3.9 bedoelde bodemprocedure als getuige worden gehoord op 16 december 2022.

4.Beoordeling

4.1
De voorzieningenrechter heeft de vordering toegewezen met als motivering, kort weergegeven, dat zich in dit geval zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap de verschoningsgerechtigde als zodanig is toevertrouwd – zwaarder weegt dan het verschoningsrecht (en de geheimhoudingsplicht) van de notaris. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de notaris met haar twee grieven op.
De reden voor het (alsnog) behandelen van deze zaak als turbospoedappel is gelegen in de omstandigheid dat de notaris geen gevolg heeft gegeven aan de veroordeling van de voorzieningenrechter om het dossier af te geven en dat daarom per 1 december 2022 een nieuw kort geding aanhangig was gemaakt, waarin onder meer werd gevorderd alsnog een dwangsom aan de veroordeling te verbinden. Dat kort geding is volgens mededelingen van partijen ter zitting aangehouden tot na de uitspraak van dit arrest.
De notaris heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat zij zal voldoen aan hetgeen het hof in dit arrest beslist.
4.2
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde sub 1] c.s. afgifte vorderen van het gehele bij de notaris aanwezige (notaris)dossier, zoals in het lichaam van de inleidende dagvaarding nader uitgewerkt. Dit is, zoals vermeld, door de voorzieningenrechter toegewezen. In de memorie van antwoord is (alleen) tot bekrachtiging van het vonnis geconcludeerd. Onder het dossier vallen, mede gelet op de toelichting van de vordering in de inleidende dagvaarding, niet de mogelijk op de server aanwezige gegevens. Voor zover de opmerkingen zijdens [geïntimeerde sub 1] c.s. ter zitting moeten worden opgevat als een vermeerdering van eis op dat punt, is niet voldaan aan de daarvoor geldende eisen. Nu de vordering daarop niet ziet en daarover dus geen beslissingen genomen worden behoeft ook geen bespreking of die gegevens voldoende bepaald zijn, of de geheimhoudingsplicht daarop ziet, of van de notaris kan worden verwacht dat zij daarnaar nader onderzoek doet en hetgeen verder in dit verband is aangevoerd.
4.3
Grief 1 klaagt dat de voorzieningenrechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het belang van de waarheidsvinding in dit geval zwaarder weegt dan de geheimhoudingsplicht. Grief 2 heeft geen zelfstandige betekenis.
Niet ter discussie staat dat [geïntimeerde sub 1] c.s. belang hebben bij de gevraagde stukken, dat zij partij zijn bij een rechtsbetrekking waarop die stukken zien en dat de notaris beschikt over de stukken. Of de notaris, gelet op artikel 22 Wet op het notarisambt (Wna) en de vaste jurisprudentie sedert het
Notaris Maasarrest (HR 1 maart 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9066), terecht een beroep doet op de geheimhoudingsplicht hangt (met name) af van het antwoord op de vraag of het gaat om stukken die aan de notaris in zijn hoedanigheid van notaris zijn toevertrouwd.
Ter voorkoming van misverstand merkt het hof op dat, nu de notaris zich slechts op haar geheimhoudingsplicht op grond van artikel 22 Wna beroept, andere redenen om stukken niet ter beschikking te stellen, wat daarvan verder zij, als irrelevant buiten beschouwing moeten blijven.
4.4
De notaris heeft een eerste schifting gemaakt van stukken die aan [geïntimeerde sub 1] c.s. ter beschikking gesteld konden worden. Dat is inmiddels gebeurd (zie 3.19 hiervoor). Het hof gaat ervan uit dat de huidige vordering daarop niet ziet (en dus bijvoorbeeld niet strekt tot het ter beschikking stellen van die stukken zonder dat daarin passages zijn zwartgemaakt).
Ter zitting heeft de notaris toegelicht dat, buiten de reeds verstrekte stukken die hiervoor onder 3.19 zijn genoemd, in het dossier verder nog drie categorieën stukken aanwezig zijn, te weten een e-mail, correspondentie en/of (correspondentie met) een stuk (hierna te noemen: de correspondentie), en de aantekeningen van [G] . Het hof gaat ervan uit dat deze opmerkingen juist zijn en zal dus over deze drie categorieën beslissen.
Daarbij neemt het hof tot uitgangspunt dat het weliswaar aan de notaris is om te bepalen welke stukken onder de geheimhoudingsplicht vallen en welke niet en dat deze daarop slechts beperkte toelichting kan verstrekken om te voorkomen dat toch geopenbaard wordt wat verborgen moet blijven, maar dat in deze zaak wel meer eisen gesteld moeten worden. In dit bijzondere geval is immers aan [appellante] zelf als notaris niets toevertrouwd; zij beschikt slechts over het dossier omdat zij over het protocol beschikt. Zij heeft erflaatster nooit ontmoet en alle informatie waarover zij beschikt, buiten de stukken zelf, is van horen zeggen. Dat betekent dat het met name aankomt op de aard van de stukken.
4.5
Dat de e-mail heeft te gelden als door erflaatster aan de notaris toevertrouwd is redelijkerwijs uitgesloten, nu vast staat dat erflaatster niet over een e-mail account beschikte. Dat wil dus zeggen dat die e-mail van een ander dan erflaatster afkomstig en/of voor een ander bestemd moet zijn geweest. Het had op de weg van de notaris gelegen om nader toe te lichten waarom, in die bijzondere omstandigheden, deze toch onder de geheimhoudingsplicht valt. Dat had zij kunnen doen zonder iets omtrent de inhoud te openbaren, maar dat heeft zij niet gedaan. Tegen die achtergrond is het beroep op de geheimhoudingsplicht onbegrijpelijk.
4.6
Voor de correspondentie geldt dat onaannemelijk is, gelet op hetgeen vast staat omtrent de toestand van erflaatster, dat zij met het oog op het opmaken van de akte zelf met het kantoor van de notaris heeft gecorrespondeerd. Denkbaar is echter dat het gaat om oudere correspondentie. Ook daarvoor geldt echter dat de notaris niets heeft toegelicht, zelfs niet of het brieven (of andere berichten) van erflaatster betreft. Dat had zij kunnen doen zonder iets omtrent de inhoud te openbaren. Ook in dit verband is van belang dat het gaat om een overleden cliënt met wie [appellante] zelf geen contact heeft gehad. In die situatie, en in aanmerking nemende dat het gaat om een kantoor waarvan vast staat dat zich daar ongeregeldheden hebben voorgedaan zodat ook de dossiervorming mogelijk niet naar behoren is geweest, is een uitzondering op haar plaats op het uitgangspunt dat het aan de notaris is om te bepalen welke stukken onder de geheimhoudingsplicht vallen, zonder dat zij die selectie nader hoeft toe te lichten. [appellante] had haar standpunt dus nader dienen te onderbouwen. De ter zitting aan de orde gestelde precedentwerking van deze beslissing is beperkt vanwege het grote gewicht van de bijzondere feiten en omstandigheden in deze zaak.
Het is verder niet aannemelijk dat het om een hengeltochtje zou gaan, zoals de notaris ter zitting aanvoerde, nu immers de notaris zelf de aanwezigheid van deze stukken in het testamentsdossier van erflaatster heeft meegedeeld. Van [geïntimeerde sub 1] c.s. kon niet worden verlangd dat zij deze stukken concreter omschreven, juist gelet op de door de notaris betrachte geheimhouding. Dit alles klemt te meer nu van deze stukken niet aannemelijk is (en door [appellante] ook niet is gesteld) dat [geïntimeerde sub 1] c.s. op andere wijze van de inhoud daarvan op de hoogte kunnen geraken.
4.7
Dat is anders wat de aantekeningen van [G] betreft. Ter zitting is door de notaris medegedeeld dat zij het dossier aan [G] ter beschikking zal stellen, in het bijzonder deze aantekeningen, voordat [G] op 16 december 2022 als getuige gehoord wordt. Dat getuigenverhoor is bij uitstek de gelegenheid om nader bewijsmateriaal te vergaren dat dienstig is in het kader van de bewijsopdracht. Uit het thans beschikbare materiaal volgt immers dat [G] zelf contact heeft gehad met erflaatster in de relevante periode. In beginsel zal zij vragen aangaande de wilsbekwaamheid van erflaatster kunnen beantwoorden zonder dat haar (afgeleide) verschoningsrecht daaraan in de weg staat. Ook dat verschoningsrecht ziet immers louter op hetgeen aan haar is toevertrouwd in voormelde zin. Dat betekent dat, voor zover die aantekeningen inzicht geven in die wilsbekwaamheid, [G] ook daarover onder ede vragen zal kunnen beantwoorden. Dat verhoor dient dan ook te worden afgewacht.
Van deze aantekeningen kan overigens niet worden uitgesloten dat het materie betreft die wel heeft te gelden als aan de notaris (klerk) toevertrouwd, zodat in zoverre het beroep op de (afgeleide) geheimhoudingsplicht terecht is gedaan; of dat het geval is kan tijdens bedoeld verhoor ook met de getuige worden besproken. Of, in geval van positieve beantwoording van de hierbedoelde vraag, sprake is van zodanig uitzonderlijke omstandigheden dat het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan dat van de vertrouwelijkheid kan echter nu, gelet op het voorgaande, nog niet beslist worden en het hof zal de zaak daarom op dit punt aanhouden. Wellicht bestaat na het verhoor van [G] , mede gelet op het verder reeds verzamelde bewijs, geen behoefte meer aan de aantekeningen. In dat verband is ook van belang dat de notaris ter zitting heeft toegezegd dat het originele testament ter beschikking zal worden gesteld, zodat nader schriftkundig onderzoek naar de echtheid van de handtekening kan worden gedaan.
Als die behoefte er dan nog wel is zullen [geïntimeerde sub 1] c.s. die nader kunnen toelichten in een akte, waarna de notaris kan reageren.
4.8
De grieven slagen ten dele. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd voor zover het ziet op het overleggen van de e-mail en de correspondentie.
Voor zover het gaat om de aantekeningen van [G] wordt de beslissing aangehouden totdat [G] als getuige is gehoord. De zaak wordt in verband hiermee verwezen naar de rol voor uitlatingen van partijen.
De beslissing omtrent de proceskosten wordt aangehouden.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover de daarin uitgesproken veroordeling ziet op het verschaffen van de tot het dossier van erflaatster behorende e-mail en de zich in dat dossier bevindende correspondentie, met dien verstande dat dit verschaffen uiterlijk vrijdag 9 december 2022 17:00 uur dient te zijn geschied;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen
houdt aan de beslissing aangaande de zich in het dossier van erflaatster bevindende aantekeningen van [G] tot na haar verhoor als getuige en verwijst de zaak in verband hiermee naar de rol van 24 januari 2023, voor akte aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] c.s.;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en H. Struik en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 december 2022.