ECLI:NL:GHAMS:2022:3461

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
200.315.989/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake contact- en straatverbod na geweldsdelict tussen buren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland. De voorzieningenrechter had in kort geding een contact- en straatverbod opgelegd aan [appellant] na een ernstig geweldsdelict dat hij had gepleegd tegen [geïntimeerde 1]. De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] en [geïntimeerde 1] zijn buren en hebben sinds 2000 conflicten met elkaar. Op 20 april 2022 heeft [appellant] [geïntimeerde 1] met een hamer op het hoofd geslagen, wat leidde tot zijn aanhouding en voorlopige hechtenis. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was voor de gevorderde verboden, gezien de kans op herhaling van geweld. In hoger beroep heeft [appellant] de toewijzing van het contact- en straatverbod betwist, maar het hof oordeelde dat de ernst van het geweldsdelict en het gevaar voor herhaling voldoende rechtvaardigen dat [geïntimeerde 1] beschermd moet worden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.989/01 SKG
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/328269/KG ZA 22-248
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 december 2022
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde 1],
en
[geïntimeerde 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. R.M. Vessies te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] , [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] genoemd. Gezamenlijk worden [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ook aangeduid met [geïntimeerde 1] c.s.
[appellant] is bij dagvaarding van 4 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland van 13 juli 2022, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer in kort geding gewezen tussen [geïntimeerde 1] c.s. als eisers en [appellant] als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven. Op de rol heeft [appellant] geconcludeerd overeenkomstig die dagvaarding. Vervolgens hebben [geïntimeerde 1] c.s. een memorie van antwoord ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft, zakelijk weergegeven, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen, alsnog de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. zal afwijzen en [geïntimeerde 1] c.s. zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde 1] c.s. heeft, zakelijk weergegeven, geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.5 de feiten opgesomd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat zijn die feiten de volgende.
a. Partijen zijn sinds 2000 buren van elkaar. Vanaf 2003 zijn tussen hen diverse conflicten ontstaan. [geïntimeerde 1] c.s. hebben zich bij verscheidene instanties beklaagd over geluidsoverlast, vernielingen, dierenmishandeling en voortdurend ongewenst contact zoeken van de zijde van [appellant] .
b. Op 11 september 2019 heeft mr. F.M. Visser in het kader van het televisieprogramma ‘Mr. Frank Visser doet uitspraak’ op verzoek van partijen een bindend advies gegeven over hun geschil. Dat bindend advies houdt in, voor zover relevant:
d. Het wordt partijen met onmiddellijke ingang verboden om op welke manier dan ook contact met elkaar te hebben, te zoeken of op te nemen, anders dan via korte, zakelijke briefjes, en alleen als daartoe een dringende noodzaak bestaat. Indien partijen, of één van hen, zich daaraan niet houdt, verbeurt de overtreder van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 100,-- per keer aan de andere partij, met een maximum van € 10.000,--. Een en ander geldt als een hoofdelijke verplichting van zowel [ [appellant] en zijn echtgenote] als van [ [geïntimeerde 1] c.s.].
e. Het wordt partijen met onmiddellijke ingang verboden om te schelden, te dreigen, te vernielen en/of te mishandelen. Indien partijen, of één van hen, zich daaraan niet houdt, verbeurt de overtreder van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 200,-- per keer aan de andere partij, met een maximum van € 20.000,--. Een en ander geldt als een hoofdelijke verplichting van zowel [ [appellant] en zijn echtgenote] als van [ [geïntimeerde 1] c.s.].
c. Op 20 april 2022 heeft [appellant] in een supermarkt in de buurt van de woningen van partijen [geïntimeerde 1] met een hamer op het hoofd geslagen. [geïntimeerde 1] heeft daarbij letsel opgelopen. [appellant] is op heterdaad aangehouden op verdenking van poging tot doodslag of zware mishandeling en in bewaring gesteld. De voorlopige hechtenis is daarna een aantal malen verlengd. Op 25 juli 2022 heeft een pro forma-behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.

3.Beoordeling

De procedure in eerste aanleg
3.1
[geïntimeerde 1] c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd, samengevat:
I. [appellant] te verbieden om gedurende één jaar vanaf het tijdstip van betekening van het te wijzen vonnis zonder voorafgaande toestemming van [geïntimeerde 1] c.s. op enige wijze direct of indirect contact op te nemen met [geïntimeerde 1] c.s., dat wil zeggen in ieder geval niet in persoon, niet per brief, niet telefonisch, niet per sms, niet per Whatsapp, niet per Facebook, niet via Twitter, niet per LinkedIn en niet per e-mail;
II. [appellant] te verbieden om gedurende één jaar na betekening van het te wijzen vonnis zich te bevinden en te begeven in het gebied bestaande uit een aantal straten rondom de woningen van partijen;
III. [appellant] te veroordelen om, in geval hij na betekening van het te wijzen vonnis het straatverbod en/of het contactverbod overtreedt, aan [geïntimeerde 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 1.000,= per keer, tot een maximum van € 250.000,=;
IV. [geïntimeerde 1] c.s. te machtigen om zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en/of justitie voornoemd straat- en contactverbod ten uitvoer te leggen;
V. [appellant] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde 1] c.s. van een bedrag van € 300,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2020 tot de voldoening, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.
3.2
[geïntimeerde 1] c.s. hebben aan hun vorderingen onder I en II ten grondslag gelegd dat zij door de mishandeling van [geïntimeerde 1] door [appellant] zeer bang voor hem zijn geworden, te meer nu zij de indruk hebben dat het psychisch heel slecht met hem gaat. Hierdoor vrezen zij ernstig voor een herhaling van het geweld als [appellant] uit voorlopige hechtenis mocht worden ontslagen. Aan de vordering onder III hebben [geïntimeerde 1] c.s. ten grondslag gelegd dat [appellant] door zijn handelen op 20 april 2022 de verboden d. en e. uit het bindend advies heeft overtreden.
3.3
[appellant] heeft zich verweerd tegen de vorderingen. Hij heeft bestreden dat [geïntimeerde 1] c.s. een spoedeisend belang hebben bij het gevorderde straatverbod en de vordering tot betaling (vordering II en V) en heeft zich bereid verklaard vrijwillig af te zien van contact met [geïntimeerde 1] c.s. (vordering I).
3.4
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat [geïntimeerde 1] c.s. een voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde verboden, omdat de kans bestaat dat [appellant] op enig moment uit de voorlopige hechtenis wordt ontslagen. Ook met betrekking tot de geldvordering heeft de voorzieningenrechter een voldoende spoedeisend belang aanwezig geacht, omdat voldoende waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemzaak zal worden toegewezen en slechts een gering restitutierisico bestaat. De voorzieningenrechter heeft het contactverbod toegewezen zoals gevorderd (met uitzondering van contact via zijn advocaat en met uitzondering van de gevorderde machtiging sterke arm). Ook het straatverbod heeft de voorzieningenrechter toegewezen, maar dat is beperkt tot een kleiner gebied rond de woningen van partijen. De dwangsom is gematigd tot € 250,= per keer met een maximum van € 25.000,=. Ook de geldvordering is toegewezen en [appellant] is in de kosten van het geding veroordeeld.
De procedure in hoger beroep
3.5
[appellant] heeft in hoger beroep tegen de toewijzing van het contact- en het straatverbod en de oplegging van een dwangsom vier grieven aangevoerd. Met die grieven, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, voert [appellant] het volgende aan. [appellant] erkent dat er een lange voorgeschiedenis is met tal van incidenten tussen partijen, maar hij meent dat ook [geïntimeerde 1] c.s. daaraan schuld hebben. Ook is het niet juist dat hij, zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen, [geïntimeerde 1] in de supermarkt heeft opgezocht; hij kwam daar om gewoon boodschappen te doen. Hij realiseert zich desalniettemin dat het verstandig is om te verhuizen naar een andere woning en hij is daarnaar op zoek, maar vanuit detentie is dat moeilijk te regelen. Omdat [appellant] in voorlopige hechtenis zit, is er geen spoedeisend belang bij het gevorderde contact- en straatverbod. Het straatverbod is bovendien een te grote beperking van de bewegingsvrijheid van [appellant] , terwijl niet is gebleken van een reële dreiging van vergelijkbaar toekomstig onrechtmatig handelen. In zoverre is het straatverbod strijdig met artikel 5 EVRM. Het opgelegde verbod is ook van een onevenredig lange duur. [appellant] heeft verklaard zich aan het contactverbod te zullen houden, dus de oplegging daarvan is onnodig. Naar verwachting zal [appellant] voordat hij vrij komt de beschikking hebben over een andere woning. Voor een verhuizing zal [appellant] echter wel zijn woning moeten kunnen betreden en de directe omgeving daarvan. De echtgenote van [appellant] is niet in staat de verhuizing te verzorgen. Ten slotte is de extra prikkel van een dwangsom voor het contactverbod niet nodig, aldus nog steeds [appellant] .
3.6
In dit geding is voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] zich tegenover [geïntimeerde 1] heeft schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict, dat in ieder geval op dat moment volstrekt niet uitgelokt was. Dit handelen, de verklaring van [appellant] in het strafdossier daarover en zijn gedragingen in het verleden geven blijk van een fixatie van [appellant] op zijn buren [geïntimeerde 1] c.s. De echtgenote van [appellant] heeft in haar verklaring tegenover de politie met zoveel woorden verklaard dat sinds [geïntimeerde 1] c.s. succesvol hebben geklaagd over geluidsoverlast, [appellant] bewust bezig is hen te pesten en zich niets aantrekt van de vermaningen van zijn echtgenote om daarmee te stoppen. Uit een en ander leidt het hof af dat gevaar voor herhaling bestaat zodra [appellant] weer op vrije voeten zou komen en weer in zijn woning zou trekken. Weliswaar bevindt [appellant] zich op dit moment in voorlopige hechtenis, maar het voortduren daarvan is geenszins zeker. Ook is in deze tijd van woningnood geenszins zeker dat het [appellant] zal lukken tijdig, dat wil zeggen voordat hij op vrije voeten wordt gesteld, andere woonruimte te vinden. Nu serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat [appellant] binnen afzienbare tijd weer vrij zal zijn en - bij gebreke van andere huisvesting - weer naast [geïntimeerde 1] c.s. gaat wonen, hebben [geïntimeerde 1] c.s. een voldoende spoedeisend belang bij de door hen gevorderde verboden.
3.7
Het feit dat [appellant] in dit geding heeft toegezegd geen contact te zullen opnemen met [geïntimeerde 1] c.s. is geen reden om het gevorderde contactverbod af te wijzen of om daaraan geen dwangsom te verbinden. Het bindende advies heeft in het verleden niet gewerkt en gevreesd moet worden dat de hiervoor omschreven gefixeerdheid op [geïntimeerde 1] c.s. zich weer laat gelden zodra [appellant] meer vrijheid heeft. [geïntimeerde 1] c.s. hebben het recht in ieder geval gedurende enige tijd verschoond te blijven van contact met [appellant] . Een verbod met dwangsom kan daartoe bijdragen. De gevorderde duur van het verbod (een jaar) acht het hof proportioneel.
3.8
Het hof realiseert zich dat een straatverbod zoals door de voorzieningenrechter opgelegd [appellant] niet alleen beperkt in zijn bewegingsvrijheid (zodra hij weer vrij is), maar hem ook verhindert in zijn eigen huis te wonen en daarmee dus een inbreuk vormt op zijn huisrecht. Naar het oordeel van het hof is die inbreuk echter gerechtvaardigd door de grote ernst van het gebeurde in samenhang met het hiervoor al gesignaleerde gevaar voor herhaling. Van [geïntimeerde 1] c.s. kan niet worden gevergd dat zij verdragen dat [appellant] mogelijk over korte tijd weer hun buurman wordt en zij dan in angst moeten leven of hij nogmaals geweld zal gebruiken. Ook de gevorderde duur van dit verbod (een jaar) is proportioneel.
3.9
Het hof heeft goede nota genomen van de toezegging van [geïntimeerde 1] c.s. dat het [appellant] zal worden toegestaan verhuisactiviteiten te verrichten op tijdstippen die vooraf door de wederzijdse advocaten worden afgesproken. Met inachtneming van deze toezegging is het gevorderde straatverbod ook in hoger beroep toewijsbaar.
3.1
De hoogte van de door de voorzieningenrechter uitgesproken dwangsom acht ook het hof in overeenstemming met de zwaarte van deze zaak.
3.11
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de grieven geen succes hebben. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 1] c.s. begroot op € 343,= aan verschotten en € 2.228,= voor salaris;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, E.M. Polak en M.E. Hinskens - van Neck en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.