ECLI:NL:GHAMS:2022:3434
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing van ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van hulpverlening en gezinsproblemen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De moeder van de minderjarige, die alleen het gezag uitoefent, had in hoger beroep verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat deze volgens haar geen positieve bijdrage levert aan de situatie van het gezin. De GI, die als verweerster optrad, was van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was, maar het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling geen oplossing bood voor de problemen binnen het gezin en zelfs extra stress veroorzaakte.
De procedure begon met een verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, die eerder was ingesteld op 28 april 2021. De kinderrechter had deze verlengd tot 28 april 2023. De moeder voerde aan dat er geen hulpverlening op gang was gekomen en dat de ondertoezichtstelling de situatie verergerde. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de zitting op 3 november 2022, waar ook de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
Het hof concludeerde dat, ondanks de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, de ondertoezichtstelling niet bijdroeg aan een oplossing van de problemen. De moeder weigerde mee te werken aan hulpverlening, en de GI had geen zicht op verbetering. Het hof heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling met ingang van 6 december 2022 op te heffen, en de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen voor de periode na deze datum. De beslissing werd genomen met het oog op het welzijn van de minderjarige, waarbij het hof de stress en de negatieve impact van de ondertoezichtstelling op het gezin in overweging nam.