ECLI:NL:GHAMS:2022:3434

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
200.312.540/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van hulpverlening en gezinsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De moeder van de minderjarige, die alleen het gezag uitoefent, had in hoger beroep verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat deze volgens haar geen positieve bijdrage levert aan de situatie van het gezin. De GI, die als verweerster optrad, was van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was, maar het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling geen oplossing bood voor de problemen binnen het gezin en zelfs extra stress veroorzaakte.

De procedure begon met een verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, die eerder was ingesteld op 28 april 2021. De kinderrechter had deze verlengd tot 28 april 2023. De moeder voerde aan dat er geen hulpverlening op gang was gekomen en dat de ondertoezichtstelling de situatie verergerde. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de zitting op 3 november 2022, waar ook de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

Het hof concludeerde dat, ondanks de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, de ondertoezichtstelling niet bijdroeg aan een oplossing van de problemen. De moeder weigerde mee te werken aan hulpverlening, en de GI had geen zicht op verbetering. Het hof heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling met ingang van 6 december 2022 op te heffen, en de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen voor de periode na deze datum. De beslissing werd genomen met het oog op het welzijn van de minderjarige, waarbij het hof de stress en de negatieve impact van de ondertoezichtstelling op het gezin in overweging nam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.312.540/01
zaaknummer rechtbank: C/13/714140 / JE RK 22-128
beschikking van de meervoudige kamer van 6 december 2022 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] ,
gevestigd te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Het hof heeft als belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
Het hof heeft als informant aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader).
Het hof heeft advies gevraagd aan:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.De procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- een beroepschrift van de zijde van de moeder van 20 juni 2022 met bijlagen, en
- een verweerschrift van de zijde van de GI van 31 augustus 2022 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling (hierna: de zitting) heeft op 3 november 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Voor de moeder is mevrouw T. Oolman-Bakah opgetreden als tolk in de taal Twi,
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.R. Brouwer te Amsterdam, en
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw I. Stuifbergen.
2.3
Op de zitting heeft de GI een verslag van de basisschool van [minderjarige] van oktober 2022 overgelegd. De moeder en haar advocaat hadden dat verslag al eerder gekregen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie gehad. Uit die relatie is [minderjarige] geboren [in] 2016 te [plaats A] . De moeder oefent alleen het gezag uit over [minderjarige] . De vader is de verwekker en dus de biologische vader van [minderjarige] .
3.2
[minderjarige] woont bij de moeder. [minderjarige] heeft geen omgang met de vader. De vader heeft [minderjarige] niet erkend. Het hof heeft op 22 september 2022 een verzoek van de vader om hem vervangende toestemming voor erkenning te verlenen afgewezen.
3.3
[minderjarige] is op 28 april 2021 onder toezicht van de GI gesteld tot 28 april 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking op verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 28 april 2022 tot 28 april 2023.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidende verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt het door de moeder ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Uit artikel 260, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verband met artikel 255, eerste lid, BW volgt dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige kan verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Standpunten van partijen
5.2
De moeder wil dat de ondertoezichtstelling eindigt, omdat die niets positiefs brengt. De ondertoezichtstelling veroorzaakt onnodige stress. De moeder wil geen verplichte hulpverlening. Na anderhalf jaar is er geen hulp op gang gekomen vanuit de ondertoezichtstelling, en [minderjarige] heeft toch veel vooruitgang geboekt. Daaruit blijkt volgens de moeder dat een ondertoezichtstelling helemaal niet nodig is. Integendeel, het verstoort juist de noodzakelijke rust.
5.3
De GI is nog steeds bezorgd over [minderjarige] . Er is voor [minderjarige] geen enkele mogelijkheid om informatie over haar vader te krijgen, want de moeder raakt erg gestrest zodra de vader ter sprake komt. Ook kan de moeder ondersteuning in de opvoeding gebruiken. Daarnaast zou het goed zijn als [minderjarige] traumabehandeling zou krijgen. Tot nu toe is het echter niet gelukt om de noodzakelijke hulp ook daadwerkelijk in te zetten. De GI weet niet hoe de ondertoezichtstelling alsnog kan bijdragen aan verbetering van de problemen. De moeder blijft weigeren mee te werken aan hulp en een verdergaande maatregel - zoals een uithuisplaatsing - is niet in het belang van [minderjarige] .
Informatie van de vader
5.4
De vader heeft verteld dat hij in de toekomst contact wil met [minderjarige] . De vader maakt zich zorgen over [minderjarige] . Omdat de moeder geen hulpverlening wil, dreigt de vader buiten beeld te blijven bij [minderjarige] .
Advies van de raad
5.5
De raad heeft naar voren gebracht dat een ondertoezichtstelling wel nodig is, maar dat onduidelijk is of deze gaat helpen. [minderjarige] wordt in haar ontwikkeling bedreigd doordat de moeder trauma’s heeft, onder meer door de gebeurtenissen met de vader. Als de moeder en [minderjarige] daar geen hulp voor krijgen, kan [minderjarige] de trauma’s van de moeder overnemen. [minderjarige] kan daardoor emotioneel geblokkeerd raken ten opzicht van haar vader. Omdat de moeder echter nergens aan meewerkt, is de ondertoezichtstelling moeilijk uit te voeren.
Beoordeling door het hof
5.6
In het leven van [minderjarige] is veel gebeurd. Volgens de moeder was de vader gewelddadig tijdens hun relatie. Ook na het einde van de relatie hadden de moeder en de vader veel conflicten. Zo kwam de vader vaak bij de moeder aan de deur, terwijl de moeder dat niet wilde. De vader is veroordeeld voor bedreiging van de moeder in 2019. [minderjarige] was soms aanwezig als haar vader zich dreigend gedroeg.
De moeder wil absoluut niet dat [minderjarige] contact heeft met haar vader. Nadat de vader had verzocht om vervangende toestemming om [minderjarige] te erkennen, heeft de moeder [minderjarige] in de zomer van 2019 in Ghana bij familie achtergelaten. De moeder heeft [minderjarige] pas terug naar Nederland gehaald nadat het hof het verzoek van de vader had afgewezen in september 2020.
De vader heeft lange tijd (tot februari 2021) een contactverbod gehad. Sindsdien is er tussen de ouders niets meer voorgevallen.
5.7
De moeder heeft door de gebeurtenissen met de vader trauma’s opgelopen. Zij heeft nog geen hulp gehad bij de verwerking daarvan. Zoals de raad op de zitting heeft uitgelegd, zijn kinderen heel gevoelig voor trauma’s van hun ouders. De moeder kan haar trauma’s daardoor overbrengen op [minderjarige] . De moeder is in elk geval nog steeds erg bang voor de vader en boos op hem. De moeder reageert daardoor heel negatief als de vader ter sprake komt, ook als [minderjarige] daarbij aanwezig is. [minderjarige] krijgt op die manier een eenzijdig en negatief beeld van haar vader.
Daarnaast krijgt [minderjarige] geen hulp voor het verwerken van gebeurtenissen die ze zelf heeft meegemaakt, zoals het dreigend gedrag van haar vader of het van de een op de andere dag zonder haar moeder en zusjes in Ghana achterblijven.
Ook zijn er zorgen over hoe de moeder op [minderjarige] reageert. Volgens de GI dreigt de moeder bijvoorbeeld [minderjarige] naar Ghana te sturen als ze niet goed oplet op school.
5.8
Het is dus duidelijk dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] . De ondertoezichtstelling heeft er helaas tot nu toe niet voor gezorgd dat er hulp is gekomen voor het gezin. Tot december 2021 waren er veel wisselingen van gezinsmanager. Daardoor was het lastig om goed contact te krijgen met de moeder. Vanaf december 2021 heeft [minderjarige] dezelfde gezinsmanager. Het is echter nog steeds niet gelukt om hulp op gang te brengen en de moeder weigert de gezinsmanager en andere hulpverleners haar woning binnen te laten. Er is een patroon waarbij de moeder soms iets meer open lijkt te staan voor hulp, maar daarna toch niet meewerkt.
Wat niet helpt in de samenwerking tussen de GI en de moeder is dat de GI wil dat wordt onderzocht of het goed is voor [minderjarige] om in de toekomst weer contact te hebben met haar vader. De moeder wil absoluut niet dat [minderjarige] ooit weer contact krijgt met haar vader en wil ook niet dat dat wordt onderzocht. De moeder krijgt duidelijk veel stress van het idee dat de vader weer betrokken zou raken in het leven van [minderjarige] . De moeder heeft eerder gezegd dat ze [minderjarige] opnieuw naar Ghana zal sturen, als de vader weer contact mag hebben met [minderjarige] .
5.9
De moeder heeft wel goed contact met de basisschool van [minderjarige] . [minderjarige] laat vooruitgang zien op school. De school heeft op dit moment geen zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] loopt op sommige gebieden wel achter, zoals op het gebied van taal en rekenen, maar de moeder werkt mee aan onderzoek en hulpverlening die vanuit school wordt ingezet, zoals een intelligentieonderzoek, logopedie en ergotherapie.
5.9
Het hof maakt zich zorgen over [minderjarige] , met name over de trauma’s in het gezin, die niet worden behandeld. Het is nodig dat het gezin hulpverlening krijgt, maar dat is ondanks de ondertoezichtstelling niet gelukt, ook niet nu dezelfde gezinsmanager al langere tijd betrokken is. Het is niet te verwachten dat dat in de toekomst verandert. De moeder is immers niet van plan in de toekomst wel mee te werken aan hulpverlening vanuit de ondertoezichtstelling. Hoewel de moeder niet meewerkt aan hulpverlening, waar dit wel nodig is, vindt het hof toch niet dat een verdergaande maatregel zoals uithuisplaatsing in het belang van [minderjarige] is, dit omdat die maatregel niet door de omstandigheden wordt gerechtvaardigd.
Het hof staat nu voor de vraag hoe verder in het kader van de ondertoezichtstelling. Gelet op wat er hiervoor is geschreven levert de ondertoezichtstelling geen bijdrage aan oplossing van de problemen, terwijl het wel extra stress veroorzaakt in het gezin van [minderjarige] en de problemen daardoor juist kan verergeren. Het hof vindt de ondertoezichtstelling dan ook geen geschikt middel om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. Ondanks de zorgen die het hof over [minderjarige] heeft, is het daarom beter als de ondertoezichtstelling nu eindigt.
5.1
Het hof zal de ondertoezichtstelling met ingang van vandaag opheffen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover deze betrekking heeft op de periode van 28 april 2022 tot 6 december 2022;
vernietigt de bestreden beschikking voor de periode vanaf 6 december 2022 en in zoverre opnieuw rechtdoende:
heft op de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , geboren [in] 2016 te [plaats A] , met ingang van 6 december 2022;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. R.M. Troost en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 6 december 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.