ECLI:NL:GHAMS:2022:3395

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
23-001344-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtredingen van de Visserijwet en Mijnbouwwet met betrekking tot het niet operationeel zijn van een automatisch identificatiesysteem en het varen binnen een veiligheidszone

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1961, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor overtredingen van de Visserijwet en de Mijnbouwwet. De tenlastelegging omvatte twee zaken: Zaak A betreft het niet operationeel zijn van het automatisch identificatiesysteem (AIS) van het vissersvaartuig [naam01] op 20 november 2019, terwijl het schip op de Noordzee voer. Zaak B betreft het zonder ontheffing varen binnen een veiligheidszone rondom een mijnbouwinstallatie op 23 september 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door het AIS niet operationeel te houden en zich zonder ontheffing binnen de veiligheidszone te bevinden. De verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er mogelijk sprake was van een storing, maar het hof heeft deze verklaring als niet aannemelijk verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 5.600,-, waarvan € 2.600,- voorwaardelijk, en 63 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de gevolgen voor de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd, en de verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001344-22
datum uitspraak: 24 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige economische kamer het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 april 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 81-067962-20 en 81-175590-20 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1961,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A(parketnummer 81-067962-20)
hij op of omstreeks 20 november 2019 op de Noordzee, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig ( [vaartuig01] ), genaamd [naam01] , al dan niet opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 m) niet uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974, en/of niet ervoor gezorgd dat dat systeem operationeel bleef.
Zaak B(parketnummer 81-175590-20)
dat hij op of omstreeks 23 september 2019, op de Noordzee, buiten de Nederlandse territoriale wateren, als schipper van een visserschip, genaamd [naam01] , met dat schip heeft gevaren en toen zich, al dan niet opzettelijk, zonder ontheffing ( van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat) heeft bevonden dan wel enig voorwerp heeft gehad en/of heeft doen hebben, binnen een krachtens artikel 43 eerste lid van de Mijnbouwwet vastgestelde veiligheidszone rond een mijnbouwinstallatie K6-N, staande in nabij positie 53°41.764' noorderbreedte 003o44.808' oosterlengte, anders dan ten behoeve van het op grond van een vergunning opsporen of winnen van delfstoffen, aardwarmte of het opslaan van stoffen, immers bevond hij, verdachte, zich toen aldaar op een afstand van ongeveer 291 meter, in elk geval binnen genoemde veiligheidszone van genoemde mijnbouwinstallatie en/of is hij, verdachte, met dat schip tegen die mijnbouwinstallatie aangevaren, in elk geval heeft hij, verdachte, dat schip binnen genoemde veiligheidszone gehad en/of doen hebben.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Zaak A
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het automatisch identificatiesysteem (AIS) van zijn vissersvaartuig niet uit heeft gestaan omdat het altijd aan staat. Mogelijk is er een (atmosferische) storing geweest, de marinebasis in de buurt zorgt vaker voor zulke storingen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdachte ter terechtzitting verschillende stukken overgelegd, waaruit volgens hem blijkt dat het AIS van het vissersvaartuig waarvan hij toen de schipper was, op de tenlastegelegde datum niet uit heeft gestaan.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Blijkens het proces-verbaal van waarneming van 22 november 2019 heeft een buitengewoon opsporingsambtenaar van de Nederlandse Kustwacht met behulp van een controlesysteem waargenomen dat het vissersvaartuig, de [naam01] , gedurende langere tijd geen AIS-signaal heeft uitgezonden. Deze opsporingsambtenaar heeft vervolgens een kruiscontrole uitgevoerd, waaruit bleek dat de [naam01] ook voorafgaand aan de waarneming geen AIS-signaal had uitgezonden, in totaal meer dan 10 uren. Vervolgens heeft de opsporingsambtenaar geprobeerd contact op te nemen met de gezagvoerder van de [naam01] , maar deze oproep werd niet beantwoord.
De opsporingsambtenaar constateerde dat kort na deze niet beantwoorde oproep weer een AIS-signaal van de [naam01] werd ontvangen. Toen de opsporingsambtenaar kort hierna nogmaals probeerde contact op te nemen met de gezagvoerder, werd haar oproep wel beantwoord. Op 9 januari 2020 heeft de eigenaar van het schip meegedeeld dat de verdachte op 20 november 2019 schipper was van de [naam01] .
Het hof overweegt als volgt.
De verklaring van de verdachte dat omstreeks 20 november 2019 het AIS van [naam01] niet heeft uitgestaan, maar dat er mogelijk sprake is geweest van storing, is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden. Het hof is van oordeel dat hetgeen door de verdachte in hoger beroep naar voren is gebracht wordt weerlegd door de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Er is aldus voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte opzettelijk zonder operationeel automatisch identificatiesysteem heeft gevaren.
Zaak B
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aangevoerd dat hij weliswaar op 23 september 2019 zonder ontheffing heeft gevaren binnen de veiligheidszone rondom een mijnbouwinstallatie, maar dat hij dat heeft gedaan vanwege een mankement aan zijn vissersvaartuig als gevolg waarvan het dreigde stuurloos te worden.
Het hof merkt op dat de verdachte eerst ter terechtzitting in hoger beroep met de verklaring over een mankement aan het schip is gekomen. In zijn politieverhoor van 23 december 2019, drie maanden na het voorval, heeft hij daarover niets gezegd. Nu ook anderszins – bijvoorbeeld uit het logboek van het schip of uit meldingen vanaf de [naam01] tijdens of kort na het gebeuren aan de kustwacht – niets volgt dat deze verklaring onderbouwt, schuift het hof deze verklaring van de verdachte als onaannemelijk terzijde. Naar het oordeel van het hof kan aldus wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte opzettelijk zonder ontheffing binnen een veiligheidszone rondom een mijnbouwinstallatie heeft gevaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A en zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A(parketnummer 81-067962-20):
hij op 20 november 2019 op de Noordzee, met het onder Nederlandse vlag varend vissersvaartuig ( [vaartuig01] ), genaamd [naam01] , opzettelijk in strijd heeft gehandeld met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening EU 1224/2009, immers heeft hij, verdachte, er niet voor gezorgd dat het automatisch identificatiesysteem (AIS) dat beantwoordde aan de prestatienormen van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig hoofdstuk V, voorschrift 19, sectie 2.4.5, van het Solas-verdrag van 1974, waarmee dat vissersvaartuig (met een lengte over alles van meer dan 15 m) was uitgerust, operationeel bleef.
Zaak B(parketnummer 81-175590-20):
hij op of omstreeks 23 september 2019, op de Noordzee, buiten de Nederlandse territoriale wateren, als schipper van een visserschip, genaamd [naam01] , met dat schip heeft gevaren en toen zich, opzettelijk zonder ontheffing (van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat) heeft bevonden binnen een krachtens artikel 43 eerste lid van de Mijnbouwwet vastgestelde veiligheidszone rond een mijnbouwinstallatie K6-N, staande in nabij positie 53°41.764' noorderbreedte 003o44.808' oosterlengte, anders dan ten behoeve van het op grond van een vergunning opsporen of winnen van delfstoffen, aardwarmte of het opslaan van stoffen, immers bevond hij, verdachte, zich toen aldaar op een afstand van ongeveer 291 meter van genoemde mijnbouwinstallatie en heeft hij, verdachte, dat schip binnen genoemde veiligheidszone gehad.
Hetgeen in de zaak A en zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3a van de Visserijwet 1963, opzettelijk begaan
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 43 van de Mijnbouwwet, opzettelijk begaan

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 5.600,-, te vervangen door 63 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het niet-opzettelijk overtreden van het in de zaak A tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,- en voor het in de zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.500,-.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft opzettelijk zonder een operationeel automatisch identificatiesysteem gevaren. Dit systeem is bedoeld om autoriteiten en schepen onderling informatie, zoals de positie en koers van het schip, te geven en draagt zo bij aan de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Het AIS wordt op vissersvaartuigen noodzakelijk geacht in het kader van het doeltreffend houden van toezicht. De verdachte heeft hierop inbreuk gemaakt door de verplichting het AIS ingeschakeld te houden niet na te leven.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk zonder ontheffing binnen een veiligheidszone rondom een mijnbouwinstallatie varen. De verdachte heeft hiermee een potentieel gevaarlijke situatie laten ontstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 62 van het Wetboek van Strafrecht,
1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten,
43 van de Mijnbouwwet,
3a van de Visserijwet 1963,
3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977,
103 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij en
10 van de Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep;
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
81-067962-20 en in de zaak met parketnummer 81-175590-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 81-067962-20 en in de zaak met parketnummer
81-175590-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 5.600,00 (vijfduizend zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
63 (drieënzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 2.600,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
36 (zesendertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.D. van Heffen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2022.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]