Uitspraak
1.Het beklag
[beklaagde01](hierna: beklaagde) tegen wie klaagster aangifte heeft gedaan ter zake van verkrachting.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster had een beklag ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, aan wie zij verkrachting had verweten. Het hof heeft het klaagschrift op 8 december 2021 ontvangen en de advocaat-generaal heeft op 24 mei 2022 geadviseerd het beklag af te wijzen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 25 mei 2022 heeft klaagster haar beklag toegelicht, bijgestaan door haar advocaat, mr. H.A.F.C. Tack. Beklaagde is op 20 oktober 2022 gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.H. Pentinga.
Klaagster heeft verklaard dat de verkrachting op 14 augustus 2020 heeft plaatsgevonden en dat beklaagde een filmpje van haar met seksuele strekking heeft verspreid. Beklaagde ontkent dat de seksuele handelingen tegen de wil van klaagster hebben plaatsgevonden en stelt dat het filmpje op verzoek van zijn neef is doorgestuurd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende steunbewijs is voor de aangifte van verkrachting, aangezien de verklaringen van klaagster en beklaagde lijnrecht tegenover elkaar staan. Het hof concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor verder onderzoek en dat de kans op een veroordeling in deze zaak zeer klein is.
Daarnaast heeft het hof ook gekeken naar de mogelijkheid van vervolging voor ontucht en het verspreiden van kinderporno. Gezien de leeftijd van klaagster ten tijde van het incident en het geringe leeftijdsverschil met beklaagde, is het hof van oordeel dat ook voor ontucht geen voldoende bewijs aanwezig is. Wat betreft het filmpje heeft het hof geconcludeerd dat de gedragingen van beklaagde niet volledig voldoen aan de delictsomschrijving van artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft uiteindelijk besloten het beklag af te wijzen, omdat er geen goede redenen zijn om tot vervolging over te gaan.