ECLI:NL:GHAMS:2022:3367

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
K22/230078
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ex artikel 12 Sv inzake vernieling van een ruit van een treinstel met civielrechtelijke implicaties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster, een N.V. gevestigd te [vestigingsplaats01], had een beklag ingediend tegen de beslissing van het openbaar ministerie om geen vervolging in te stellen tegen beklaagde, die verdacht werd van het vernielen van een ruit van een treinstel. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 6 november 2021 heeft klaagster aangifte gedaan tegen beklaagde, die in een trein in slaap was gevallen. Toen hij wakker werd in een lege en afgesloten trein, heeft hij met een brandblusser een ruit ingeslagen om te kunnen ontsnappen. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de aangifte van klaagster en de verklaring van beklaagde. Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn voor vernieling, maar dat vervolging niet opportuun is. Het hof oordeelt dat het voornamelijk om een civielrechtelijke aangelegenheid gaat, waarbij klaagster de mogelijkheid heeft om schadevergoeding te vorderen via de civiele rechter. Het hof wijst het beklag af, waarbij het de beslissing van het openbaar ministerie om niet te vervolgen billijkt. De beschikking is gegeven door de voorzitter en de raadsheren, en is ondertekend door de griffier.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230078
Beschikking op het beklag van:
[klaagster01] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
klaagster,
gemachtigde: [gemachtigde01] , schadebemiddelaar [klaagster01] .

1.Het beklag

Voor het verloop van de procedure en het verhandelde in raadkamer verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van 7 juli 2022.

2.Het verdere verloop van de procedure

Bij de raadkamerbehandeling op 2 juni 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag toe te wijzen.
Het hof heeft naast de in de tussenbeschikking genoemde stukken kennisgenomen van:
- het proces-verbaal raadkamerbehandeling van 2 juni 2022.
Het hof heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 2 juni 2022 het beklag toe te lichten. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 20 oktober 2022 te worden gehoord. Beklaagde is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. Hij heeft aanleiding gevonden het standpunt van de advocaat-generaal bij raadkamerbehandeling op 2 juni 2022 aldus te herzien, dat hij het hof in overweging heeft gegeven het beklag af te wijzen.

3.De beoordeling van het beklag

Klaagster heeft op 6 november 2021 aangifte gedaan tegen beklaagde ter zake van vernieling van een ruit van een treinstel. Beklaagde was in de trein in slaap gevallen en heeft, nadat hij wakker werd in een lege en afgesloten trein, met een brandblusser een ruit van het treinstel ingeslagen, teneinde uit de trein te kunnen komen.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het ambtsbericht.
3.1
Het beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Vernieling is strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Voor bewezenverklaring van vernieling/beschadiging is nodig dat kan worden vastgesteld dat de schade is ontstaan door toedoen van beklaagde en dat beklaagde het opzet had op het toebrengen van de schade, dan wel dat hij - gelet op zijn gedrag - welbewust de aanmerkelijke kans op schade heeft aanvaard (voorwaardelijk opzet).
3.2
De overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat het dossier, gelet op de aangifte van klaagster en de verklaring van beklaagde, voldoende aanwijzingen bevat die de strafrechter tot het oordeel zouden kunnen brengen dat sprake is van vernieling. Naar het oordeel van het hof is vervolging in deze zaak echter niet opportuun.
Gezien het in het beklag gedane verzoek en de gronden waarop dat berust lijkt het klaagster voornamelijk om de vergoeding van de schade te gaan. Dat klaagster mogelijk schade heeft geleden als gevolg van het handelen van beklaagde, is naar het oordeel van het hof in onderhavige zaak onvoldoende reden om de verdere vervolging van beklaagde te gelasten.
Hoewel het hof het gedrag van beklaagde afkeurt en begrijpt dat zijn handelen schade en overlast heeft veroorzaakt voor klaagster, merkt het hof op dat het strafrecht een uiterste middel is ter handhaving van de rechtsorde, dat slechts dient te worden ingezet indien het algemeen belang dat vereist. Mede gelet op de context waarin beklaagde het hem verweten feit heeft gepleegd, is het hof van oordeel dat het in deze zaak voornamelijk om een civielrechtelijke aangelegenheid gaat. Klaagster heeft de mogelijkheid om een eventuele vordering bij de civiele rechter in te dienen op grond van een civiele onrechtmatige daad.
3.3
Conclusie
Tegen die achtergrond bezien kan het hof de wijze van afdoening van de zaak door middel van een sepot door het openbaar ministerie billijken. Het hof is dan ook van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

4.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
24 november 2022 door mrs. A.W.T. Klappe, voorzitter, P.F.E. Geerlings en M.J. Dubelaar, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.