ECLI:NL:GHAMS:2022:3363

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
200.287.629/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning aan de vrouw in het belang van de minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen. De man, verzoeker in hoger beroep, en de vrouw, verweerster in hoger beroep, zijn verwikkeld in een langdurige juridische strijd over de zorg voor hun kinderen. Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen, waaronder die van 6 juli 2021, waarin de Raad voor de Kinderbescherming werd verzocht onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor gezamenlijk ouderlijk gezag. Het raadsrapport, dat op 9 juni 2022 is ingediend, wijst op de problematische situatie waarin de kinderen zich bevinden, waaronder blootstelling aan huiselijk geweld en wisselende verblijfplaatsen. De Raad adviseert om het gezag bij de vrouw te leggen, omdat de man niet in staat is om een stabiele omgeving voor de kinderen te bieden.

Het hof concludeert dat er geen basisvertrouwen bestaat tussen de ouders om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De man heeft geen werk en is onbereikbaar voor de vrouw, wat de communicatie en samenwerking belemmert. De kinderen hebben momenteel stabiliteit bij de vrouw, en het hof oordeelt dat het in hun belang is om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw het gezag alleen toe te kennen. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de feitelijke situatie waarin de vrouw alle belangrijke beslissingen over de kinderen neemt. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en verzoekt om een afschrift van de uitspraak naar de rechtbank te zenden voor het gezagsregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.287.629/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/302052 / FA RK 20-2071
Beschikking van de meervoudige kamer van 29 november 2022 inzake
[de man] ,
wonende te [de man] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Aksü te Rotterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F. Uzumcu te Den Haag.
Als belanghebbenden zijn mede aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] ;
- de minderjarige [minderjarige 3] .

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen en beslist in zijn beschikking van 6 juli 2021. Daarin is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht onderzoek te verrichten naar de volgende vragen:
a. Welke mogelijkheden of belemmeringen ziet de raad voor de uitoefening door de ouders van het gezamenlijk ouderlijk gezag over de minderjarigen?
b. Wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor de uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag weg te nemen?
c. Wat is het advies van de raad ten aanzien van het gezag?
Het hof heeft de raad verzocht vóór 9 januari 2022 omtrent de resultaten van het onderzoek schriftelijk rapport uit te brengen aan het hof. De behandeling is tot die datum pro forma aangehouden.
1.2
Bij het hof zijn daarna de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de raad van 22 december 2021, inhoudende een uitstelverzoek van de pro forma zitting;
- een brief van de raad van 10 juni 2022, met als bijlage het verzochte raadrapport van 9 juni 2022 (hierna: het raadsrapport);
- een bericht van de zijde van de vrouw van 14 juni 2022, inhoudende het verzoek om de zaak zonder nadere mondelinge behandeling af te doen.
1.3
Op 7 september 2022 heeft de griffier namens het hof telefonisch contact opgenomen met het kantoor van mr. Aksü. Door mr. S. Aksü-Ari, kantoorgenoot en partner, is meegedeeld dat mr. Aksü akkoord gaat met afdoening van de zaak zonder een nadere mondelinge behandeling. Van de hem gegeven mogelijkheid tot het indienen van een inhoudelijke schriftelijke reactie op het raadsrapport tot 9 september 2022, heeft mr. Aksü geen gebruik gemaakt.
1.4
De behandeling van de zaak heeft op 7 oktober 2022 in raadkamer plaatsgevonden.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in zijn beschikking van 6 juli 2021 onder 5.1 tot en met 5.6.
2.2
Zoals hiervoor onder 1.1 vermeld, heeft de raad op verzoek van het hof onderzoek verricht naar de (on)mogelijkheden van gezamenlijk ouderlijk gezag. Uit het raadsrapport blijkt onder andere het volgende.
De kinderen zijn in het verleden blootgesteld aan huiselijk geweld tussen ouders en van ouders naar hen toe. Na de scheiding van de ouders hebben ze wisselende verblijfplaatsen gekend in diverse opvanglocaties. In de huidige situatie is het positief dat de vrouw en de kinderen al langere tijd een eigen woning hebben en dat er daarmee stabiliteit en meer rust is gekomen. De kinderen gaan allen graag naar school, zijn daar vrolijk en opgewekt en werken hard. De vrouw heeft regels thuis waar de kinderen zich aan houden. De zorgen die de man heeft over de woonomgeving van de kinderen bij de vrouw zijn niet bevestigd in het onderzoek.
Als belemmeringen van de man noemt het raadsrapport, naast zijn problemen rondom het niet hebben van werk en een woning, dat hij al geruime tijd niet beschikbaar is voor de kinderen. Evenmin is hij bereikbaar voor de vrouw om samen met haar de minimaal noodzakelijke basis voor gezamenlijke gezagsuitoefening te creëren. Hiermee bestaat het risico dat beslissingen over de schoolkeuze of over medisch handelen niet in het vereiste tempo genomen kunnen worden. Dit is zeer belastend voor de kinderen, zeker nu zij net weer een beetje stabiliteit ervaren in hun leven. Ook ziet de raad als dreiging voor de stabiliteit de uitspraak van de man dat hij de kinderen bij de vrouw weg kan halen, indien hij gezag heeft.
De raad constateert dat sinds de bestreden beschikking de situatie niet zodanig is gewijzigd, dat de ouders nu wel in staat zijn om het gezag over de kinderen gezamenlijk te kunnen uitoefenen. Er is nauwelijks communicatie tussen de ouders, wat er mede toe heeft geleid dat de omgang tussen de man en de kinderen stagneert. Eenhoofdig gezag van de vrouw over de kinderen biedt hen rust en zorgt ervoor dat de stabiele thuissituatie zoals deze nu is, niet onder druk komt te staan. Eerder heeft een kinderbeschermingsmaatregel, te weten een ondertoezichtstelling, niet tot het gewenste resultaat geleid. De ouders zitten dusdanig in een strijd verwikkeld dat een volgende ondertoezichtstelling dan wel een vorm van mediation niet zal leiden tot verbetering van de situatie. De ouders blijven elke keer in juridische procedures verwikkeld om zaken geregeld te krijgen. Dit werkt voor de kinderen spanning verhogend. De raad adviseert dan ook in het belang van de kinderen om de bestreden beschikking te bekrachtigen en dus het eenhoofdig gezag bij de vrouw te laten.
2.3
Het hof overweegt als volgt. Er is nog steeds geen basisvertrouwen tussen de ouders om tot gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag te komen. Ondanks dat het raadsonderzoek bevestigt dat de kinderen bij de vrouw de nodige rust en stabiliteit ontvangen, kan de man zich hier niet bij neerleggen. Nog daargelaten dat hij momenteel niet in staat is om de kinderen huisvesting te bieden, blijkt uit zijn uitspraken dat hij niet de betrouwbaarheid en voorspelbaarheid biedt die de kinderen nodig hebben.
Daarnaast hebben de ouders door hun ernstig verstoorde verstandhouding en hun complexe communicatieproblemen al geruime tijd geen gezamenlijke invulling aan het gezag meer kunnen geven, waardoor essentiële beslissingen ten aanzien van de kinderen niet, of niet naar behoren, konden worden genomen. Tevens is gebleken dat de man door zijn onbereikbaarheid de vrouw belemmerde in haar taak als verzorgende ouder van de kinderen en heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan opvoedkundige beslissingen ten aanzien van de kinderen. Sinds de bestreden beschikking is de situatie niet verbeterd en is er evenmin zicht op verbetering.
Het hof is dan ook, net als de rechtbank, van oordeel dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag en het belasten van de vrouw met het gezag, in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Hierbij wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de reeds lang bestaande feitelijke situatie waarin de vrouw alle beslissingen van enig belang over de kinderen neemt. Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook bekrachtigen.
2.4
Het voorgaande houdt uiteraard niet in dat de man geen enkele rol meer kan spelen in het leven van de kinderen. Volgens het raadsonderzoek staat de vrouw het contact tussen de man en de kinderen niet in de weg. De kinderen en de man beschikken over elkaars telefoonnummer en de vrouw heeft tijdens de Ramadan nog een poging gedaan om de man contact te laten hebben met de kinderen. Het hof gaat ervan uit dat de vrouw inziet dat het voor de kinderen van belang is dat de weg naar de man zo veel mogelijk open zal blijven, alsmede dat de vrouw de man met enige regelmaat omtrent de kinderen informeert, zodat hij zich een goed beeld kan vormen over wat leeft bij de kinderen.
2.5
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, G.W. Brands-Bottema en A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, en is op 29 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.