ECLI:NL:GHAMS:2022:3342

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
23-002142-20 en 23-001825-20 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meerdere strafbare feiten waaronder auto-inbraak, verduistering van benzine, mishandeling en verkeersdelicten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De verdachte is onder andere veroordeeld voor auto-inbraak, verduistering van benzine, mishandeling van zijn levensgezel, wederspannigheid met letsel, belediging van ambtenaren, en het rijden zonder rijbewijs onder invloed van lachgas. De zaak betreft meerdere parketnummers, waaronder 23-002142-20 en 23-001825-20, en is voortgekomen uit eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vonnissen, maar het hof heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor bepaalde tenlasteleggingen. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met bijkomende hechtenissen en ontzegging van de rijbevoegdheid. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, wat heeft geleid tot een aanzienlijke straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummers: 23-002142-20 en 23-001825-20 (ter terechtzitting gevoegd)
datum uitspraak: 25 november 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2020 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-174679-19, 13-101733-20 en 13-175964-20, alsmede tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 augustus 2020 onder de parketnummers 13-201349-20 en 13-103637-19 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
adres: [adres01]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormelde vonnissen.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 13-101733-20 (verder: zaak II, B) onder 1 en 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 23-001825-20 (verder: zaak I):
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (gekentekend [kenteken01] ) heeft weggenomen
  • een (leren) jas en/of
  • twee, althans één of meer (basebal) pet(ten) en/of
  • een (schouder)tas en/of
  • 900 Euro, althans enig geldbedrag en/of
  • (een flesje) parfum
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen jas en/of pet(ten) en/of tas en/of geldbedrag en/of parfum onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een raam/ruit van die auto (met een baksteen) in te slaan/in te gooien, althans door middel van braak op en/of verbreking van die (personen)auto;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk 11,85 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation01] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan locatie, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 4 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk 17,06 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation01] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan locatie, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 10 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk 31,68 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation02] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan locatie, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
In de zaak met parketnummer 23-002142-20 (verder: zaak II):

Onder parketnummer in eerste aanleg 13-174679-19 (zaak A)

1.
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer02] , heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer02] in/op/tegen de buik en/of oor, in elk geval op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en/of [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, te weten de aanhouding van verdachte bestond, door zijn armen weg te trekken en/of weg te rennen en/of zich los te trekken, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de knie bij die Van [verbalisant01] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 20 juli 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant01] en/of [verbalisant02] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar meermalen de woorden toe te voegen: "Flikkers! Klootzakken! Tabon Yemek (vrij vertaald als "je moeders kut"), althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

Onder parketnummer in eerste aanleg 13-175964-20 (zaak C)

1. primair
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] opzettelijk van het leven te beroven, met (hoge) snelheid met een (personen)auto op het stilstaande voertuig van voornoemde [slachtoffer03] is afgereden en/of met hoge snelheid op het stilstaande voertuig van [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met (hoge) snelheid met een (personen)auto op het stilstaande voertuig van voornoemde [slachtoffer03] is afgereden en/of met hoge snelheid op het stilstaande voertuig van [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig te weten een (personen)auto(merk Fiat, type Punto, kenteken [kenteken02] ) heeft gereden op de weg, o.a. Du Perronstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Fiat, type Punto, kenteken [kenteken02] ), daarmee rijdende op de weg, de Aalbersestraat en/of Nolenstraat en/of De Savornin Lohmanstraat en/of Burgemeester Van Leeuwenlaan en/of Burgemeester Roellstraat en/of Slotermeerlaan en/of Henriette Roland Holststraat en/of Burgemeester Eliasstraat en/of Louis Couperusstraat en/of Burgemeester Veining Meineszlaan en/of Burgemeester van Tienhovengracht en/of Burgemeester Van de Pollstrtaat en/of Noordzijde en/of Frans Bastiaansesstraat en/of Slauerhoffstraat en/of Van Moerkerkenstraat,
  • met (zeer) hoge snelheid te rijden en/of
  • éénmaal of meermalen de toegestane maximum snelheid te overschrijden en/of
  • (rode) stoplicht(en) te negeren en/of
  • op het fietspad te rijden en/of
  • op het voetpad te rijden en/of
  • geen voorrang te verlenen en/of
  • geen richting aan te geven
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
4.
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig, (een (personen)auto merk Fiat, type Punto kenteken [kenteken02] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnissen waarvan beroep

De vonnissen waarvan beroep zullen worden vernietigd, omdat het hof de zaken in hoger beroep heeft gevoegd en tot (enigszins) andere bewezenverklaringen en een andere sanctie komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het in zaak II, C onder 1 primair tenlastegelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak I, C onder 1 primair is tenlastegelegd (poging tot doodslag), zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Nu de advocaat-generaal overeenkomstig heeft gerekwireerd, behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in
zaak II, A onder 1, 2 en 3 en C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
In zaak I:
1.
hij op 28 mei 2020 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, gekentekend [kenteken01] , heeft weggenomen
  • een leren jas en
  • twee basebalpetten en
  • een schoudertas en
  • € 900,00 en
  • een flesje parfum
toebehorende aan [slachtoffer01] , waarbij hij, verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen jas en petten en tas en geldbedrag en parfum onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van die auto met een baksteen in te gooien;
2.
hij op 4 november 2019 te Amsterdam opzettelijk 11,85 liter benzine, toebehorende aan [tankstation01] ), welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan
dielocatie, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op 4 januari 2020 te Amsterdam opzettelijk 17,06 liter benzine, toebehorende aan [tankstation01] ), welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan
dielocatie, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op 10 januari 2020 te Amsterdam opzettelijk 31,68 liter benzine, toebehorende aan [tankstation02] , welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan
dielocatie, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
In zaak II:
Zaak A
1.
hij op 20 juli 2019 te Amsterdam [slachtoffer02] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer02] in de buik te stompen en tegen het oor te slaan.
2.
hij op 20 juli 2019 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant01] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam) en [verbalisant02] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door zijn armen weg te trekken en weg te rennen en zich los te trekken, terwijl dit misdrijf enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de knie bij die [verbalisant01] ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op 20 juli 2019 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant01] en [verbalisant02] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen meermalen de woorden toe te voegen: "Flikkers! Klootzakken! Tabon Yemek (vrij vertaald als "je moeders kut");
Zaak C
1.
subsidiairhij op 1 juni 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer03] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met hoge snelheid met een personenauto op het stilstaande voertuig van voornoemde [slachtoffer03] is afgereden en met hoge snelheid op het stilstaande voertuig van [slachtoffer04] en [slachtoffer05] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 juni 2020 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto (merk Fiat, type Punto, kenteken [kenteken02] ), heeft gereden op de weg, o.a.
deDu Perronstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
3.
hij op 1 juni 2020 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk Fiat, type Punto, kenteken [kenteken02] ), daarmee rijdende op de weg, de Aalbersestraat en Nolenstraat en De Savornin Lohmanstraat en Burgemeester Van Leeuwenlaan en Burgemeester Roellstraat en Slotermeerlaan en Henriette Roland Holststraat en Burgemeester Eliasstraat en Louis Couperusstraat en Burgemeester Veining Meineszlaan en Burgemeester van Tienhovengracht en Burgemeester Van de Pollstrtaat en Noordzijde en Frans Bastiaansesstraat en Slauerhoffstraat en Van Moerkerkenstraat,
door
  • met zeer hoge snelheid te rijden en
  • de toegestane maximum snelheid te overschrijden en
  • rode stoplichten te negeren en
  • op het fietspad te rijden en
  • op het voetpad te rijden en
  • geen voorrang te verlenen en
  • geen richting aan te geven
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt;
4.
hij op 1 juni 2020 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig, (een personenauto merk Fiat, type Punto kenteken [kenteken02] ), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten lachgas, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen en dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Hetgeen in de zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak II, A onder 1, 2, 3, en C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak II, A onder 1, 2, 3, en C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak I onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het in de zaak I onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert op:
telkens: verduistering.
Het in de zaak II, A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak II, A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het in de zaak II, A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in de zaak II, C onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het in de zaak II, C onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak II, C onder 3 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak II, C onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het de zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak II, A onder 1, 2, 3, en C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak I onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak II, A onder 1, 2, 3 en C onder 1 subsidiair en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, voor het in C onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een hechtenis van 4 weken en voor het in C onder 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een hechtenis van 4 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de hierboven door het hof bewezenverklaarde misdrijven zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden; voor het in zaak II, C onder 1 subsidiair bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een rijontzegging van
12 maanden en voor de in zaak II, C onder 2 en 3 bewezenverklaarde overtredingen telkens zal worden veroordeeld tot een hechtenis van 4 weken.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een zo zwaar mogelijke taakstraf dient te worden opgelegd, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Allereerst heeft hij zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn vriendin, door haar op lompe wijze in de buik te stompen en tegen het oor te slaan. Hij heeft daarmee een grove inbreuk op haar lichamelijke integriteit gemaakt. Bekend is dat dergelijke feiten nog voor lange tijd gevoelens van onveiligheid kunnen veroorzaken, met name als ze binnen een relatie plaatsvinden, waarin men zich immers veilig moet kunnen voelen. Toen hij daarna werd aangehouden heeft hij zich met geweld verzet, waardoor een politieambtenaar letsel heeft opgelopen. Ook hiermee heeft hij getoond geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen. Voorts heeft hij tijdens zijn aanhouding politieambtenaren beledigd, waardoor zij in hun eer en goede naam werden aangetast. Een en ander terwijl deze politiemensen gewoon hun werk aan het doen waren.
Vervolgens heeft de verdachte in een tijdsbestek van enkele maanden driemaal benzine getankt en is hij daarbij zonder te betalen weggereden, waarmee hij een inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van de tankstations. Vier maanden daarna heeft de verdachte een inbraak in een auto gepleegd, waardoor het slachtoffer niet alleen zijn eigendom kwijtraakte, maar ook geld, moeite en energie moest steken in het (laten) repareren van de schade aan zijn auto en het doen van aangifte.
Slechts vier dagen na de auto-inbraak heeft de verdachte tijdens een politieachtervolging een dollemansrit gemaakt door Amsterdam, waarbij politieambtenaren ternauwernood niet zijn geraakt en de verdachte met het op grove wijze overtreden van vele verkeersregels groot gevaar voor andere weggebruikers en de verkeersveiligheid in het algemeen heeft veroorzaakt. Dit deed de verdachte terwijl hij geen rijbewijs had en bovendien onder invloed verkeerde van lachgas. De verdachte heeft hiermee aangetoond dat hij zich op dat moment geheel niet heeft bekommerd over het welzijn of zelfs het leven van anderen. Het is zeker niet aan hem te danken dat er tijdens deze levensgevaarlijke rit geen gewonden of zelfs doden zijn gevallen en hij mag van geluk spreken dat de gevolgen van zijn handelen niet veel groter zijn geweest.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen houdt het hof rekening met het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 november 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, geweldsdelicten (waaronder de mishandeling van zijn levensgezel) en het rijden zonder rijbewijs. Kennelijk hebben al deze veroordelingen geen gedragswijziging bij de verdachte kunnen bewerkstelligen en hem er niet van weerhouden zich opnieuw aan een veelheid van ernstige strafbare feiten schuldig te maken. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven overweegt het hof dat gezien het groot aantal feiten, de ernst daarvan en de recidive, niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. De door de raadsman voorgestelde taakstraf, in combinatie met een voorwaardelijke straf, is onvoldoende om daaraan recht te doen. Ook de door de advocaat-generaal gevorderde straf is daarvoor, gelet op het hiervoor overwogene, te laag. Het hof acht voor de misdrijven, alles afwegende, een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Ook ten aanzien van de bewezenverklaarde overtredingen overweegt het hof dat – gezien het gevaar dat de dollemansrit voor vele anderen heeft opgeleverd en de recidive voor het rijden zonder rijbewijs – niet kan worden volstaan met andere dan vrijheidsbenemende straffen. Het hof acht voor deze overtredingen, alles afwegende, telkens een hechtenis van 4 weken passend en geboden.
Tot slot zal het hof de verdachte voor de poging tot zware mishandeling een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden opleggen, nu de verdachte het feit heeft begaan als bestuurder van een voertuig dat door hem als wapen werd gebruikt. Voor het overtreden van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 zal het hof de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden opleggen. Deze ontzeggingen van de rijbevoegdheid acht het hof noodzakelijk om de verkeersveiligheid te waarborgen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] BV

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, bestaand uit een vordering tot vergoeding van materiële schade van € 60,61. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak I onder 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte heeft immers benzine ter waarde van het gevorderde geldbedrag verduisterd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 62, 63, 181, 266, 267, 300, 302, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 11 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft betoogd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in geval van tenuitvoerlegging dient te worden omgezet naar een taakstraf.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om van tenuitvoerlegging van deze straf af te zien. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Voor omzetting van die straf naar een taakstraf ziet het hof, gelet op de veelheid aan bewezenverklaarde feiten en eerdere veroordelingen, geen aanleiding.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak II, B onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt de vonnissen waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak II, C onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in
zaak II, A onder 1, 2 en 3 en C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak II, A onder 1, 2 en 3 en C onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in zaak I onder 1, 2, 3 en 4 en in zaak II, A onder 1, 2 en 3 en C onder 1 subsidiair en 4 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in zaak II, C onder 1 subsidiair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Ten aanzien van het in zaak II, C onder 2 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot hechtenisvoor de duur van
4 (vier) weken.
Ten aanzien van het in zaak II, C onder 3 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot hechtenisvoor de duur van
4 (vier) weken.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in zaak II, C onder 3 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] BV
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] BV ter zake van het in zaak I onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 60,16 (zestig euro en zestien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] BV, ter zake van het in zaak I onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 60,16 (zestig euro en zestien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 januari 2020.
Vordering tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2019, parketnummer 13-103637-19, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.S. Ludwig en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 november 2022.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]