ECLI:NL:GHAMS:2022:3340

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
23-003236-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep tegen vonnis politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gedateerd 23 november 2021. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de advocaat-generaal heeft tijdens de zitting van 10 november 2022 aangegeven dat het openbaar ministerie het hoger beroep niet wenst voort te zetten. Dit was voorafgaand aan de zitting al per e-mail aangekondigd op 9 november 2022.

De raadsvrouw van de verdachte heeft eveneens op 9 november 2022 aan het hof laten weten dat zowel de verdachte als zijzelf niet ter terechtzitting zullen verschijnen, gezien de aankondiging van de advocaat-generaal. Het hof concludeert hieruit dat de verdachte geen prijs stelt op een inhoudelijke behandeling van haar zaak in hoger beroep. Gezien het ontbreken van enig rechtens te beschermen belang dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak, heeft het hof besloten de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, op basis van artikel 416, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering.

De beslissing van het hof is als volgt: de officier van justitie wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003236-21
datum uitspraak: 10 november 2022
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-222467-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1992,
adres: [adres01] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 10 november 2022, zoals zij daarvoor al per e-mail van 9 november 2022 had aangekondigd, te kennen gegeven dat het openbaar ministerie het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 november 2021 niet wenst voort te zetten en dat de bij schriftuur opgegeven grieven niet worden gehandhaafd.
De raadsvrouw van de verdachte heeft per e-mail van 9 november 2022 aan het hof laten weten dat de verdachte en zij, gelet op de aankondiging van de advocaat-generaal, niet ter terechtzitting zullen verschijnen. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte geen prijs stelt op een inhoudelijke behandeling van haar zaak in hoger beroep.
Op grond van het voorgaande zal het hof, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de officier van justitie overeenkomstig en op grond van artikel 416, lid 3, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. C.N. Dalebout en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2022.