ECLI:NL:GHAMS:2022:3338

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
23-000355-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedrijfsinbraken met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in Huis van Bewaring Grave, was eerder veroordeeld voor twee bedrijfsinbraken die plaatsvonden op 31 oktober 2021 in Halfweg, gemeente Haarlemmermeer. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de panden door middel van braak en heeft diverse goederen, waaronder laptops, mobiele telefoons en andere waardevolle items, weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal met braak en inklimming. De politierechter had een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, welke door het hof is bevestigd. Daarnaast heeft de benadeelde partij, [benadeelde partij01] B.V., een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 993,72 aan materiële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van bedrijfsinbraken en de impact daarvan op ondernemers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000355-22
datum uitspraak: 24 november 2022
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-297964-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1986,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 oktober 2021 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland een of meerdere laptops en/of een I-Pad en/of een mobiele telefoon en/of een Apple server/oplaadstation/back-up apparaat en/ of een ING bankpas op naam van [bedrijf01] B.V. [slachtoffer01] , en/of cadeaubonnen van [bedrijf01] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [bedrijf01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming of een tot nu toe nog onbekend gebleven valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2021 te Alkmaar, althans in Nederland opzettelijk uit winstbejag een of meerdere laptops en/of een I-Pad en/of een mobiele telefoon en/of een Apple server/oplaadstation/back-up apparaat en/ of een ING bankpas op naam van [bedrijf01] B.V. [slachtoffer01] , en/of cadeaubonnen van [bedrijf01] , althans een door misdrijf verkregen goed voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen;
2.
hij op of omstreeks 31 oktober 2021 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, vijf, althans een of meerdere portofoons, en/of twee, althans een of meerdere portofoonopladers en/of een paar veiligheids-/werkschoenen en/of een pidmeter rae multirae voor gevaarlijke stoffen en/of een vochtmeter fieldscout tdr-150 en/of een CAT sleutel en/of een Volvo sleutel en/of een trekker sleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf02] B.V en/of [bedrijf03] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2021 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer althans in Nederland opzettelijk uit winstbejag vijf, althans een of meerdere portofoons, en/of twee, althans een of meerdere portofoonopladers en/of een paar veiligheids/werkschoenen en/of een CAT sleutel en/of een Volvo sleutel en/of een trekker sleutel, althans een door misdrijf verkregen goed voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 31 oktober 2021 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, meerdere laptops en/ een mobiele telefoon en een Apple server/oplaadstation en een ING bankpas op naam van [bedrijf01] B.V. [slachtoffer01] en cadeaubonnen van [bedrijf01] , die aan de [bedrijf01] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2 primair
hij omstreeks 31 oktober 2021 te Halfweg, gemeente Haarlemmermeer, vijf portofoons, twee portofoonopladers, een paar veiligheids-/werkschoenen, een pidmeter rae multirae voor gevaarlijke stoffen, een vochtmeter fieldscout tdr-150, een CAT sleutel, een Volvo sleutel en een trekker sleutel, die aan [bedrijf02] B.V en/of [bedrijf03] B.V. toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf.
De verdachte heeft het hof in het door hem ingevulde grievenformulier van 23 februari 2022 verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op een avond en in de nacht schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken waarbij sprake is geweest van braak, respectievelijk braak en inklimming, en waarbij hij telkens goederen heeft weggenomen. Om het bedrijfspand en de bouwkeet binnen te kunnen komen heeft de verdachte schade toegebracht door ruiten in te gooien. Bedrijfsinbraken en andere diefstallen uit bedrijven veroorzaken voor de betrokken ondernemers veel schade, overlast en frustratie. In plaats van zich daar om te bekommeren heeft de verdachte kennelijk zijn eigen financiële gewin voorop gesteld en heeft hij ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Tevens worden hiermee gevoelens van onveiligheid veroorzaakt, niet alleen bij de betrokkenen, maar in de gehele samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) waarin bij recidive een gevangenisstraf van 10 weken voor een bedrijfsinbraak is opgenomen. Die recidive ziet op de onherroepelijke veroordeling van de verdachte op 29 september 2021, kort voor de pleegdatum van onderhavige feiten, ter zake van een soortgelijk vermogensfeit. Gelet hierop en op de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals de verdachte in zijn grievenformulier heeft verzocht, ziet het hof geen aanleiding. De verdachte heeft immers in het grievenformulier geen omstandigheden aangevoerd die een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zouden rechtvaardigen en ook anderszins is het hof niet gebleken van omstandigheden die daartoe aanleiding geven.
Het hof acht dan ook, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] BV

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.614,20 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 994,26. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een deel van de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat de vordering kan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 994,26, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een totaalbedrag van € 993,72. Deze schade bestaat uit:
- een bedrag van € 573,77 (exclusief BTW) aan reparatiekosten voor de verbroken ruit. Nu de benadeelde partij de BTW kan verrekenen, zal de vordering tot een bedrag van € 120,49 worden afgewezen;
- een bedrag van € 119,95 aan kosten van het kapotte Apple oplaadstation;
- een bedrag aan opruimkosten dat wordt begroot op € 300,00. Deze kosten zijn (in elk geval) tot het toegewezen bedrag in redelijkheid gemaakt en in omvang redelijk.
Voornoemde schade is niet betwist en de vordering komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten en het meerdere dat gevorderd is ten aanzien van de opruimkosten, is het hof van oordeel dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu daarvoor nadere bewijslevering nodig zou zijn. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf01] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 993,72 (negenhonderd en drieënnegentig euro en tweeënzeventig cent)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van € 120,49.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] BV, ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 993,72 (negenhonderd en drieënnegentig euro en tweeënzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 19 dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 oktober 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. S.M.M. Bordenga en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2022.
=========================================================================
[…]