In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het bieden van hulp aan een medegedetineerde bij diens ontsnapping uit een penitentiaire inrichting. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd en aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de advocaat-generaal had een straf van één maand geëist. De raadsvrouw pleitte voor een voorwaardelijke straf, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte een ernstig feit had gepleegd dat de rechtsstaat ondermijnt en een gevaarlijke situatie had gecreëerd. Ondanks de eerdere veroordelingen van de verdachte, leek hij een positieve wending in zijn leven te hebben genomen. Het hof besloot daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 90 dagen, waarvan 75 dagen onvoorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de maatschappij en ter voorkoming van recidive.