In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging tegen goederen, omdat hij op 12 oktober 2020 samen met medeverdachten een zwarte substantie op de ramen en draaideuren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat had aangebracht tijdens een demonstratie. De demonstratie vond plaats tijdens de 'Klimaatdag', waar een groep van ongeveer zes demonstranten, waaronder de verdachte, zich had verzameld om aandacht te vragen voor hun standpunt tegen de aanwezigheid van een bedrijf op het evenement. De verdachte en zijn medeverdachten gebruikten een biologisch afbreekbare substantie, die eenvoudig met water kon worden verwijderd, en hadden een zeil neergelegd om schade te voorkomen. De advocaat-generaal stelde dat het feit bewezen kon worden, maar de verdediging betoogde dat er geen sprake was van geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten niet als openlijke geweldpleging konden worden gekwalificeerd, omdat er geen opzet was om schade toe te brengen en de handelingen niet de openbare orde in gevaar brachten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij.