In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Den Haag. De verdachte, geboren in 1992, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging tegen goederen, omdat hij samen met medeverdachten op 12 oktober 2020 een zwarte substantie op de ramen en draaideuren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat had aangebracht tijdens een demonstratie. De demonstratie was gericht tegen de aanwezigheid van een bedrijf op de 'Klimaatdag'. De advocaat-generaal stelde dat het feit bewezen kon worden, maar de verdediging betwistte dat er sprake was van geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten niet als openlijke geweldpleging konden worden gekwalificeerd, omdat de gebruikte substantie biologisch afbreekbaar was en de actie een ludiek karakter had. Het hof concludeerde dat er geen opzet was om schade toe te brengen aan het ministerie en dat de handelingen niet de openbare orde in gevaar hadden gebracht. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.