In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Den Haag. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor openlijke geweldpleging tegen goederen. De tenlastelegging betrof het aanbrengen van een zwarte substantie op de ramen en draaideuren van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat tijdens een demonstratie op 12 oktober 2020. De verdachte en haar medeverdachten voerden deze actie uit om aandacht te vragen voor hun standpunt tegen de aanwezigheid van een bedrijf op de klimaatdag. Het hof heeft vastgesteld dat de handelingen van de verdachte en haar medeverdachten niet als openlijke geweldpleging kunnen worden gekwalificeerd, omdat de gebruikte substantie biologisch afbreekbaar was en de actie niet gericht was op het toebrengen van schade aan het ministerie. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de handelingen niet de openbare orde in gevaar hebben gebracht. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en het vonnis van de politierechter werd vernietigd.