ECLI:NL:GHAMS:2022:3291

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
23-002414-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor diefstal in vereniging en witwassen van geld en een auto

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging uit twee auto's en het witwassen van een geldbedrag van € 3.490,- en een Mercedes-Benz. Het hof bevestigt de veroordeling van de rechtbank, waarbij het hof de bewijsmiddelen aanvult en de overwegingen van de rechtbank op onderdelen aanvult. De zaak is onderzocht tijdens de zittingen op 4 januari 2022 en 24 oktober 2022.

De verdachte was betrokken bij de diefstal van cockpits uit twee geparkeerde voertuigen in Amsterdam. De politie heeft de verdachte en zijn medeverdachten kort na de diefstal aangetroffen in een auto met bewijsstukken die hun betrokkenheid bij de diefstal bevestigden. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid in de auto en zijn rol in de diefstal.

Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het witwassen van € 3.490,- en een Mercedes-Benz. Het hof oordeelt dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is, gezien de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen en de financiële situatie van de verdachte. De verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld en de auto wordt als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof concludeert dat de verdachte wist dat de Mercedes van misdrijf afkomstig was. De strafoplegging van de rechtbank wordt door het hof bevestigd, met een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002414-21
Datum uitspraak: 7 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-109525-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
adres: [adres01] ,
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad, Smeet 1, 1551 NG Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 januari 2022 en 24 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Omvang van het hoger beroep

In eerste aanleg is de zaak met parketnummer 13-701382-18 (in het vonnis genaamd zaak A) gevoegd met de zaak met parketnummer 13-109525-20 (in het vonnis genaamd zaak B).
De verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor zaak A (diefstal in vereniging uit auto’s) en zaak B feiten 1, 2 en 3 (kort gezegd: het voorhanden hebben van een vuurwapen en een stroomstootwapen, en poging tot diefstal van een Audi) en feit 4 (het witwassen van € 3.490,- en een Mercedes-Benz). De verdachte is vrijgesproken van feit 4 voor zover ten laste was gelegd het witwassen van € 500,- en schoenen van het merk Christian Louboutin.
Namens de verdachte is het hoger beroep op 20 oktober 2020 bij akte onbeperkt ingesteld. Bij akte van 23 november 2020 heeft de verdediging het hoger beroep ingetrokken voor zover het was gericht tegen de zaak (B) met parketnummer 13-109525-20 de feiten 1, 2 en 3 en ook feit 4 voor zover de verdachte is vrijgesproken van het witwassen van € 500,- en schoenen van het merk Christian Louboutin. Nu het openbaar ministerie geen appel heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, zullen laatst genoemde feiten in hoger beroep niet meer aan de orde zijn.
Gezien de akte intrekking hoger beroep (en een bericht van de raadsman van 21 augustus 2022) is het hoger beroep dus gericht tegen:
- zaak (A) met parketnummer 13-701382-18 diefstal in vereniging uit auto’s.
- zaak (B) met parketnummer 13-109525-20 feit 4, het witwassen van € 3.490,- en een Mercedes-Benz.

Vonnis van de rechtbank

Het hof verenigt zich met het vonnis van de rechtbank - voor zover het vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen - en zal dit vonnis bevestigen, met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen aanvult en de overwegingen van de rechtbank op onderdelen aanvult, dan wel vervangt. Het hof zal voor de leesbaarheid de bewijsmiddelen aanvullen, door de redengevende feiten en omstandigheden in de volgende bewijsoverweging te noemen met vermelding van de vindplaats in voetnoten.
Parketnummer 13-701382-18 (medeplegen van gekwalificeerde diefstal):
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank, tot en met de zin ‘De rechtbank kan hierbij niet met voldoende zekerheid vaststellen…uit de auto’s van aangevers hebben gehaald’, pagina 5 van het vonnis, zesde regel. In plaats van de daarop volgende overwegingen van de rechtbank overweegt het hof als volgt.
Verbalisant [verbalisant01] is in de nacht van 5 maart 2018, omstreeks 02:45 uur, met zijn dienstvoertuig gedraaid om achter een Volkswagen Polo aan te rijden met meerdere inzittenden. Deze auto voerde vervolgens zijn snelheid op. Ook toen de verbalisant zijn zwaailicht en sirene had aangezet, stopte het voertuig niet en reed het met hoge snelheid door. [1]
Nadat het voertuig uiteindelijk tot stilstand was gekomen, zag de verbalisant dat de ramen aan de linkerzijde van het voertuig open stonden, terwijl het buiten vier graden Celsius was. Er zaten vier personen in de auto. [2]
De diefstallen van de cockpits hebben plaatsgevonden uit twee auto’s die geparkeerd stonden in de Maassluisstraat te Amsterdam. [3] Uit de GPS gegevens van de auto waarin de verdachte met anderen is aangetroffen, blijkt dat deze auto eerst 16 minuten heeft stilgestaan in de directe omgeving waar het dashboard is gestolen, waarna het voertuig kort heeft gereden en vervolgens weer vijf minuten heeft stilgestaan in dezelfde straat. [4] Het eerste moment waarop de auto stilstond, betrof van 02.19 uur tot 02:35 uur [5] en het tweede moment was van 02:36 tot en met 02:41 uur. [6]
Nadat de auto tot stilstand was gekomen, is verbalisant [verbalisant01] de ‘vluchtroute’ terug gelopen. Hij trof langs deze route twee cockpits aan. [7] Op deze cockpits waren met breed plakband blanke sleutels bevestigd. De cockpits waren niet vochtig, terwijl de nacht vochtig was en het meerdere malen regende.
In de auto waarin verdachte met anderen werd aangetroffen, lagen zes zogenoemde blanke sleutels die identiek waren aan de sleutels die op de cockpits waren bevestigd met plakband. Ook lag er een instrument om sleutels mee uit te snijden en eenzelfde breed plakband op een rol. [8] De cockpits die op de afgelegde route zijn gevonden, zijn de cockpits die op de Maassluisstraat zijn weggenomen. [9]
Het hof stelt op grond van deze feiten en omstandigheden vast, dat inzittenden van deze auto betrokken zijn geweest bij de diefstal van de cockpits. Het onderhavige geval kenmerkt zich door de omstandigheid dat kort na de diefstal de verdachte met anderen wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de diefstal duiden, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan.
Verdachte heeft bij de politie geen verklaring afgelegd die deze feiten en omstandigheden kunnen verklaren en heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Bij de rechtbank en bij het hof heeft verdachte verklaard dat hij in de auto aan het blowen was en bezig was met zijn telefoon. In hoger beroep heeft hij daaraan toegevoegd dat hij mogelijk sliep. Gelet op al het voorgaande acht het hof zijn verklaring, dat hij niets heeft gemerkt van de inbraken en de achtervolging, niet geloofwaardig. De verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring afgelegd die deze belastende feiten en omstandigheden kan verklaren.
Op grond van de inhoud van het bewijs en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof vast dat de verdachte samen met anderen de diefstallen heeft gepleegd.
Parketnummer 13-109525-20 (het witwassen van € 3.490,- en een Mercedes-Benz)
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank, tot en met de zin ‘Van verdachte mocht dan ook worden verlangd…en over de aanschaf van de auto.’, pagina 7 van het vonnis, twintigste regel. In plaats van de daarop volgende overwegingen van de rechtbank overweegt het hof als volgt.
Het geldbedrag van € 3.490,-
In de kamer waar de verdachte verbleef is op 10 juni 2020 een contant geldbedrag van € 3.490,- aangetroffen. [10] In die kamer is ook een vuurwapen met munitie en een stroomstootwapen aangetroffen (de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten 1 en 2 van zaak B in het vonnis).
De verdachte heeft verklaard dat hij € 3.500,- heeft geleend van zijn vriend [medeverdachte01] , één of twee dagen voor zijn aanhouding. Hij heeft tegenover de politie geen antwoord willen geven op vragen over de totstandkoming van de lening [11] en over de wijze waarop het geld aan hem is overgedragen. [12]
[medeverdachte01] heeft bij de politie verklaard dat hij op verschillende tijdstippen drie maal € 2.000,- van zijn bankrekening heeft opgenomen en dat hij ‘een dag of twee’ voor de verdachte werd opgepakt € 3.500,- aan de verdachte heeft geleend. Er zijn volgens [medeverdachte01] geen afspraken gemaakt over terugbetaling. [medeverdachte01] heeft beaamd dat hij in juni 2020 geen inkomen, geen baan en geen uitkering had, een studieschuld van € 12.000 en andere schulden. [13] Gezien de afdrukken van opnames in het dossier heeft [medeverdachte01] het geldbedrag van in totaal € 6.000,- op 24 en 25 april 2019 van zijn bankrekening opgenomen. [14]
Gelet op de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen bij de verdachte en zijn financiële situatie zoals beschreven in het vonnis, is het vermoeden dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is, zonder meer gerechtvaardigd. De verdachte heeft daar een verklaring tegenover gezet, die, hoewel niet erg concreet, wel min of meer verifieerbaar was en daarom aanleiding gaf tot nader onderzoek door het openbaar ministerie. Het resultaat daarvan, de verklaring van [medeverdachte01] en zijn bankafschriften, is van dien aard dat mede op grond daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Bij dat oordeel heeft het hof betrokken het feit dat de opnames ruim een jaar voorafgaand aan de vermeende lening zijn gedaan en de omstandigheid dat geen afspraken zijn gemaakt over terugbetaling. Ook heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte bij de politie geen antwoord heeft willen geven over de totstandkoming van de lening en de wijze waarop het geld aan hem is overgedragen. Onder die omstandigheden kon zijn verklaring niet worden getoetst aan de verklaring van [medeverdachte01] daarover. De verklaring van de verdachte is ongeloofwaardig en biedt - ook bij nader onderzoek - onvoldoende tegenwicht, zodat het de conclusie is dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
De Mercedes
Voor de woning waar de verdachte verbleef, is op 10 juni 2020 een Mercedes type A 180 aangetroffen met kenteken [kenteken01] . De sleutel van deze auto lag in de slaapkamer van de verdachte. [15] De woning wordt bewoond door een zus van de verdachte, [naam01] .
De verdachte heeft verklaard dat hij de auto in Venlo heeft gekocht voor een contant bedrag van € 14.000,- op verzoek van zijn zus [naam02] , met haar geld. De auto heeft eerst op naam van de verdachte gestaan en is vervolgens overgeschreven op naam van [naam02] . De auto is volgens de verdachte van zijn zus [naam02] en zij was de gebruiker.
[naam02] heeft bij de politie verklaard dat zij in 2009 een bedrag van € 10.000,- contant heeft ontvangen van haar broer [naam03] , die destijds een schadevergoeding had ontvangen voor onterecht vastzitten. [naam03] heeft haar dat geld gegeven om later haar rijbewijs mee te kunnen halen en zij heeft dat geldbedrag 11 jaar lang bewaard. Zij heeft gewerkt en geld gewonnen met online gokken, waarmee zij een geldbedrag heeft gespaard. Met de som van die bedragen, € 14.000,-, heeft de verdachte voor haar de Mercedes gekocht.
Niet aannemelijk is geworden dat [naam02] , toen zij nog maar 10 jaar oud was, een geldbedrag van € 10.000,- cadeau heeft gekregen voor haar rijbewijs en de aankoop van een auto en dat zij dat geldbedrag al die tijd in een kast heeft bewaard. Uit onderzoek is gebleken dat [naam02] tussen 2016 en 2020 een netto inkomen heeft ontvangen van in totaal € 10.860,- en dat zij in 2019 een creditcardschuld had opgebouwd van bijna € 3.000,-.
Het hof acht haar verklaring over de herkomst van het geld en de besteding ervan niet aannemelijk.
Gelet op de feiten en omstandigheden rond de aankoop van de Mercedes en de financiële situatie van de verdachte, zoals blijkt uit de (door de rechtbank) gebruikte bewijsmiddelen, is het vermoeden dat deze auto van misdrijf afkomstig is, zonder meer gerechtvaardigd. De verdachte heeft daar een verklaring tegenover gezet, die naar het oordeel van het hof, mede gezien de inhoud van de verklaring van zijn zus [naam02] en haar financiële situatie, niet geloofwaardig is. Het hof leidt uit de beschreven feiten en omstandigheden af dat de verdachte de auto zelf heeft gekocht en op zijn naam heeft gezet, en deze, blijkens het aantreffen van de sleutel bij de verdachte, ook heeft gebruikt (ook nadat de auto is overgeschreven op naam van zijn zus). Dat de Mercedes na drie dagen op naam van een ander is gezet, is naar het oordeel van het hof enkel bedoeld om te verhullen dat hij de eigenaar was en dat een dergelijke grote contante aankoop niet strookte met zijn legale inkomen. De stukken met betrekking tot de door [naam02] betaalde verzekering en wegenbelasting doen daar niet aan af. Dat deze kosten via haar bankrekening werden betaald, past immers net zo goed bij het verhullen van de herkomst van de auto.
Het hof kan uit het voorgaande niet anders dan concluderen dat de verdachte in de periode van 21 mei 2020 tot en met 24 mei 2020 de Mercedes heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij wist dat deze onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig was.
Strafoplegging
Het hof kan zich geheel vinden in de strafoplegging van de rechtbank en de overwegingen daarbij. Wel vult het hof deze overwegingen aan in die zin dat het hof tot de conclusie komt dat een
gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, passend
en gebodenis.
Omdat het hof niet komt tot een vernietiging van de strafoplegging, bestaat er geen aanleiding om de straf te bepalen voor de feiten ten aanzien waarvan geen appel is ingesteld. Deze verplichting bestaat op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering immers (alleen) bij een vernietiging van het vonnis ten aanzien van de straf.
Dit alles betekent dat de straffen die de rechtbank heeft opgelegd, met de bijkomende beslissingen, en de opgelegde maatregel, in stand blijven.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, voor zover het vonnis aan het oordeel van het hof is onderworpen, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 november 2022.
Mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018045443-4 van 5 maart 2018, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant01] , dossierpagina 20.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018045443-4 van 5 maart 2018, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant01] , dossierpagina 21.
3.Bewijsmiddelen 1 en 2 van het vonnis van de rechtbank.
4.Bewijsmiddel 6 van het vonnis van de rechtbank.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018045443-35 van 6 maart 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant02] en [verbalisant03] , dossierpagina 49.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018045443-35 van 6 maart 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant02] en [verbalisant03] , dossierpagina 50.
7.Bewijsmiddel 3 van het vonnis van de rechtbank.
8.Bewijsmiddel 5 van het vonnis van de rechtbank.
9.Bewijsmiddel 7 van het vonnis van de rechtbank.
10.Proces-verbaal van binnentreden woning met nummer PL1300-2019256882-49 van 10 juni 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant04] , doorgenummerde pagina’s B028 en B029 (noot hof: anders dan in bewijsmiddel 19 in de bijlage met bewijsmiddelen bij het vonnis, vermeldt dit proces-verbaal dat het geldbedrag van € 3.490 is aangetroffen in de slaapkamer van [verdachte01] ).
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2019256882 van 7 juli 2020, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant05] en [verbalisant06] , dossierpagina, B071.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer [telefoonnummer01] van 7 juli 2020, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant05] en [verbalisant06] , dossierpagina B063 tot en met B075, B072.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte01] met nummer 2019256882 van 7 september 2020, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant07] en [verbalisant08] , dossierpagina D015.
14.Geschriften, te weten details afschrijving Rabo Bankieren, dossierpagina D018, D019 en D020.
15.Onderzoekdossier in de zaak [naam02] , proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020043720 van 15 december 2020, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant04] , p. 144 en 145.