Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
6.De beslissing
in principaal hoger beroep:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de echtscheiding tussen de man en de vrouw, die in 2015 in Afghanistan zijn getrouwd. De rechtbank Noord-Holland had eerder op 16 juli 2021 de echtscheiding uitgesproken. De man is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank, waarin onder andere de kinderalimentatie en partneralimentatie waren vastgesteld. De man verzocht om de alimentatie te verlagen en het Afghaanse recht op het huwelijksvermogensregime van toepassing te verklaren. De vrouw verzocht de verzoeken van de man af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 augustus 2022 is de vrouw verschenen, terwijl de man niet aanwezig was. Het hof heeft de financiële situatie van de man beoordeeld, die door psychische problemen en een verminderd inkomen door de coronacrisis in een instabiele situatie verkeert. Het hof heeft vastgesteld dat de man € 25,- per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, met ingang van 7 oktober 2020. De partneralimentatie is afgewezen.
Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat het Afghaanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime, aangezien beide partijen de Afghaanse nationaliteit hebben. De vrouw heeft ook aanspraak gemaakt op de bruidsschat van 400.000 Afghani, wat het hof heeft toegewezen, met de verplichting voor de man om dit bedrag binnen twee maanden te betalen, bij niet-betaling te vermeerderen met wettelijke rente. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en opnieuw beslist.