4.2.De vrouw verzoekt - kort gezegd - in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap wordt gelast op de navolgende wijze:
- de inboedel van de echtelijke woning wordt geacht te zijn verdeeld met gesloten beurzen;
- de vrouw dient vanwege de inruil van de auto, Hyundai Tucson, aan de man te voldoen een bedrag van € 578,38;
- de vrouw maakt aanspraak op de helft van de waarde van de auto(s) die de man bezit, vast te stellen door een onafhankelijk deskundige;
- de man legt bewijsstukken over van de girale saldi die per de peildatum tot de gemeenschap behoren en waarvan hij de helft moet voldoen aan de vrouw, te weten:
- twee bankrekeningen bij de ABN AMRO met nummers [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] ;
- een rekening bij de Rabobank t.n.v. de man met [rekeningnummer 4] ;
- een rekening bij KNAB t.n.v. de man met nummer [rekeningnummer 5] ;
- de bankrekeningen bij KNAB met nummer [rekeningnummer 1] op naam van [kind 1] en [rekeningnummer 6] op naam van [kind 2] worden buiten de verdeling gelaten;
- de man brengt de jaarstukken 2019 en 2020 in het geding, waarna een onafhankelijke deskundige wordt benoemd om de aandelen in [BV 1] te waarderen, waarbij tevens gekeken wordt naar het bezit van andere aandelen van de man, zodat deze ook in de waardering kunnen worden betrokken; in de rapportage van de deskundige worden prognoses van toekomstige bedrijfsresultaten gezien en wordt beoordeeld of sprake is van stille reserves en goodwill. Daarbij dient ook betrokken te worden de hoogte van de (latente) belastingclaim en of het mogelijk is die claim door te schuiven naar de toekomst of meteen moet worden afgerekend. Nadat de onafhankelijke waardering heeft plaatsgevonden, ontvangt de vrouw van de man de helft van de waarde van de aandelen;
- de eenmanszaak van de vrouw ( [eenmanszaak] ) en de bankrekening met nummer [rekeningnummer 7] wordt aan de vrouw toegedeeld tegen een waarde van € 4.376,- onder de verplichting om aan de man een bedrag van € 2.188,-te vergoeden;
- de man is voor de helft draagplichtig voor de bij onderhandse akte verstrekte lening van € 34.000,-;
- de vrouw en de man zijn ieder draagplichtig voor haar/zijn schuld bij DUO, althans de man is - zoals ter zitting verzocht - alleen draagplichtig voor zijn schuld bij DUO;
- de man dient aan de gemeenschap een bedrag te vergoeden van € 3.513,-.
De vrouw heeft bij brief van 12 januari 2022 de verzoeken bij grief 5 en 6 nader gespecificeerd en aangevuld, een incident ex artikel 843a Rv opgeworpen en verzocht:
I. op grond van artikel 843a Rv de man te bevelen uiterlijk 28 dagen voor de mondelinge behandeling de door haar opgevraagde stukken in het geding te brengen, alsmede de door haar geformuleerde en aldaar weergegeven vragen te beantwoorden, teneinde de vrouw in staat te stellen een waarderingsrapport te laten opstellen dat recht doet aan haar belangen;
II. Bij tussenbeschikking (indien het hof voormeld verzoek niet als incident behandelt) op grond van artikel 843a Rv de man te bevelen uiterlijk 28 dagen voor de mondelinge behandeling, de onder I genoemde stukken in het geding te brengen en de onder I genoemde vragen te beantwoorden, teneinde de vrouw in staat te stellen een waarderingsrapport op te stellen dat recht doet aan haar belangen, op basis waarvan het hof over kan gaan tot het bepalen van de aanspraak van de vrouw dienaangaande, alsmede de zaak op dit punt aan te houden;
III. in beide gevallen en indien de man tot volledige nakoming daarvan overgaat, vervolgens over te gaan tot benoeming van een deskundige voor de waardering van de aandelen in [BV 1] alsmede partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de persoon van de deskundige, alsmede over de aan deze persoon te stellen vragen;
IV. indien het hof verzoek 1 en 2 niet overneemt cq indien de man geen gehoor geeft aan een volledige nakoming van het in dat kader door het hof bepaalde, en indien het hof oordeelt dat de peildatum 30 november 2018 is: de waarde van de aandelen in [BV 1] te bepalen op € 500.000,-, alsmede te bepalen dat de man gehouden is om binnen 14 dagen na deze beschikking, de vrouw een bedrag te voldoen ad € 250.000,- onder aftrek van de daarvoor verschuldigde latente AB-claim;
V. Indien het hof uitgaat van een andere peildatum (datum toedeling aandelen aan de man), de te benoemen deskundige opdracht te geven per die datum de aandelen in [BV 1] te waarderen.
Daarnaast heeft de vrouw het verzoek ten aanzien van de bankrekeningen van [kind 1] en [kind 2] gewijzigd en verzocht te bepalen dat de bankrekeningen met nummers KNAB (- [rekeningnummer 1] ) [kind 1] Investment Rabobank (- [#1] ) ten name van [kind 1] en Rabobank (- [#2] ) ten name van [kind 2] buiten de verdeling blijven en dat het saldo ad € 9.504,40 (KNAB - [rekeningnummer 1] [kind 1] Investment) en het saldo ad € 6.231,70 (Rabobank - [#1] [kind 1] ) op een rekening op naam van [kind 1] blijft of komt te staan en dat het saldo ad € 1.355,44 (Rabobank - [#2] [kind 2] ) op een rekening op naam van [kind 2] blijft of komt te staan.