ECLI:NL:GHAMS:2022:3216

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
200.307.505/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag na echtscheiding en toekenning eenhoofdig gezag aan de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over twee kinderen, geboren uit een inmiddels ontbonden huwelijk. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2021, waarin het gezamenlijk gezag werd beëindigd en alleen de man, verweerder in hoger beroep, het gezag over de kinderen kreeg. De vrouw voerde aan dat zij in staat was om haar rol als gezaghebbende ouder te vervullen en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestond voor de kinderen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de geestelijke toestand van de vrouw en de impact daarvan op de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de kinderen behoefte hebben aan stabiliteit en rust in hun opvoedsituatie. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de geestelijke toestand van de vrouw onveranderd zijn en dat er geen structureel contact is tussen de vrouw en de kinderen. De vrouw heeft geprobeerd haar gezagspositie te gebruiken om omgang met de kinderen te bewerkstelligen, wat volgens het hof niet in het belang van de kinderen was.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het gezamenlijk gezag beëindigd, waarbij de man het eenhoofdig gezag over de kinderen is toegewezen. Het hof heeft de beschikking ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaard, om verdere geschillen over de gezagsuitoefening te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.307.505/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/307526 / FA RK 20-4956
Beschikking van de meervoudige kamer van 15 november 2022 inzake
[de vrouw] ,
wonende op een onbekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Breeveld te Haarlem,
en
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. I.S. Kuijken te Haarlem.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
Raad voor de Kinderbescherming Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 30 november 2021 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 28 februari 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 november 2021.
2.2.
De man heeft op 17 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de man met bijlagen (productie 6 t/m 11), ingekomen op 22 juli 2022.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft op 5 september 2022 tegelijkertijd met de behandeling van de zaak met zaaknummer 200.294.585/01 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:
- [kind 1] (hierna: [kind 1] ) [in] 2011;
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ) [in] 2016 (hierna gezamenlijk: de kinderen).
De kinderen wonen bij de man.
De ouders oefenden na de scheiding gezamenlijk het gezag uit.
3.2.
Bij beschikking van 1 juni 2022 heeft de rechtbank Noord-Holland de man vervangende toestemming verleend om met de kinderen twee weken op vakantie te gaan naar de Verenigde Staten. Daarnaast is het verzoek van de vrouw om een omgangsregeling te bepalen tussen haar en de kinderen afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de man bepaald dat het gezamenlijk gezag van partijen over [kind 1] en [kind 2] wordt beëindigd en dat alleen de man het gezag over de kinderen toekomt.
4.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt) het inleidend verzoek van de man alsnog af te wijzen, althans te bepalen dat een onafhankelijke organisatie zoals het NIFP opnieuw onderzoek doet naar de mogelijkheid van de vrouw om mede het gezag uit te oefenen, althans te bepalen dat de raad nader onderzoek gelast naar de mogelijkheid van uitoefening van het gezag door de vrouw.
4.3.
De man verzoekt de grieven en het zelfstandig verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Op grond van artikel 1:251a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding het gezamenlijk gezag beëindigen en één van beide ouders met het gezag over een kind belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2.
De vrouw is het niet eens met de beslissing van de rechtbank waarbij het gezamenlijk gezag is beëindigd en is bepaald dat alleen de man het gezag over de kinderen uitoefent. De rechtbank is volgens haar ten onrechte afgeweken van het uitgangspunt dat na echtscheiding het gezamenlijk gezag door de ouders wordt voortgezet en heeft hierdoor bovendien het recht op family life in de zin van artikel 8 EVRM geschonden. De vrouw betwist dat er bij haar sprake is van psychische problematiek als gevolg waarvan zij niet in staat zou zijn haar rol als gezaghebbende ouder te vervullen. De vrouw voert aan dat zij therapie krijgt via de GGZ en dat therapie eerder ook effect heeft gehad. De huidige periode geeft geen evenwichtig beeld van haar en is geen goed moment om verstrekkende beslissingen te nemen, omdat zij nu stress door de scheiding ervaart.
Zij heeft lange tijd de opvoedende rol gehad en ook na het uiteengaan van partijen heeft zij met instemming van de man maandenlang drie keer per week omgang met de kinderen gehad. Volgens haar werkt zij altijd mee aan beslissingen die noodzakelijk zijn voor de kinderen en zij heeft nog nooit toestemming geweigerd. Gedurende de relatie hadden partijen een manier gevonden om samen het gezag over de kinderen uit te oefenen. Beide partijen moeten in staat worden geacht dit na de scheiding voort te kunnen zetten. Partijen communiceren redelijk goed met elkaar. Zij stemt ermee in dat de kinderen hoofdverblijf hebben bij de man en dat hij de dagelijkse beslissingen over de kinderen neemt. Zij acht het echter wel van belang dat zij wordt betrokken en geconsulteerd over relevante zaken en dat zij op de hoogte wordt gesteld van de ontwikkeling van de kinderen. Dit zal zonder het gezag heel lastig worden, gelet op de ongelijkwaardige verhouding tussen de ouders. De vrouw verzoekt het hof een onderzoek te gelasten naar de mogelijkheid om samen met de man het gezag uit te oefenen.
De advocaat van de vrouw heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat de vrouw wordt begeleid door een GGZ-psycholoog en een verpleegkundige (spv’er). De vrouw wil haar positie als gezaghebbende ouder ook behouden voor het geval zich ingrijpende zaken rondom de kinderen voordoen, zoals bijvoorbeeld emigratie of een ondertoezichtstelling. Het is bovendien belangrijk dat de vrouw en de kinderen contact hebben en dat de kinderen een positief beeld van de vrouw hebben. Dit kan alleen als de vrouw het gezag behoudt. Zij heeft de procedure rond de toestemming voor de vakantie gebruikt om iets teweeg te brengen, niet om haar gezag te misbruiken.
5.3.
De man is het eens met de beslissing van de rechtbank. Hij is - kort gezegd - van mening dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de vrouw niet in staat is haar rol als gezaghebbende ouder te vervullen. De oorzaak is de persoonlijke problematiek van de vrouw. Volgens de man gaat het ook beter met de kinderen sinds de aanwezigheid van de vrouw in hun leven beperkter is geworden. Het raadsonderzoek is uitgebreid en zorgvuldig uitgevoerd. De vrouw voert onvoldoende aan om een nieuw onderzoek te gelasten. De (advocaat van de) man heeft hier ter zitting in hoger beroep het volgende aan toegevoegd. Het gaat beter met de kinderen nu er meer rust is. [kind 1] is inmiddels van speciaal onderwijs naar regulier onderwijs gegaan. Dat geeft aan hoeveel baat hij heeft bij de huidige rust. Partijen communiceren niet met elkaar. De vrouw stuurt wel veel mails aan de man. De inhoud van deze mails is heel zorgelijk, de man schrikt er telkens van en wordt erdoor belast. De vrouw raakt steeds verder uit zicht. Ze heeft geen eigen woning en woont nu bij een andere man. Het lijkt niet goed te gaan met haar. Het is heel verdrietig, maar in het belang van de kinderen is eenhoofdig gezag noodzakelijk, aldus de man.
5.4.
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. In het raadsrapport is uitgebreid gemotiveerd waarom gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is. De raad staat hier nog steeds achter. De raad heeft geprobeerd de vrouw voor te houden wat er nodig is voor gezamenlijk gezag, maar het is niet gelukt haar dit duidelijk te maken. De raad ziet geen aanleiding voor een ondertoezichtstelling of een aanvullend onderzoek. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging van de kinderen vanwege het beeld dat zij hebben van de vrouw. De sleutel om dit te verbeteren ligt bij de vrouw. Het is de vraag of zij hiertoe in staat is, aldus de raad.
5.5.
Het hof overweegt als volgt. De raad komt in het rapport van 29 september 2021 tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat de man wordt belast met het eenhoofdig gezag.
Uit het raadsrapport komt naar voren dat er al lange tijd zorgen zijn over het gezin en in het bijzonder over de geestelijke toestand en de kwetsbaarheid van de moeder. De moeder heeft meermaals hulp gehad vanuit de GGZ en andere hulpinstanties. Ten tijde van de totstandkoming van het raadsrapport was zij sinds kort weer in contact met de GGZ, waarbij de hulp en ondersteuning van de spv’er en de psychiater vooral waren gericht op het stabiliseren van de moeder op het gebied van praktische levensonderdelen. Zij gaven aan dat de moeder overal hulp bij nodig heeft. Als er sprake is van stabiliteit, is er ruimte voor behandeling.
De raad benadrukt in het rapport dat [kind 1] en [kind 2] rust en zekerheid nodig hebben in hun opvoedsituatie. Vanwege de geestelijke toestand van de moeder hebben zich heftige gebeurtenissen voorgedaan in het gezin. [kind 1] is gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis. Er is geen structurele contactregeling tussen de moeder en de kinderen. Met betrekking tot de zorg voor de kinderen is er geen sprake van samenwerking tussen de ouders.
De rol die de moeder inneemt in het leven van de kinderen, kenmerkt zich door onregelmatigheid en biedt de kinderen te weinig bestendigheid. De raad spreekt in dit verband van onbetrouwbaarheid en onregelmatigheid. Door haar psychische toestand is zij niet in staat om voor de kinderen te zorgen en kan er niet verwacht worden dat zij haar rol als gezaghebbende ouder kan uitvoeren. Gezien het langdurige gebrek aan beschikbaarheid van de moeder (als gevolg van de beschreven persoonlijke problematiek) en het nog niet opgestart zijn van de behandeling ziet de raad hierin binnen afzienbare tijd geen verandering komen, aldus het raadsrapport.
Het hof stelt vast dat de zorgen over de geestelijke toestand van de vrouw (en de gevolgen hiervan voor de kinderen) sinds het raadsrapport en de bestreden beschikking onveranderd zijn. Haar persoonlijke situatie is niet gestabiliseerd. Ze verblijft op dit moment elders en onduidelijk is of zij nog steeds ondersteund wordt door de GGZ. Er is geen (structureel) contact tussen de vrouw en de kinderen. Ook de ouders communiceren niet met elkaar. Wel ontvangt de man een grote hoeveelheid aan mails van de vrouw met voor hem belastende inhoud.
Verder is gebleken dat, omdat de bestreden beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, er een geschil over de gezagsuitoefening is ontstaan omdat de vrouw geen toestemming wilde geven voor de vakantie van de man en de kinderen naar de Verenigde Staten. De vrouw stelt dat zij haar gezagspositie niet wilde misbruiken en dat zij het op die procedure heeft laten aankomen om een door haar gewenste verandering teweeg te brengen waarmee zij kennelijk doelt op het krijgen van omgang met de kinderen. Het onthouden van toestemming voor vakantie is echter geen middel om omgang te bewerkstelligen. Door zich wel van dat middel te bedienen- heeft de vrouw vooral de belangen van de kinderen geschaad, omdat de kinderen door de procedure in onzekerheid hebben verkeerd over de vakantie.
Gelet op het voorgaande is het hof met de raad en de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en dat de vader wordt belast met het eenhoofdig gezag, zodat de noodzakelijke rust en stabiliteit wordt gecontinueerd. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en is van oordeel dat een nader onderzoek geen toegevoegde waarde heeft. Het hof zal dit verzoek van de vrouw dan ook afwijzen. Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
Het hof ziet aanleiding de bestreden beschikking ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad te verklaren nu het hof het in het belang van de kinderen acht dat er geen (verdere) geschillen over de gezagsuitoefening zullen ontstaan.
5.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 30 november 2021;
verklaart de beschikking van rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 30 november 2021 alsnog uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem), afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. C.M.J. Peters en mr. J. Kloosterhuis, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier en is op 15 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.