ECLI:NL:GHAMS:2022:3213

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
200.310.180/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijsbeslag en exhibitie van digitale bescheiden in familiezaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot bewijsbeslag en de exhibitie van digitale bescheiden. De eiser, handelend als protector van de rechtspersoon naar Cypriotisch recht, Navigation Trust, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland. De eiser vorderde dat de gedaagden, waaronder [gedaagde 1], zouden worden verplicht om inzage te geven in digitale bescheiden die onder hen in beslag zijn genomen. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat de eiser geen belang had bij de gevorderde exhibitie van gegevens die zich onder [gedaagde 1] bevonden, omdat zij via [gedaagde 2] inzage kon krijgen.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben de eiser en [gedaagde 2] overeenstemming bereikt over de afwikkeling van het bewijsbeslag. Het hof oordeelde dat de eiser recht heeft op inzage in de bescheiden, maar dat dit pas kan plaatsvinden nadat een inventarisatie van de bescheiden is gemaakt door Digijuris, de gerechtelijke bewaarder. Het hof heeft de vordering van de eiser jegens [gedaagde 1] toegewezen, waarbij [gedaagde 1] werd bevolen om de inventarisatie van de beslagen gegevens te gedogen. De vorderingen van de eiser tot afgifte en inzage van de bescheiden werden echter afgewezen, omdat deze te vroeg waren ingesteld.

Het hof heeft de kostenveroordeling in eerste aanleg in stand gelaten en de kosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het hof en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,
team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer : 200.310.180/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/325186 / KG ZA 22-61
arrest van de meervoudige familiekamer van 15 november 2022
inzake:
[eiser ] ,
handelend in haar hoedanigheid van Protector
van de rechtspersoon naar Cypriotisch recht Navigation Trust,
appellante,
advocaat mr. N.J. Margetson te Rotterdam,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats ] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna “ [eiser ] ” of “de protector”, respectievelijk “ [gedaagde 1] ” genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[eiser ] is bij dagvaarding van 28 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 4 april 2022, in kort geding gewezen tussen de protector als eiseres en [gedaagde 2] (hierna: [gedaagde 2] ) en [gedaagde 1] als gedaagden.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
[gedaagde 2] heeft gediend van memorie van antwoord, waarbij tevens producties zijn overgelegd.
[eiser ] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde 2] en [gedaagde 1] te bevelen te gehengen en gedogen dat Digijuris BV onderzoek mag verrichten aan kort gezegd digitale bestanden, de Financiële Administraties als gedefinieerd in randnummers 63 en 64 van de appeldagvaarding te lokaliseren en daarvan kopieën te maken, en dat
a. a) Digijuris B.V. die kopieën aan de protector afgeeft, en
b) dat de protector daarin inzage neemt,
bij gebreke waarvan [gedaagde 2] dan wel [gedaagde 1] een dwangsom verbeurt van EUR 10.000 (zegge vijfduizend [sic] Euro) per dag, althans een door het hof vast te stellen dwangsom per dag tot een maximum van EUR 500.000 (zegge honderdduizend [sic] Euro), althans een door het hof vast te stellen maximum voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde 2] dan wel [gedaagde 1] niet meewerkt aan dat bevel, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] in de kosten van dit geding.
[gedaagde 2] heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd, en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser ] in haar vorderingen in eerste aanleg en in hoger beroep, althans tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, onder veroordeling van [eiser ] in de kosten van beide instanties en de nakosten.
[gedaagde 1] is, (ook) in hoger beroep niet verschenen.
Van de zijde van zowel [eiser ] als van de zijde van [gedaagde 2] zijn voorafgaande aan de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht die ter zitting zijn genomen. Het betreft de producties 36a, 36b en 37 en de producties 38 t/m 41 van de zijde van [eiser ] ; de producties inhoudende de bijlages 8 t/m 10 (10-1 t/m 10-4), en de bijlage 11 van de zijde van [gedaagde 2] .
Ter zitting zijn van de zijde van [gedaagde 2] nog ontbrekende stukken betreffende de behandeling in eerste aanleg overgelegd. Het gaat om de schriftelijke uitlating van de protector zelf en de e-mails genoemd in het bestreden vonnis onder 1.3, afkomstig van de betrokken advocaten naar aanleiding van het minnelijk overleg dat plaatsvond medio maart 2022, na de mondelinge behandeling in eerste aanleg.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2022, waarbij aanwezig waren [eiser ] en [gedaagde 2] , vergezeld van hun advocaten. Voor [eiser ] fungeerde mevrouw C.M. Penning als tolk. Beide advocaten hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling pleitnotities overgelegd.
Tussen [eiser ] en [gedaagde 2] is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een minnelijke regeling getroffen,
Ten slotte heeft de protector gevraagd arrest te wijzen tegenover [gedaagde 1] .

2.Feiten

2.1.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
2.2.
De protector is één van de voormalige echtgenotes van de op 16 december 2018 overleden [de erflater] (hierna: erflater). Zij hadden samen drie kinderen. Erflater heeft ook twee kinderen uit een eerder huwelijk. Eén van die kinderen is [gedaagde 2] . [eiser ] heeft zelf ook nog twee kinderen uit een ander huwelijk.
2.3.
Erflater heeft de rechtspersoon naar het recht van Cyprus genaamd “Navigation Trust” (‘de trust’) opgericht. Tot het trustvermogen behoren de aandelen in een groot aantal rechtspersonen, deels naar een ander dan Nederlands recht opgericht.
De vijf biologische kinderen van erflater zijn allemaal voor 2/12e deel begunstigde van de trust. De twee andere kinderen van [eiser ] zijn daarvan ieder voor 1/12e deel begunstigde. [eiser ] is als gezegd de protector van de trust en in deze hoedanigheid komt zij in deze procedure op voor de belangen van de trust.
2.4.
Op 18 oktober 2021 is namens de drie kinderen van [eiser ] en erflater een verzoek ingediend bij la Cour d’appel de Monaco om een vereffenaar te benoemen inzake de nalatenschap van erflater.
2.5.
Blijkens een daarvan opgemaakt proces-verbaal heeft gerechtsdeurwaarder [X] , bijgestaan door een IT-deskundige van Digijuris BV (hierna: Digijuris) op 2 februari 2022, na daartoe op 30 december 2021 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, verleend verlof, ten laste van [gedaagde 2] en [gedaagde 1] conservatoir bewijsbeslag gelegd op - kort gezegd - zich onder hen bevindende (digitale) bescheiden, waarna deze zijn overhandigd aan Digijuris als gerechtelijk bewaarder
2.6.
Op 17 februari 2022 is de dagvaarding in de onderhavige procedure uitgebracht, waarmee de procedure volgende op het bewijsbeslag is ingeleid.

3.Beoordeling

3.1.
Als gezegd hebben de protector en [gedaagde 2] ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep overeenstemming bereikt over de wijze waarop het bewijsbeslag zal worden afgewikkeld.
De stand van zaken is immers dat op grond van het verlof dat is verleend op 30 december 2021, op 2 februari 2022 door de deurwaarder beslag is gelegd op - kort gezegd - digitale bescheiden, waarbij deze bescheiden bij Digijuris als gerechtelijk bewaarder zijn ondergebracht. Gelet ook op het verleende verlof zal de protector zijn gerechtigd tot inzage, eerst nadat enkele procedurele stappen zijn gezet die ertoe dienen de privacy te beschermen van de beslagene zelf, dan wel van derden waarvan de beslagene gegevens onder zich heeft en waarop beslag is gelegd. Kort gezegd het traject dat dient om van beslag tot exhibitie te komen. Daarover zijn tussen [eiser ] en [gedaagde 2] afspraken gemaakt.
3.2.
[gedaagde 1] is in de procedure in eerste aanleg, zo valt in de aanhef van het vonnis in eerste aanleg te lezen, niet verschenen. Niettemin heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [gedaagde 1] terecht heeft aangevoerd dat [eiser ] via [gedaagde 2] inzage kan krijgen, zodat er geen belang is bij toewijzing van het tegenover [gedaagde 1] gevorderde.
Bij de toelichting op grief VIII geeft de protector aan dat de voorzieningenrechter tijdens de zitting een brief van [gedaagde 1] heeft voorgelezen, dat zij geen kopie van de brief heeft gekregen en niet in de gelegenheid is gesteld op deze brief te reageren. [eiser ] heeft deze brief niet in haar dossier en deze is in hoger beroep niet overgelegd.
3.3.
Het hof overweegt dat de protector op grond van het verleende verlof zowel onder [gedaagde 2] als onder [gedaagde 1] conservatoir beslag heeft laten leggen op digitale bescheiden, en dat ten aanzien van beide beslagen de regeling geldt als beschreven in het beslagverlof, welke regeling dient om te komen van conservatoir beslag tot exhibitie. De protector heeft er op gewezen dat [gedaagde 1] de boekhouding van de vennootschappen verzorgt waarvan de vermogensrechtelijke belangen zijn ondergebracht in de trust. In dit licht bezien houdt de overweging in het bestreden vonnis dat de protector geen belang zou hebben bij exhibitie van informatie die zich onder [gedaagde 1] bevindt reeds geen stand. Slechts indien [gedaagde 1] over niet meer of geen enkele andere (digitale) informatie zou beschikken dan [gedaagde 2] zou de protector geen belang kunnen hebben bij exhibitie van gegevens die zich onder [gedaagde 1] bevinden, maar dat lijkt niet aannemelijk en valt uiteraard op dit moment ook niet vast te stellen.
3.4.
Ook jegens [gedaagde 1] heeft echter te gelden dat zij slechts is gehouden tot exhibitie van beslagen gegevens over te gaan, voor zover is vastgesteld dat deze vallen onder de strekking van het gelegde (bewijs)beslag, en - in geval van dispuut - nadat de rechter daarop heeft beslist. Dit volgt ook uit - de regeling van - het beslagverlof zelf.
Het betekent dat de vorderingen in hoger beroep sub ii) en sub iii), die erop neerkomen dat de bewaarder van de bescheiden (Digijuris) kopieën van de Financiële Administraties (als bedoeld onder 63 en 64 van de dagvaarding in hoger beroep) aan [eiser ] dient af te geven, te vroeg zijn ingesteld. De protector dient in deze vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.5.
Eerst zal door Digijuris een inventarisatie moeten worden gemaakt van de digitale bescheiden, waarbij een lijst wordt aangemaakt van de bescheiden die volgens Digijuris althans de deurwaarder vallen onder het begrip Financiële Administraties als beschreven onder 53 van het beslagrekest, nu op deze basis het verlof is verleend, en waarbij voor zover nog nodig vooralsnog kopieën worden veilig gesteld. Daarmee wordt het traject om te komen van de conservatoire fase tot exhibitie ingeleid. De vordering met deze strekking van de protector tegenover [gedaagde 1] is in eerste aanleg bij gebrek aan belang afgewezen, en het hof zal voor alle duidelijkheid haar vordering in hoger beroep alsnog en aldus toewijzen dat [gedaagde 1] deze inventarisatie van de beslagen gegevens dient te gehengen en gedogen. Het hof zal daarbij een verwijzing naar randnummer 53 van het beslagrekest gebruiken - en dus niet verwijzen naar de dagvaarding in hoger beroep onder 63 en 64 als gevorderd - nu het beslag dat is gelegd op grond van het verleende verlof zich uitstrekt over hetgeen onder 53 van het beslagrekest is beschreven.
Voor zover [gedaagde 1] vervolgens geen toestemming verleent (kopieën van) de op deze lijst geplaatste bescheiden aan de protector te verstrekken, zal overeenkomstig het beslagverlof de rechter beslissen of zij alsnog tot exhibitie van die gegevens is gehouden.
3.6.
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering sub i) jegens [gedaagde 1] met verwijzing naar randnummer 53 beslagrekest zal worden toegewezen, en dat de protector in haar vorderingen sub ii) en sub iii) niet kan worden ontvangen. Nu de protector het zelf in haar macht heeft Digijuris te bewegen over te gaan tot het maken van de inventarisatie bedoeld onder 3.6. bestaat er geen aanleiding daaraan een dwangsom te verbinden. Gelet op de mate van gelijk en ongelijk ziet het hof aanleiding de kostenveroordeling in eerste aanleg in stand te laten en de kosten in hoger beroep te compenseren, aldus dat ieder de eigen kosten draagt.

4.Beslissing

Het hof, rechtdoende in kort geding:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover de vordering sub i) jegens [gedaagde 1] bij gebrek aan belang is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beveelt [gedaagde 1] te gehengen en gedogen dat Digijuris BV onderzoek verricht aan de (kopieën van) de op 2 februari 2022 onder haar in beslag genomen (digitale) bescheiden, ongeacht of die bescheiden zich bevinden op gegevensdragers of op externe servers elders c.q. in de cloud, om de Financiële Administraties zoals gedefinieerd onder randnummer 53 van het beslagrekest van 29 december 2021 te lokaliseren en daarvan een inventarislijst te maken en zo nodig (voorlopige) kopieën te maken;
verklaart [eiser ] niet-ontvankelijk in haar vorderingen sub ii) en sub iii) jegens [gedaagde 1] , strekkende tot afgifte en inzage van onder [gedaagde 1] beslagen bescheiden;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige voor zover tussen [eiser ] en [gedaagde 1] gewezen;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. H.A. van den Berg, mr. A.V.T. de Bie en
mr. C.M.J. Peters en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
15 november 2022.