ECLI:NL:GHAMS:2022:3166

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
23-001047-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021. De zaak betreft een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor de handel in en het aanwezig hebben van harddrugs. Het openbaar ministerie had gevorderd dat de betrokkene een bedrag van € 12.388,34 aan de Staat zou betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen zowel de veroordeling als de ontnemingsvordering.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 oktober 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de betrokkene in de periode van 29 maart 2019 tot en met 5 januari 2021 niet alleen harddrugs heeft verhandeld, maar ook andere verdovende middelen zoals Kamagra/Viagra en Ketamine. Dit blijkt uit het berichtenverkeer van de betrokkene, waaruit transacties met betrekking tot deze middelen naar voren komen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar heeft dit aangevuld met overwegingen met betrekking tot de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van Kamagra/Viagra en Ketamine. Het hof oordeelt dat de betrokkene ook voor deze verkopen verantwoordelijk is, en dat het te ontnemen bedrag voortvloeit uit andere strafbare feiten dan die in de strafzaak zijn bewezen verklaard. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, en het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001047-21
datum uitspraak: 7 november 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-085109-20 tegen de betrokkene
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 12.388,34.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021 -kort gezegd- veroordeeld ter zake van de handel in en het aanwezig hebben van harddrugs.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 15 april 2021 de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 12.388,34 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Namens de betrokkene is hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 november 2022 veroordeeld terzake van -kort gezegd- de handel in en het aanwezig hebben van harddrugs.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof het vonnis aanvult met de volgende overwegingen.

Grondslag van de vordering

De betrokkene is door dit hof bij arrest van vandaag onder meer veroordeeld voor de handel in verdovende middelen in de periode van 29 maart 2019 tot en met 5 januari 2021.
Er zijn daarnaast voldoende aanwijzingen dat de veroordeelde in die periode tevens gehandeld heeft in Kamagra/Viagra en Ketamine. Uit het berichtenverkeer van een van de telefoons van de betrokkene is gebleken dat transacties hebben plaatsgevonden met betrekking tot 1 gram Ketamine, ter waarde van € 40,-, en met betrekking tot één strip Kamagra/Viagra, ter waarde van € 30,-. [1] Op grond hiervan is buiten redelijke twijfel dat de betrokkene ook heeft gehandeld in Kamagra/Viagra en Ketamine.
Het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van de verkopen van Kamagra/Viagra en Ketamine vloeit voort uit andere strafbare feiten dan de bewezenverklaarde feiten in de strafzaak, terwijl er voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de betrokkene zijn begaan (artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).

BESLISSING

Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.P. den Otter en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 november 2022.
Mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek GSM 5866397 m.b.t. opbrengst handel in verdovende middelen d.d. 4 februari 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant01] , p. 26-28.