ECLI:NL:GHAMS:2022:3165

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
8 november 2022
Zaaknummer
23-001046-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handel in en voorhanden hebben van verdovende middelen met toepassing van volwassenenstrafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021. De verdachte, geboren in 1998, was aangeklaagd voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met name voor de handel in en het voorhanden hebben van verschillende soorten verdovende middelen, waaronder cocaïne en metamfetamine. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 29 maart 2019 tot en met 5 januari 2021 meermalen opzettelijk heeft gehandeld in deze middelen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal een lagere straf geëist dan in eerste aanleg, en de raadsman heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte, die op het moment van de feiten meerderjarig was, onder het volwassenenstrafrecht valt. Het hof heeft de reclasseringsrapportages in overweging genomen, maar heeft besloten geen toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, omdat er geen indicaties waren dat pedagogische beïnvloeding noodzakelijk was.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de taakstraf. Daarnaast zijn er verbeurdverklaringen uitgesproken voor in beslag genomen goederen, waaronder een telefoon en een geldbedrag van €100,-. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezenverklaarde is vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001046-21
datum uitspraak: 7 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-085109-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman - naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 maart 2019 tot en met 5 januari 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
een hoeveelehid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B),
zijnde cocaïne en/of MDMA en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of amfetamine en/of metamfetamine en/of 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B), in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2020 tot en met 5 januari 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ( op 23 december 2020) 1,42 gram cocaïne en/of
- ( op 5 januari 2021) 0,68 gram cocaïne en/of 0,65 gram cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens), in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 5 januari 2021 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,49 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde metamfetamine, (in elk geval) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof deels tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 29 maart 2019 tot en met 5 januari 2021 in Nederland meermalen opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine (2C-B);
2.
hij in de periode van 23 december 2020 tot en met 5 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd
- op 23 december 2020 1,42 gram cocaïne en
- op 5 januari 2021 0,68 gram cocaïne en 0,65 gram cocaïne;
3.
hij op 5 januari 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,49 gram metamfetamine.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgesomd in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert telkens op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en een gevangenisstraf van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen en een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De verdediging heeft daarbij gewezen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming uit 2015 en het advies van de reclassering van 7 januari 2021. De raadsman acht het nadere advies van de reclassering van 4 maart 2021 waarbij de reclassering terugkomt op het eerdere advies en op grond van het nadere contact met de verdachte adviseert om geen jeugdstrafrecht toe te passen, onvoldoende onderbouwd.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De verdachte was aan het begin van de onder 1 bewezen verklaarde pleegperiode 20 jaar oud en dus meerderjarig. Dat brengt mee dat in beginsel het volwassenenstrafrecht wordt toegepast. Op grond van het bepaalde in artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter de bepalingen van het jeugdstrafrecht toepassen, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
In de reclasseringsrapportage van 7 januari 2021 wordt geadviseerd de verdachte te berechten op basis van het jeugdstrafrecht, maar het toezicht en de begeleiding op te dragen aan de volwassenenreclassering. In de reclasseringsrapportage van 4 maart 2021 wordt echter, na twee maanden schorsingstoezicht, geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er zijn volgens de reclassering weinig indicatiecriteria aanwezig om jeugdstrafrecht te adviseren en weinig contra-indicaties voor volwassenstrafrecht. De verdachte functioneert, gezien zijn opleidingsniveau, op een gemiddeld intelligentieniveau en pedagogische beïnvloeding lijkt niet noodzakelijk.
Het hof ziet geen aanleiding af te wijken van het advies uit de reclasseringsrapportage van 4 maart 2021 om volwassenenstrafrecht toe te passen en ziet evenmin in de persoonlijkheid van de verdachte aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Er is geen indicatie dat op dit moment pedagogische beïnvloeding noodzakelijk is. Het hof ziet dan ook geen meerwaarde in toepassing van het jeugdstrafrecht. Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geven daartoe geen aanleiding. Het hof zal daarom geen toepassing geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Straftoemeting
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ruim 21 maanden schuldig gemaakt aan de handel in diverse soorten harddrugs en op 5 januari 2021 aan het voorhanden hebben van metamfetamine. Voor de handel in harddrugs worden doorgaans forse gevangenisstraffen opgelegd. Gebruik van harddrugs is zeer schadelijk voor de gezondheid en de handel in harddrugs gaat vaak gepaard met diverse vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door aldus te handelen hieraan bijgedragen.
De onder feit 2 bewezen verklaarde feiten vallen in de onder feit 1 bewezen verklaarde periode. Bij de straftoemeting zal het hof om die reden niet afzonderlijk (dus nogmaals) rekening houden met de feiten die onder 2 bewezen zijn verklaard.
Uit de Justitiële Documentatie van 13 oktober 2022 blijk dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten. Op grond van de dossierstukken en hetgeen ter zitting daarover is besproken, is duidelijk geworden dat verdachte zijn leven een positieve wending heeft gegeven, heeft meegewerkt aan reclasseringstoezicht en ook initiatief toont om een opleiding te gaan doen en werk te krijgen. Onder deze omstandigheden zal het hof straffen opleggen die de verdachte ruimte bieden verder te gaan met zijn werk en opleiding en die tegelijkertijd recht doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het hof zal een taakstraf opleggen voor de duur van 240 uren en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden om hem ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Omdat gedurende langere tijd de inzet van verdachte nodig zal zijn om op het goede pad te blijven, zal het hof aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd verbinden voor de duur van drie jaren.
Uit e-mailberichten van Reclassering Inforsa van 13 januari 2022 en 17 oktober 2022 blijkt dat het reclasseringstoezicht goed verloopt, maar dat het niet zinvol wordt gevonden het toezicht voort te zetten. De verschillende leefgebieden van de verdachte zijn op orde en hij is goed in staat dit zelf te regelen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard begeleiding te krijgen van de reclassering bij het zoeken naar een woning. Het hof acht dit onvoldoende grond om reclasseringstoezicht op te leggen.
Conclusie
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 240 uren, passend en geboden. Indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd, zal de taakstraf worden vervangen door 120 dagen hechtenis. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal worden afgetrokken van de taakstraf naar de maatstaf van 2 uren per dag.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggeven telefoon en het geldbedrag van € 100,- dienen te worden verbeurdverklaard. De verdachte heeft de telefoon gebruikt bij de handel in harddrugs. Het geldbedrag van € 100,- heeft de verdachte ontvangen voor de verkoop van de bewezenverklaarde cocaïne. Van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 160,- kan het hof niet vaststellen dat dit verkregen is door middel van de bewezenverklaarde feiten, zodat het hof zal gelasten dat dit bedrag wordt teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK GSM (Omschrijving: G6014361, Apple iPhone 7+);
- 100 EUR (Omschrijving: G6014387).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 160 EUR (Omschrijving: G6014389).
Heft op het (in een eerder stadium reeds geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.P. den Otter en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 november 2022.
Mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]