Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
6.De beslissing
8 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [minderjarige]. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, betoogde dat haar gezag ten onrechte was beëindigd. De rechtbank had op 26 januari 2022 besloten het gezag van de ouders over [minderjarige] te beëindigen, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering (GI) tot voogd te benoemen. De moeder stelde dat zij altijd de veiligheid en gezondheid van [minderjarige] voorop heeft gesteld en dat zij nooit de kans heeft gekregen om haar opvoedcapaciteiten te tonen.
De Raad voor de Kinderbescherming daarentegen stelde dat [minderjarige] ernstig bedreigd werd in zijn ontwikkeling door de thuissituatie bij de moeder, die gekenmerkt werd door huiselijk geweld en psychiatrische problemen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de langdurige uithuisplaatsing van [minderjarige] en de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder. Het hof concludeerde dat de huidige gezagssituatie in het belang van [minderjarige] is en dat de moeder niet in staat is om de noodzakelijke zorg en stabiliteit te bieden.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de moeder om het gezag te herstellen af. Het hof sprak de hoop uit dat er in de toekomst mogelijkheden voor contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] kunnen zijn, mits de moeder erkent dat de opvoedsituatie in het verleden schadelijk is geweest voor [minderjarige].