ECLI:NL:GHAMS:2022:3141

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
23-002951-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk gebruik maken van valse geschriften en witwassen

Op 4 november 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften en witwassen. De verdachte had valse documenten, waaronder werkgeversverklaringen en salarisstroken, gebruikt om een hypothecaire lening van € 220.000,- te verkrijgen. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat deze documenten vals waren en dat ze daarmee de hypotheekverstrekker in de waan had gebracht. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door grote geldbedragen te ontvangen die afkomstig waren van misdrijven, en deze te gebruiken voor de aankoop van een woning en een Audi S4. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Noord-Holland en verklaarde de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen vrijspraken in eerste aanleg.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002951-20
datum uitspraak: 4 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer
15-871950-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1973,
[adres verdachte] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 en 14 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 2
Blijkens de tekst van de tenlastelegging worden aan de verdachte onder feit 2 strafbare feiten (impliciet) cumulatief/alternatief ten laste gelegd, te weten de gedachtestreepjes één tot en met acht.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen haar onder 2 ten aanzien van het derde gedachtestreepje (€ 15.002) en het zevende gedachtestreepje (Audi RS6 met [kenteken] ) ten laste is gelegd. De verdachte heeft het hoger beroep onbeperkt ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
De advocaat-generaal en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep voor zover gericht tegen deze vrijspraken.
Het hof is ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde van oordeel dat, nu in de daarin opgenomen gedachtestreepjes feiten ten laste zijn gelegd die van elkaar zijn gescheiden door de woorden ‘en/of’ sprake is van gevoegde feiten in de zin van artikel 404, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering Sv. Gelet op het bepaalde in dit artikel staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis gegeven beslissingen tot vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen tenlastegelegd dat:

1.zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 10 juli 2015 te Haarlem en/of te Almere en/of te Amersfoort en/of te Den Haag en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of opzettelijk heeft afgeleverd en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad een valse of vervalste werkgeversverklaring en/of een valse of vervalste salarisspecificatie(s) en/of een valse of vervalste vaststellingsovereenkomst, zijnde (telkens) een of meerdere geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer):
- die werkgeversverklaring is (of zou zijn) opgemaakt door [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of
- die werkgeversverklaring (namens de werkgever) is (of zou zijn) ondertekend door [persoon 1] en/of
- in die werkgeversverklaring staat vermeld dat zij, verdachte, vanaf 1 september 2014 in loondienst was en/of werkzaam was als medewerker juridische zaken bij [bedrijf 1] en/of een bruto jaarsalaris ontving van EUR 47.982,- en/of een vakantietoeslag van EUR 3.838,56 (terwijl er geen sprake was van enig dienstverband en/of loon voor geleverde arbeid/dienst(en)) en/of
- op (één van) die salarisspecificatie(s) staat vermeld dat zij, verdachte, in de maand februari 2015 (vanuit een dienstverband) bij [bedrijf 1] een bruto maandsalaris ontving van EUR 3.998,50 en/of een netto loon van EUR 1.995,31 (terwijl er geen sprake was van enig dienstverband en/of loon voor geleverde arbeid/dienst(en)) en/of
- op (één van) die salarisspecificatie(s) staat vermeld dat zij, verdachte, in de maand maart 2015 (vanuit een dienstverband) bij [bedrijf 1] een bruto maandsalaris ontving van EUR 3.998,50 en/of een netto maandsalaris van EUR 2.616,53 (terwijl er geen sprake was van enig dienstverband en/of loon voor geleverde arbeid/dienst(en)) en/of
- in die vaststellingsovereenkomst staat vermeld dat zij, verdachte, vanaf 1 mei 2014 een arbeidsovereenkomst had met [bedrijf 2] en/of een bruto maandsalaris ontving van EUR 4.500,- en/of dat er een arbeidsrechtelijk geschil is ontstaan tussen [bedrijf 2] en de verdachte en/of dat dit heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsrelatie en/of de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2014 eindigde (of zou eindigen) en/of dat zij, verdachte, in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een bruto ontslagvergoeding van EUR 28.850,- (netto neerkomende op EUR 15.002,-) zou ontvangen (terwijl er geen sprake was van enig dienstverband of arbeidsovereenkomst en/of loon voor geleverde arbeid/dienst(en)),
bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die werkgeversverklaring en/of die salarisspecificatie(s) en/of die vaststellingsovereenkomst heeft/hebben verstrekt of doen toekomen aan [hypotheekverstrekker] (met tussenkomst van [hypotheekadviseur] en/of [medeverdachte 1] ) (teneinde een hypotheekofferte bij [hypotheekverstrekker] aan te vragen en/of te verkrijgen en/of een hypothecaire geldlening te doen/laten verstrekken door [hypotheekverstrekker] ter hoogte van een geldbedrag van in totaal (ongeveer) EUR
220.000,-),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die werkgeversverklaring en/of die salarisspecificatie(s) en/of vaststellingsovereenkomst bestemd was/waren tot gebruik als ware dit/deze geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst;

2.zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 21 november 2017, te Haarlem en/of te Aalsmeer en/of te Almere en/of te Amsterdam, in ieder geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- een woonhuis cum annexis, staande en gelegen te [adres woonhuis] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens woonhuis] en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 110.000 ( [bedrijf 3] en [bedrijf 4] ) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 28.128 ( [bedrijf 1] ) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 16.293 ( [bedrijf 5] ) en/of
- een of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) EUR 67.173,62 ( [bedrijf 6] ) en/of
- een motorvoertuig van het merk Audi (model S4 met [kenteken] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een of meer van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep slechts een strafmaatverweer gevoerd. Het hof zal toch een aantal elementen van zijn pleidooi bespreken die het van belang acht voor de inhoudelijke beoordeling van de aan de verdachte verweten handelingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de kern en voor zover hier relevant het volgende betoogd.
De verdachte heeft enige berusting bij haar betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten en zij wilde ter terechtzitting in hoger beroep het boetekleed aantrekken en schoon schip maken. De verdachte heeft gezegd dat zij naar waarheid wilde verklaren, over hoe het volgens haar is gegaan en over haar wetenschap omtrent de strafbare feiten. Zij durfde daarbij soms uit schaamte niet het achterste van haar tong te laten zien. Het is aannemelijk dat de verdachte veel dingen wist, maar haar kennis van de financiële wereld en/of witwassen moet niet worden overschat. Zij heeft te maken gehad met dominante figuren, tegen wie zij niet opgewassen was: haar ex-man, tevens huidige vriend, Marco [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Zij heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bekend dat zij wist dat zij valse documenten heeft ondertekend, die zijn gebruikt voor het verkrijgen van de hypotheek van de woning aan [adres woonhuis] . Zij dicht zichzelf daarbij een passieve rol toe, omdat [medeverdachte 1] degene was die de documenten had opgesteld. De verdachte heeft dan ook in haar visie geen actieve bijdrage geleverd aan het gebruikmaken van valse documenten.
De verdachte heeft veel vertrouwen gehad in de verhalen van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was voor haar niet alleen een erkende hypotheekadviseur; hij had ook veel bedrijven op zijn naam. [medeverdachte 1] zou zaken voor haar regelen; hij had een baan voor haar en hij zou het met [medeverdachte 2] regelen. Door haar bankrekening ter beschikking te stellen voor het ontvangen van geldbedragen en mee te werken aan dienstverbanden heeft zij zich geleend voor de praktijken van [medeverdachte 1] , opdat hij geldbedragen kon witwassen. Dat het is overgegaan in zeer strafwaardig handelen betwist de verdediging niet, maar de rol van de verdachte dient daarbij in aanmerking te worden genomen.
Gaandeweg is de verdachte steeds meer duidelijk geworden van de duistere praktijken waarbij zij betrokken was. Zij heeft op een gegeven moment vrede gehad met de rijkdom die in haar leven kwam en zij heeft daarvoor haar ogen gesloten, maar zij is zich daarvan niet van meet af aan bewust geweest, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Feit 1
Het hof gaat er gezien de inhoud van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en het pleidooi van de raadsman van uit dat de verdachte dit feit thans integraal heeft bekend. De verdachte heeft bekend dat zij de voor de hypothecaire lening vereiste en in strijd met de waarheid opgemaakte bescheiden heeft gezien en ondertekend. Zij wist dat de inhoud van de vaststellingsovereenkomst vals was, omdat het daarin vermelde dienstverband met als haar standplaats Alicante nooit heeft bestaan en dat de inhoud van de werkgeversverklaring eveneens in strijd met de waarheid was.
Bij de rechtbank heeft de verdachte tevens verklaard dat zij de stukken had doorgenomen en dat zij deze samen met [medeverdachte 1] bij de hypotheekverstrekker heeft ingediend. Tot die stukken behoorden tevens twee salarisstroken betreffende de maanden februari en maart 2015, waarin was vermeld dat zij toen in dienst was bij [bedrijf 1] en welke inkomsten zij uit dien hoofde zou hebben ontvangen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij in feite niet voor [bedrijf 1] heeft gewerkt, maar wel werd betaald en dat zij al die tijd thuis heeft gezeten zonder werk te verrichten.
Het hof acht met deze verklaring, in samenhang met de andere bewijsmiddelen, ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte wist dat de salarisstroken die zij gebruikte om een hypothecaire lening te krijgen in strijd met de waarheid en dus vals waren.
Het hof acht de werkgeversverklaring, de salarisspecificaties en de vaststellingsovereenkomst geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen. Het zijn geschriften waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis toekomt voor het bewijs van het bestaan van een arbeidsovereenkomst dan wel een overeenkomst strekkende tot beëindiging van een dienstverband, waaraan rechtsgevolgen kunnen zijn of worden verbonden. De verstrekker van de hypothecaire geldlening ten behoeve van de aankoop van de woning aan [adres woonhuis] is er op grond van deze geschriften immers ook vanuit gegaan dat bij de verdachte als aanvrager van die lening sprake was van een dienstverband en eigen vermogen.
Feit 2
De raadsman heeft betoogd dat geen gronddelict valt vast te stellen. Het hof herhaalt hier het algemene kader zoals de rechtbank in het vonnis heeft gehanteerd in bewijsoverweging 3.3.3.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende geldbedragen en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat ook wist.
Het onderzoek in deze zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor een criminele herkomst van de in de tenlastelegging opgenomen geldbedragen en goederen. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is. Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen.
Indien de verdachte zo’n verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter dient dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek te beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich aan witwassen schuldig heeft gemaakt, dient eerst te worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is.
In dat verband heeft de rechtbank uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting afgeleid dat dit het geval was met betrekking tot de volgende onderdelen van het onder 2 ten laste gelegde feit.
- Het bedrag van in totaal € 110.000,- afkomstig van [bedrijf 3] ( [medeverdachte 1] );
- De woning aan [adres woonhuis] ;
- Het bedrag van € 28.128,- afkomstig van [bedrijf 1] ( [medeverdachte 1] );
- Het bedrag van € 16.293,- afkomstig van [bedrijf 5] ( [medeverdachte 1] );
- Het bedrag van € 67.173,62 afkomstig van [bedrijf 7] ( [medeverdachte 3] ) en
- De Audi S4 met [kenteken] .
Het hof neemt hieronder de overwegingen van de rechtbank dienaangaande deels over en voegt daaraan onder meer toe wat de verdachte daarover (anders dan tijdens de zitting bij de rechtbank) in hoger beroep heeft verklaard.
Het bedrag van € 110.000,- en de woning aan [adres woonhuis]
De verdachte heeft op 10 juli 2015 voor een bedrag van € 330.000,- de woning aan [adres woonhuis] gekocht. Zij heeft hiertoe een hypothecaire geldlening afgesloten van € 220.000,-. De resterende € 110.000,- heeft zij met eigen geld voldaan. Van haar bankrekening bij [bank 1] is een bedrag van € 60.000,- overgeboekt naar de kwaliteitsrekening van de notaris en van haar bankrekening bij [bank 2] is een bedrag van € 50.000,- naar diezelfde rekening overgemaakt. In de maanden daaraan voorafgaand zijn aanzienlijke bedragen naar de bankrekeningen van de verdachte overgemaakt. Op de rekening van de verdachte bij [bank 2] werd in de periode vanaf 12 tot en met 29 december 2014 in verschillende tranches in totaal een bedrag van € 50.000,- bijgeschreven, afkomstig van [bedrijf 3] In de periode vanaf 8 januari 2015 tot en met 11 maart 2015 werd (ook in verschillende tranches) in totaal een bedrag van € 60.000,- bijgeschreven op haar rekening bij [bank 1] . Dit was eveneens afkomstig van [bedrijf 3] , met als omschrijving ‘uitbetaling lening’. Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat voor [bedrijf 3] over 2015 geen omzet is opgegeven. [persoon 1] heeft verklaard dat hij deze B.V. op verzoek van zijn oom [medeverdachte 1] op zijn naam heeft gezet en dat hij daar verder geen bemoeienis mee heeft gehad. Hij kent de verdachte niet. Op de bankrekening van [bedrijf 3] bij [bank 3] zijn in de periode van 25 maart 2014 tot en met 26 oktober 2016 bedragen van in totaal € 450.000,- contant gestort.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien het vermoeden van witwassen van het bedrag van € 110.000,- rechtvaardigen.
Verklaringen van de verdachte en [medeverdachte 1] over de € 110.000,-
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat het geldbedrag van € 110.000,- ‘in principe geleend is’; dat haar ex-echtgenoot [medeverdachte 2] het allemaal voor haar heeft geregeld en dat hij goed voor
haar en de kinderen zorgt (
onderzoek Anijs, map 5, pagina 146).
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft zij verklaard dat zij dit bedrag beschouwt als één lening en dat dit bedrag is doorgesluisd ten behoeve van de aankoop van de woning aan [adres woonhuis] . Zij heeft opnieuw verklaard dat [medeverdachte 2] dit bedrag heeft geregeld. Aan de verdachte zijn twee betalingsbewijzen getoond uit het dossier, waarin is vermeld dat [medeverdachte 2] op onderscheidenlijk 20 oktober 2016 (
onderzoek Anijs, map 6, pagina 464) en 12 januari 2017 (
onderzoek Anijs, map 6, pagina 400) namens de verdachte € 4.115,22 als rente en aflossing van een lening aan [medeverdachte 1] / [bedrijf 3] heeft betaald. Zij heeft daarop verklaard dat zij beseft dat het om veel geld gaat en dat zij wel eens aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd of hij [medeverdachte 1] al had terug betaald.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij beroepsmatig geld uitleende om er winst op te maken; dat hij het aan de verdachte overgemaakte geld in zijn geheel heeft teruggekregen en dat hij op het uitgeleende bedrag
€ 15.000,- winst heeft gemaakt. Het geld dat hij contant in zijn bedrijven stopte en uitleende, was volgens hem afkomstig uit kantoorkosten die contant werden betaald, goudhandel en het casino.
Het hof stelt vast dat de verklaringen van de verdachte en [medeverdachte 1] over de gang van zaken rond de gestelde geldlening niet eenduidig zijn. Het hof acht de verklaringen over de uiteindelijke herkomst van het geldbedrag van € 110.000,- onaannemelijk en niet verifieerbaar. Volgens [medeverdachte 1] zouden deze contante stortingen op rekeningen van [bedrijf 3] afkomstig zijn uit zijn kantoorkosten, goudhandel en casinowinsten. Uit de verklaring van de verdachte bij het hof valt af te leiden dat zij er van uitgaat dat [medeverdachte 2] dit bedrag ‘met [medeverdachte 1] heeft geregeld’.
Het hof merkt op dat [medeverdachte 2] onherroepelijk is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een groot aantal feiten waarbij cocaïne via de luchthaven Schiphol is ingevoerd in Nederland.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel, dat het niet anders kan dan dat het genoemde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Nu het bedrag van € 110.000,- is besteed aan de aankoop van de woning aan [adres woonhuis] , is ook die woning middellijk uit misdrijf afkomstig.
Het bedrag van € 28.128,-
In de periode van september 2014 tot en met september 2015 is op de bankrekening van de verdachte bij [bank 2] in totaal een bedrag van € 28.128,- overgemaakt. De overboekingen vonden maandelijks plaats, met uitzondering van de maand augustus 2015. Het merendeel van de overboekingen is gedaan vanaf een bankrekening op naam van [bedrijf 1] De overboekingen in de maanden juni, juli en september 2015 vonden plaats van een bankrekening van [bedrijf 3] De boekingen hadden als omschrijving ‘salaris’ en de betreffende maand. [bedrijf 3] was enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] [bedrijf 3] staat, zoals gezegd, op naam van [persoon 1] , die heeft verklaard dat hij een aantal vennootschappen, waaronder [bedrijf 3] op zijn naam heeft gezet op verzoek van G. [medeverdachte 1] . Op de bankrekening van [bedrijf 1] bij [bank 2] is in de periode van 7 januari 2013 tot en met 30 juli 2015 een bedrag van in totaal € 270.460,- contant gestort. Zoals hiervoor is weergegeven, is ook op de bankrekening van [bedrijf 3] in een overlappende periode sprake geweest van contante stortingen van in totaal een aanzienlijk bedrag. Bij de Belastingdienst is over de jaren 2014 en 2015 geen omzet opgegeven van [bedrijf 1] Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien rechtvaardigen een vermoeden van witwassen van het bedrag van € 28.128,-.
Verklaringen van de verdachte en anderen over de € 28.128,-
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij in feite niet voor [bedrijf 1] heeft gewerkt, maar wel werd betaald en dat zij al die tijd thuis heeft gezeten zonder werk te verrichten; ze was in dienst zonder dat ze iets deed. Zij heeft in de periode vanaf september 2014 tot en met september 2015 het hiervoor genoemde bedrag ontvangen.
Het hof laat de eerdere verklaring van de verdachte hierover bij de rechtbank buiten beschouwing. De op papier mogelijk betrokkenen (zoals [medeverdachte 1] en [persoon 1] ) hebben hierover verschillend verklaard. Gelet op vorengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang met de omstandigheden die worden vastgesteld in het kader van de overige witwashandelingen en gezien het feit dat de verdediging zulks ook niet heeft betwist, acht het hof aannemelijk dat de verdachte in genoemde periode
nietwerkzaam is geweest bij [bedrijf 1]
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het genoemde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het bedrag van € 16.293,-
In de periode van oktober 2015 tot en met april 2016 is in totaal een bedrag van € 16.293,-
naar de privérekening van de verdachte bij [bank 2] overgemaakt. De overboekingen vonden maandelijks plaats, met uitzondering van de maand december 2015. De overboekingen waren afkomstig van een bankrekening op naam van [bedrijf 5] . De boekingen hebben als omschrijving ‘salaris [bedrijf 5] ’ of alleen ‘ [bedrijf 5] ’ en de betreffende maand. In maart en april 2016 is alleen de betreffende maand vermeld. De bedrijven [bedrijf 5] , [bedrijf 5] en [bedrijf 5] staan op naam van genoemde [medeverdachte 1] . [bedrijf 5] is op 7 januari 2011 opgeheven. [bedrijf 5] is op 25 maart 2015 opgeheven. Bij de Belastingdienst is geen omzet opgegeven van de bedrijven van [medeverdachte 1] . Deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen een vermoeden van witwassen van het bedrag van € 16.293,-.
Verklaringen [verdachte] en [medeverdachte 1] over de € 16.293,-
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep hierover het volgende verklaard. [medeverdachte 1] had haar gevraagd om te gaan werken voor [bedrijf 5] en zij heeft dat even gedaan. Zij schatte dat zij feitelijk misschien een paar weken voor [bedrijf 5] had gewerkt; het was heel kort. Ook bij dit bedrijf heeft zij niet zoveel gedaan: eigenlijk hetzelfde verhaal als bij [bedrijf 1] Zij erkende dat zij na die paar weken niets doen nog wel salaris ontving en dat zij toen heeft niet tegen [medeverdachte 1] gezegd: ‘laat maar zitten’.
Het hof laat de eerdere verklaring hierover bij de rechtbank, die bovendien niet strookte met de verklaring van [medeverdachte 1] , buiten beschouwing.
Gelet op vorengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang met de omstandigheden die worden vastgesteld in het kader van de overige witwashandelingen en gezien het feit dat de verdediging zulks ook niet heeft betwist, acht het hof niet aannemelijk dat de verdachte in genoemde periode werkzaam is geweest bij -kort gezegd- [bedrijf 5] , terwijl wel in totaal een bedrag van € 16.293,- op haar bankrekening werd gestort ter zake van salarisbetalingen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het genoemde geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het bedrag van € 67.173,62
In de periode van 4 maart 2016 tot en met 21 november 2017 is in totaal een bedrag van € 67.173,62 naar de bankrekening van de verdachte te weten: [verdachte] h/o [bedrijf 6] bij [bank 2] overgemaakt. De overboekingen zijn grotendeels afkomstig van [bedrijf 7] en één overboeking van [bedrijf 7] Op de rekening van [bedrijf 7] zijn regelmatig contante stortingen gedaan, die vrijwel onmiddellijk daarna (deels) werden overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 7] waarna de stortingen aan [bedrijf 6] werden gedaan. [bedrijf 7] en [bedrijf 7] staan op naam van Glenn [medeverdachte 3] . Op de computer van de verdachte zijn facturen aangetroffen waarop bedragen door [bedrijf 6] aan [bedrijf 7] worden gefactureerd. Gebleken is dat [medeverdachte 3] deze facturen heeft opgemaakt.
Deze feiten en omstandigheden en hetgeen is gebleken ten aanzien van de hiervoor besproken betalingen, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen een vermoeden van witwassen van het bedrag van € 67.173,62.
Verklaring [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep de inhoud van 17 facturen uit de administratie van [medeverdachte 3] voorgehouden, waaruit niet kan volgen dat er door bemiddeling van de verdachte of [bedrijf 6] , aan- of verkopen van panden hebben plaatsgevonden (
onderzoek Anijs map 5 p. 319 e.v.). Op een aantal facturen is niet vermeld welk object het betrof en na onderzoek bij het Kadaster is gebleken dat een aantal panden in de vermelde periode niet van eigenaar zijn veranderd.
De verdachte heeft daarop verklaard dat zij deze facturen niet heeft opgesteld, maar dat zij wel telkens geld overgemaakt heeft gekregen. Volgens de verdachte had [medeverdachte 3] die facturen en niet zij.
Op de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren verklaarde de verdachte dat zij het heel erg vond dat het zo gelopen is en dat zij zich op een gegeven moment wel gerealiseerd heeft dat het niet helemaal klopte, dat de facturen niet klopten en dat zij ook wel wist dat er een luchtje aan zat. Op de vraag of de verdachte zich heeft afgevraagd waarom er voorafgaand aan de overboekingen op haar bankrekening telkens contante stortingen plaatsvonden op de bankrekening van [bedrijf 7] verklaarde de verdachte dat zij denkt dat [medeverdachte 2] daarbij heeft geholpen, omdat [medeverdachte 2] had gezegd dat hij het met [medeverdachte 3] zou oplossen. [medeverdachte 2] zou zorgen dat die bedragen op de bankrekening zouden komen, maar heeft niet gezegd hoe hij dat ging doen.
Daarnaast volgt uit de uitgewerkte tapgesprekken, waarvan de verdachte niet ontkent dat zij die gesprekken heeft gevoerd, dat de verdachte in die periode geen werk had en alleen maar thuis zat.
In een telefoongesprek op 16 maart 2017 tussen de verdachte en [medeverdachte 2] zegt de verdachte dat zij van [medeverdachte 2] niet hoeft te werken, maar dat zij best bereid is om een betaalde baan te zoeken als dat nodig is en dat ze niets om handen heeft. In een telefoongesprek van 22 maart 2017 belt de verdachte met een NNman. Deze man zegt tegen haar dat ze natuurlijk geen zin kan hebben om te strijken, ook al werkt ze niet (
onderzoek Anijs map 5, p. 458). Op 14 maart 2017 en 28 maart 2017 heeft [bedrijf 7] in totaal een bedrag van ongeveer € 5.600,- naar de verdachte overgemaakt (
onderzoek Anijs, map 5, pagina 324).
Het hof laat de eerdere verklaring van de verdachte hierover bij de rechtbank buiten beschouwing.
Gelet op alle vorengenoemde feiten en omstandigheden, die door de verdediging niet zijn betwist, is het hof van oordeel dat ook ten aanzien van [bedrijf 6] sprake is geweest van een schijnconstructie en dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 67.173,62 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De Audi S4 met [kenteken]
Per 3 maart 2014 staat de Audi S4 met [kenteken] op naam van de verdachte. De auto
is gekocht bij [autobedrijf] De auto is gekocht met inruil van een Audi A5 en bijbetaling van € 18.500,-. In de administratie van het autobedrijf zijn twee facturen teruggevonden die zien op de transactie. Eén factuur gedateerd op 3 maart 2014 met een verkoopprijs van € 40.000,- en een inruilprijs van € 21.500,- en één factuur, eveneens gedateerd op 3 maart 2014, met een verkoopprijs van € 38.500,- en een inruilprijs van € 20.000,-, beide op [naam] . Het bedrag van € 18.500,- is contant voldaan.
Uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat de verdachte in 2014 een inkomen had uit een WW-uitkering van in totaal € 15.372,- netto. [medeverdachte 2] heeft in de periode 2013, 2014 en 2015 geen loon of uitkering ontvangen (
onderzoek Anijs, map 7, pagina 10).
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen een vermoeden van witwassen van de Audi S4.
Verklaring van de verdachte over de Audi S4 en de bespreking daarvan
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 2] deze Audi S4 gefinancierd heeft en dat hij van Audi houdt. Zij heeft voor de aankoop een proefrit in de Audi gemaakt en heeft de auto op haar naam gezet. De verdachte heeft verklaard dat zij niet meer weet van wie de auto was die bij de aankoop van de Audi S4 is ingeruild. Zij wist ook niet voor welk bedrag de Audi S4 is gekocht en heeft dat nooit geweten.
Het hof laat de eerdere verklaring van de verdachte hierover bij de rechtbank buiten beschouwing.
Het hof concludeert (mede op grond van de tegenstrijdige inhoud op de twee kwitanties bij de autoverkoper en de vage en tegenstrijdige verklaringen omtrent de ingeruilde auto) dat het niet anders kan zijn dan dat de Audi S4 is gekocht met geld dat afkomstig is uit misdrijf en dat betekent dat deze auto middellijk afkomstig is uit misdrijf. De verdediging heeft tenslotte zulks ook niet betwist.
Wetenschap bij de verdachte
Het hof constateert aan de hand van het vorenstaande een patroon van witwassen door middel van overboekingen van geldbedragen door vennootschappen op bankrekeningen van de verdachte onder diverse noemers: lening, salarisbetalingen en betalingen van facturen.
Uit de inhoud van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, die de raadsman heeft samengevat als een bekentenis, in samenhang met de overige bewijsmiddelen volgt dat de verdachte wist dat het geldbedragen betrof die uit misdrijf afkomstig waren. Hetzelfde geldt voor het bedrag dat is besteed aan de aankoop van de Audi S4.
Reeds in 2015 heeft zij samen met [medeverdachte 1] gebruik gemaakt van valse bescheiden voor het verkrijgen van een hypothecaire lening. Zij heeft die stukken van [medeverdachte 1] toen doorgenomen en zij wist dus al in dat stadium dat het geen zuivere koffie was en dat zij dus op oneigenlijke gronden een hypotheek had verkregen. De verdachte heeft desondanks deze bescheiden gebruikt voor een hypotheek op haar eigen woning. Eind 2014 en begin 2015 heeft zij niet alleen genoemd bedrag van € 110.000,- op haar bankrekeningen van [bedrijf 3] ontvangen, maar ook een bedrag van € 50.000,-, wat als schenking was aangemerkt en afkomstig van [bedrijf 4] een bedrijf dat zij niet kende. Daarnaast ontving zij grote bedragen afkomstig van fictieve dienstbetrekkingen, waarvan zij (ook blijkens haar klaagzang in de telefoontaps) wel degelijk wist dat deze niet bestonden. Met andere woorden: er is sprake van een langdurig patroon van witwassen, terwijl de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het mogelijk maken daarvan (door het tekenen van valse documenten, het op haar naam zetten van de Audi S4, het ontvangen van bedragen op haar bankrekening en het doorstorten van bedragen).
Het hof acht de verklaring van de verdachte, dat zij pas eind 2016 besefte dat het niet klopte dat zij zoveel geld op haar rekening binnenkreeg, terwijl daartegenover van haar niets werd verlangd en dat zij toen pas aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd of hij in de cocaïnehandel zat, niet aannemelijk en schuift deze terzijde. De verdachte heeft een HBO opleiding gevolgd en heeft zich in haar verklaring bij het hof als een intelligent persoon en iemand met gezond verstand betoond.
De raadsman stelt daar tegenover dat zij niet op de hoogte was van het financiële stelsel. Het hof is van oordeel, dat indien dit het geval was, dit haar niet kan disculperen. De situatie was aldus dat de verdachte in de loop van maar liefst vier jaren (telkens in gedeelten) grote bedragen heeft ontvangen, in totaal ruim
€ 450.000,- die zij heeft geaccepteerd, om het geld volledig in het kader van haar eigen belang te besteden, terwijl daar van haar kant geen enkele verplichting tegenover stond. Gelet op het hiervoor beschreven langdurige patroon in combinatie met de actieve rol van de verdachte gaat het hof ervan uit dat de verdachte van meet af aan met haar gezonde verstand wel degelijk (om de woorden van de advocaat-generaal aan te halen) wist dat ‘het foute boel’ was.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat de verdachte de rol had van stroman, op wier rekeningen een ander bedragen kon bijschrijven, is het hof van oordeel dat de raadsman hierbij miskent dat een stroman de gestorte bedragen juist niet ten eigen bate kan aanwenden, zoals de verdachte heeft gedaan. Dit verweer wordt verworpen.
De raadsman heeft tenslotte opgeworpen dat de verdachte destijds niet was opgewassen tegen [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] . Het hof constateert dat dit wat [medeverdachte 2] betreft uit de getapte telefoongesprekken van begin 2017 geenszins volgt en dat deze stelling ook overigens niet in het voordeel van de verdachte kan worden uitgelegd, temeer nu zij alle bedragen heeft geaccepteerd en daarvan in grote luxe heeft geleefd, kennelijk in de hoop dat het niet zou worden opgemerkt.
Medeplegen
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een bewezenverklaring van medeplegen.
Het hof acht op grond van het voorgaande in samenhang met de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging:
- Met [medeverdachte 2] het bedrag van
€ 110.000,-en derhalve ook
de woning aan [adres woonhuis]die daarvan gedeeltelijk is betaald, heeft witgewassen. De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 2] alles had geregeld. [medeverdachte 2] heeft bovendien een bedrag van € 10.000,- naar de notaris overgemaakt in verband met de aankoop van de woning en heeft in elk geval twee contante betalingen aan [medeverdachte 1] gedaan ter zake van lening en rente. Uit waarnemingen van de politie blijkt tenslotte dat [medeverdachte 2] , hoewel hij was gescheiden van de verdachte, vanaf het moment van aankoop van de woning regelmatig op [adres woonhuis] verbleef;
- Met [medeverdachte 2] de
Audi S4met [kenteken] heeft witgewassen;
- Met [medeverdachte 1] de ontvangen bedragen van [bedrijf 1]
€ 28.128,-en [bedrijf 5]
€ 16.293,heeft witgewassen;
- Met [medeverdachte 3] de ontvangen betalingen van [bedrijf 7]
€ 67.173,62heeft witgewassen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.zij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2015 tot en met 10 juli 2015 te Haarlem en/of te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,

telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en opzettelijk heeft afgeleverd een valse werkgeversverklaring en valse salarisspecificaties en een valse vaststellingsovereenkomst, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheden hierin dat in strijd met de waarheid:
- die werkgeversverklaring is (of zou zijn) opgemaakt door [persoon 1] en/of [persoon 2] en
- die werkgeversverklaring namens de werkgever is ondertekend door [persoon 1] en
- in die werkgeversverklaring staat vermeld dat zij vanaf 1 september 2014 in loondienst was en werkzaam was als medewerker juridische zaken bij [bedrijf 1] en een bruto jaarsalaris ontving van € 47.982,- en een vakantietoeslag van € 3.838,56, terwijl geen sprake was van enig dienstverband en loon voor geleverde arbeid en
- op één van die salarisspecificaties staat vermeld dat zij in de maand februari 2015 vanuit een dienstverband bij [bedrijf 1] een bruto maandsalaris ontving van € 3.998,50 en een netto loon van € 1.995,31, terwijl geen sprake was van enig dienstverband en loon voor geleverde arbeid en
- op één van die salarisspecificaties staat vermeld dat zij in de maand maart 2015 vanuit een dienstverband bij [bedrijf 1] een bruto maandsalaris ontving van € 3.998,50 en een netto maandsalaris van € 2.616,53, terwijl geen sprake was van enig dienstverband en loon voor geleverde arbeid en
- in die vaststellingsovereenkomst staat vermeld dat zij vanaf 1 mei 2014 een arbeidsovereenkomst had met [bedrijf 2] en een bruto maandsalaris ontving van € 4.500,- en dat er een arbeidsrechtelijk geschil is ontstaan tussen [bedrijf 2] en de verdachte en dat dit heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsrelatie en de arbeidsovereenkomst per 31 juli 2014 eindigde en dat zij in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een bruto ontslagvergoeding van € 28.850,- (netto neerkomend op
€ 15.002,-) zou ontvangen, terwijl geen sprake was van enig dienstverband of arbeidsovereenkomst en/of loon voor geleverde arbeid,
bestaande dat gebruik maken en/of afleveren en/of voorhanden hebben hierin dat zij en/of haar mededader die werkgeversverklaring en die salarisspecificaties en die vaststellingsovereenkomst heeft/hebben verstrekt aan [hypotheekverstrekker] met tussenkomst van [hypotheekadviseur] teneinde een hypotheekofferte bij [hypotheekverstrekker] te verkrijgen en een hypothecaire geldlening te doen verstrekken door [hypotheekverstrekker] ter hoogte van € 220.000,-,
terwijl zij telkens wist dat die werkgeversverklaring en die salarisspecificaties en vaststellingsovereenkomst bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften telkens echt en onvervalst;

2.zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 21 november 2017 te Haarlem, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens één of meer voorwerpen, te weten:

- een woonhuis cum annexis, staande en gelegen te [adres woonhuis] , kadastraal bekend [kadastrale gegevens woonhuis] en
- geldbedragen van in totaal € 110.000 ( [bedrijf 3] ) en
- geldbedragen van in totaal € 28.128 ( [bedrijf 1] ) en
- geldbedragen van in totaal € 16.293 ( [bedrijf 5] ) en
- geldbedragen van in totaal € 67.173,62 ( [bedrijf 6] ) en
- een motorvoertuig van het merk Audi (model S4 met [kenteken] ),
heeft verworven, voorhanden gehad en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke herkomst heeft verhuld, terwijl zij, verdachte, telkens wist, dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen aansluiting te zoeken bij de richtlijnen voor witwassen, maar de verdachte een taakstraf op te leggen. De vordering van de advocaat-generaal past niet bij de rol van de verdachte. De verdachte heeft het onder 1 en 2 bewezenverklaarde bekend, maar zij had geen financiële voorkennis en was niet het brein achter de strafbare feiten. De rol van de verdachte was het meewerken aan (valse) dienstverbanden en haar bankrekeningen ter beschikking stellen, zodat geldbedragen konden worden witgewassen. Een gevangenisstraf zal grote gevolgen hebben voor de verdachte; zij heeft een baan, zorgt voor haar kinderen en hoopt een nieuwe kans te krijgen, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, gelet op de persoon van de verdachte en daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het gebruik maken van een valse werkgeversverklaring, een valse vaststellingsovereenkomst en twee valse salarisstroken om bij een hypotheekverstrekker een hypothecaire lening te verkrijgen. Hiermee heeft zij de hypotheekverstrekker in de waan gebracht over voldoende middelen te beschikken, op grond waarvan haar een hypothecaire lening van € 220.000 is verstrekt. De verdachte heeft daarmee in het bijzonder het vertrouwen van de hypotheekverstrekker in de waarachtigheid van de aangeleverde documenten geschaad en in het algemeen het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten moet kunnen worden ontleend ondermijnd.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander gedurende een periode van 4 jaren schuldig gemaakt aan witwassen. Op naam van verschillende bedrijven zijn grote geldbedragen op haar bankrekeningen gestort, waarbij een schijnconstructie in stand werd gehouden dat dit salarisuitbetalingen betrof, terwijl de verdachte geen werkzaamheden voor deze bedrijven heeft verricht. Van één van deze bedrijven heeft zij een geldbedrag van € 110.000 als ‘lening’ op haar bankrekening gestort gekregen, waarmee zij een deel van de woning heeft gefinancierd. Ook een Audi S4 is betaald met uit misdrijf verkregen gelden. De verdachte heeft door zo te handelen de onderliggende criminaliteit, waarvan de bedragen afkomstig waren, in stand gehouden en ook indirect bevorderd. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het economisch verkeer aan.
Het hof is op grond van het bovenstaande en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is aangewezen. De omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar eigen zeggen het boetekleed heeft aangetrokken is voor het hof geen aanleiding een andere straf op te leggen.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf doen op geen enkele wijze recht aan de ernst van de feiten en de langdurige periode waarin deze zijn gepleegd.
Het hof gaat ervan uit dat de gevolgen van een gevangenisstraf van de verdachte voor haar twee kinderen ingrijpend zullen zijn, maar dat zij twee kinderen heeft, heeft haar er destijds niet van weerhouden ervoor te kiezen gedurende geruime tijd strafbare feiten te plegen, waardoor zij in grote luxe kon leven, en dit levert thans voor het hof geen valide argument op om haar geen gevangenisstraf op te leggen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 september 2022 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat in eerste aanleg de behandeling ter terechtzitting diende te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn was aangevangen, tenzij sprake was van bijzondere omstandigheden, zoals de invloed van de verdachte en haar raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten was behandeld. De redelijke termijn is met de inverzekeringstelling van de verdachte op 21 november 2017 aangevangen. De rechtbank heeft op 9 december 2020 vonnis gewezen. Het hof stelt vast dat de behandeling in eerste aanleg ruim 36 maanden in beslag heeft genomen. Het hof is van oordeel dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden en dat dit matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden passend en geboden, maar zal deze gelet op de overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven namaakartikelen van het merk Philipp Plein en Yves Saint Laurent dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken ten aanzien van het onder 2 als derde (€ 15.002) en zevende (Audi RS6 met [kenteken] ) cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • Philipp Plein handtas roze met grote geslepen steen; NHRDC 16005 428585
  • Philipp Plein handtas roze met PP logo; NHRDC16005 433035
  • Philipp Plein portemonnee zwart, achterzijde doodshoofd glitter; NHRDC16005 433036
  • Philipp Plein handtas kleurrijk stof, binnenzijde zwart, ritssluiting; NHRDC16005 433037
  • Handtas Yves Saint Laurent zwart met goudkleurige Y, langwerpig; NHRDC16005 433038
  • Philipp Plein sneakers zwart met zilveren accenten maat 36; NHRDC16005 433503
  • Philipp Plein hoge sneakers tijgerprint maat 36; NHRDC16005 432471
  • Philipp Plein sneakers zwart met zilveren glitters nieuw maat 36; NHRDC16005 432481
  • Philipp Plein hoge sneakers wit maat 37; NHRDC16005 432318
  • Philipp Plein Wit colbert met glimmende slangenprint op kraag en gebloemde voering maat L; NHRDC16005 435419
  • Philipp Plein leatherlook broek zwart met gouden studs op zijkant maat S; NHRDC16005 435420
  • Philipp Plein sportief jasje donkerblauw met capuchon maat M; NHRDC16005 435421
  • Philipp Plein jurk korte mouw grijsjoggingstof met studs doodshoofd maat L; NHRDC16005 435422
  • Philipp Plein vest fluweel zwart met bruin stalen staaf aan rits maat M; NHRDC16005 435423
  • Philipp Plein spijkerstof jasje wit met studs op schouders en manchetten maat L; NHRDC16005 435424
  • Philipp Plein huispak rood fluweel vest maat M, aan vest zit prijskaartje met prijs 535 euro; NHRDC16005 435425
  • Philipp Plein vest rood fluweel met capuchon met glimmend doodshoofd op rug maat S; NHRDC16005 435426
  • Philipp Plein huispakvest taupe fluweel vest met glimmend doodshoofd op rug maat M; NHRDC16005 435427
  • Philipp Plein lang vest zwart fluweel met capuchon fluweel glimmend doodshoofd op rug en studs op mouwen maat M; NHRDC16005 435428
  • Philipp Plein huispak roze fluweel; korte pijpen met capuchon en glimmend doodshoofd op rug maat M; NHRDC16005 435429
  • Philipp Plein camouflage (navy) met grote gestikte zakken op voorkant maat XL; NHRDC16005 435430
  • Philipp Plein huisbroek rood fluweel met glitters maat L; NHRDC16005 435441
  • Philipp Plein huispakbroek taupe fluweel maat M; NHRDC16005 435446
  • Philipp Plein shirt roze met afbeelding prinses en tekst bitch maat S; NHRDC16005 433602
  • Philipp Plein shirt zwart met rood doodshoofd maat M; NHPJDC16005 433603
  • Philipp Plein shirt taupe met gouden doodshoofd maat M; NHRDC16005 433604
  • Philipp Plein shirt roze met Nijntje in glitters maat M; NHRDC 16005 433605
  • Philipp Plein shirt wit met gouden doodshoofd met rode en blauwe accenten maat S; NHRDC16005 433606
  • Philipp Plein shirt wit met doodshoofd omringd door vissen maat P4; NHRDC16005 433607
  • Philipp Plein shirt wit met afbeelding acht maat S; NHRDC16005 433608
  • Philipp Plein shirt met zilveren tekst maat S; NHRDC16005 433609
  • Philipp Plein shirt tijgerprint zwart wit met afbeeldingen tijger maat onbekend; NHRDC16005 433610
  • Philipp Plein shirt tijgerprint met afbeelding tijger omringd met bloemen maat M; NHRDC16005 433611
  • Philipp Plein shirt tijgerprint met zilveren afbeelding maat S; NHRDC1600S 433612
  • Philipp Plein shirt donker roze met afbeelding gebroken hart maat XS; NHRDC16005 433613
  • Philipp Plein shirt rood met zwart afbeeldingen tijgers in glitters maat S; NHRDC16005 433614
  • Philipp Plein shirt tijger/zebra print zwart/wit/bruin met glitters maat S; NHRDC16005 433615
  • Philipp Plein shirt wit met bloemen in glitters maat S; NHRDC16005 433616 A
  • Philipp Plein shirt tijgerprint met gele accenten en glitterafbeelding tijger maat XS: NHRDC1SOO5 433617
  • Philipp Plein shirt zwart met rood/zilver doodshoofd maat 12-13; NHRDC16005 433618
  • Philipp Plein shirt blauw met zwart met bloemen maat M; NHRDC16005 433619
  • Philipp Plein shirt zwart met glitter/leer doodshoofd maat M; NHRDC16005 433620
  • Philipp Plein shirt zwart glitters en rode mond maat M; NHRIDC16005 433621
  • Philipp Plein colbert donker blauw met glitter doodshoofd op de rug maat M; NHRDC16005 433622
  • Philipp Plein trui lichtgroen met geweven doodshoofd maat S; NHRDC16005 433823
  • Philipp Plein jurk grof gebreid zwart zilver maat L; NHRDC18005 433624
  • Philipp Plein jurk zwart met zilveren studs maat M; NHRDC16005 433625
  • Philipp Plein vest zwart met witte cijfers 78 met gouden sterren maat S; NHRDC16005 433626
  • Philipp Plein broek zwart met gouden studs op de knieën maat M; NHRDC16005 433627
  • Philipp Plein vest tijgerprint met oranje tekst maat S; NHRDC16005 433628
  • Philipp Plein hemdjurk zwart met roze doodshoofd maat onbekend; NHRDC16005 433629
  • Philipp Plein polo roze, wit met oranje bloemen maat XL; NHRDC16005 433630
  • Philipp Plein jurk lange mouw zwart met rode bloemen maat M; NHRDC16005 433631
  • Philipp Plein jurk met korte mouw rood met olifanten aan onderkant maat M; NHRDC16005 433632
  • Philipp Plein lang shirt wit/zwart/rood met glitter monden maat M; NHRDC16005 433633
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2022.