Uitspraak
mr. P.P.M. van Kippersluis, kantoorhoudende te Den Haag,
[B]
mr. P.B.A. Acda,kantoorhoudende te Roermond,
6.DE ONDERNEMINGSRAAD VAN CENTRIC NETHERLANDS B.V.
mr. R.J.W. Analbersen
mr. T.L.C.W. Noordoven, beiden kantoorhoudende te Amsterdam
7.[C] ,
mr. J.C. van Nassen
mr. H. Schreur, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
- verzoeker als de advocaat-generaal;
- verweersters ieder afzonderlijk als Centric Holding, Centric Netherlands Holding, Centric Netherlands en gezamenlijk als Centric;
- belanghebbenden sub 4 als [A] ;
- belanghebbende sub 5 als [B] ;
- belanghebbende sub 6 als de ondernemingsraad;
- belanghebbende sub 7 als [C] ;
- [D] , oud partner van [B] , als [D] ;
- Dutch Solar Systems B.V. als DSS;
- [E] , voormalig uitvoerende bestuurder van Centric Holding, als [E] ;
- [F] , voormalig uitvoerende bestuurder en CEO van Centric Holding, als [F] ;
- [G] , voormalig niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding, als [G] ;
- [H] , voormalig niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding, als [H] .
- Productie 53 van de zijde van de advocaat-generaal;
- Productie 1 van de zijde van [C] ;
- Productie 6 van de zijde van [A] en [B] .
- [B] is al sinds langere tijd verwikkeld in een reeks van geschillen met [D] . Voor die geschillen is in de media veel aandacht en een en ander heeft geleid tot vragen in de Tweede Kamer, mede gelet op de vitale diensten die Centric levert aan Nederlandse (semi) overheidsinstellingen. Deze negatieve publiciteit met betrekking tot de persoon van [B] is schadelijk gebleken voor het vertrouwen in Centric. Dit heeft ertoe geleid dat met instemming van [B] is besloten dat [B] afstand zou nemen van het dagelijkse bestuur van Centric. [B] is daarom per 4 januari 2021 teruggetreden als niet uitvoerende bestuurder.
- [B] heeft zich afzijdig gehouden totdat Centric in december 2021 door [D] in een procedure werd betrokken. Vanaf dat moment is [B] zich weer gaan bemoeien met het beleid en de gang van zaken van Centric. Zo heeft hij de regie over het door Centric te voeren verweer aan zich getrokken en is de door [B] aangezochte advocaat ook voor de vennootschap gaan optreden, zonder dat hij daartoe van het bestuur van Centric opdracht of instructies heeft gekregen.
- Met name de gang van zaken rondom de beslaglegging door Centric (en DSS) onder [B] ten laste van [D] roept vragen op. Aannemelijk is dat – zoals ook de kort geding rechter op 2 mei 2022 heeft geoordeeld – dit beslag uitsluitend bedoeld was om verhaal van door [B] verbeurde dwangsommen te voorkomen en dat daarom een vordering van Centric op [D] is gefabriceerd. Oogmerk was [D] te dwingen de mediation met [B] te hervatten. Het bestuur van Centric heeft daar aan meegewerkt, althans heeft daar onvoldoende weerstand aan geboden.
- Nadat de kort geding rechter deze gang van zaken op 2 mei 2022 als misbruik van recht had aangemerkt, heeft het bestuur zich beraden. Uitkomst daarvan was dat Centric tegenover [D] voortaan haar eigen koers zou moeten varen en dat [B] zich op afstand van het bestuur dient te houden. [B] heeft hierop de confrontatie met [F] gezocht en in een e-mail van 19 mei 2022 gedreigd het vertrouwen in hem op te zeggen. [F] en [E] hebben naar aanleiding van deze gang van zaken in een bestuursmemo van 22 mei 2022 uiteengezet dat en waarom zij zich op hun positie zouden beraden en onder meer overwogen een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer te beginnen. De niet uitvoerende bestuurders [C] , [G] en [H] konden zich daar niet in vinden. Zij meenden echter dat de verhoudingen tussen [B] en [F] onherstelbaar waren. Dit leidde tot het terugtreden van [F] en [E] per respectievelijk 7 juni 2022 en 1 juli 2022.
- Op 8 juni 2022 is in een persbericht aangekondigd dat [C] tot nieuwe CEO van Centric Holding benoemd zou worden. Pas daarna is daartoe een adviesaanvraag bij de ondernemingsraad ingediend.
- Op 6 juli 2022 heeft de advocaat-generaal een onderzoek aangekondigd.
- De accountant van Centric, RSM, die was aangesteld nadat EY zich eind 2020 al had teruggetrokken in verband met uitlatingen van [B] , heeft op 26 juli 2022 laten weten dat zij haar werkzaamheden alleen zou voortzetten als [B] op geen enkele wijze meer betrokken zou zijn bij het bestuur van de vennootschap.
- Op 26 september 2022 heeft de ondernemingsraad negatief geadviseerd over de benoeming van [C] tot CEO.
- Diezelfde dag heeft de advocaat-generaal haar bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken kenbaar gemaakt en een voorstel gedaan voor een oplossing die bestaat in het toekennen van het enquêterecht aan de ondernemingsraad en het versterken van de organisatie van de ondernemingsraad.
- Op 17 oktober 2022 heeft de advocaat van [B] aangekondigd dat hij voornemens is om zichzelf opnieuw te benoemen als niet uitvoerende bestuurder en voorzitter van de raad van bestuur van Centric Holding.
- Op 19 oktober 2022 heeft [B] zichzelf benoemd tot niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding en voorzitter van de raad van bestuur, waarmee hij een doorslaggevende stem heeft in het bestuur. [H] en [G] zijn diezelfde dag teruggetreden als niet uitvoerende bestuurders. Het bestuur van Centric bestond daarmee op dat moment uit de niet uitvoerende bestuurders [C] en [B] , waarbij [B] als voorzitter een doorslaggevende stem heeft.
- Op 20 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal een ultimatum gesteld: als [B] niet terugtreedt als niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding wordt op maandag 24 oktober 2022 een enquêteverzoek ingediend.
- Bij brief van 23 oktober 2022 heeft [B] aan de advocaat-generaal geschreven dat en waarom hij niet zal terugtreden als bestuurder.
- Op 24 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal het onderhavig enquêteverzoek ingediend.
- [B] heeft namens Centric de advocaat van Centric verboden om zich namens de vennootschappen te stellen in de enquêteprocedure met als gevolg dat Centric in deze procedure niet vertegenwoordigd is.
- Bij verweerschrift van 1 november 2022 heeft [C] zich achter de verzoeken van de advocaat-generaal geschaard. Op 2 november 2022 is hij door [B] namens het niet uitvoerende bestuur geschorst.