ECLI:NL:GHAMS:2022:3138

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
23-002957-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van cocaïne-invoer via Schiphol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het medeplegen van de invoer van cocaïne via Schiphol. De zaak betreft een complexe criminele organisatie die betrokken was bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne uit Suriname. De verdachte heeft samen met anderen opzettelijk een onbekende hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland gebracht, waarbij gebruik werd gemaakt van verschillende vervoermiddelen en contacten op Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door middel van afgeluisterde telefoongesprekken, observaties en camerabeelden. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder de betrokkenheid bij een criminele organisatie en andere invoerfeiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder al een veroordeling voor soortgelijke feiten en het hof achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk om de volksgezondheid te beschermen en de cyclus van strafbare feiten te doorbreken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002957-20
datum uitspraak: 4 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 9 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer
15-871239-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1968,
[adres verdachte] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6, 10 en
14 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.primairhij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 mei 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of Zwanenburg, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk (een) (onbekende) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans (een) (onbekende) hoeveelhe(i)d(en) (van) (een) (materia(a)l(en) bevattende) (een) middel(en) genoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (zulks) al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;

1.subsidiairhij op of omstreeks 4 mei 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of Zwanenburg, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans voorhanden/aanwezig heeft gehad (een) (onbekende) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans (een) (onbekende) hoeveelhe(i)d(en) (van) (een) (materia(a)l(en) bevattende) (een) middel(en) genoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

1.meer subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 4 mei 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Amsterdam en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en/of Zwanenburg, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van (een) (onbekende) hoeveelhe(i)d(en) (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans (een) (onbekende) hoeveelhe(i)d(en) (van) (een) (materia(a)l(en) bevattende) (een) middel(en) genoemd op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers is/zijn dan wel heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe)
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over een ontmoetingslocatie (F04/foxie 4) en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over (het vluchtnummer en/of de vluchtroute van) het vliegtuig waarmee voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) binnen het Nederlands grondgebied is/zijn gebracht en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen en/of overleg gehad over de wijze en/of de datum en/of het tijdstip waarop voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) uit het beschermde gebied van luchthaven Schiphol moest worden gebracht en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) en/of (een) foto('s) gegeven en/of verstuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of (een) foto('s) ontvangen ten behoeve van (het verdere) vervoer van en/of de overdracht en/of ontvangst en/of het uitladen van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) en/of
- (meermalen) buiten zijn/hun ingeplande diensttijden aanwezig geweest op (het beveiligde gebied van) luchthaven Schiphol en/of - vervoermiddelen (waaronder een Mulag trekker MC3003 en/of een Audi RS6 (met [kenteken] ) en/of een Volkswagen Transporter (met [kenteken] ) en/of een Mini Cooper (met [kenteken] )) voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aan elkaar en/of aan een ander of anderen verschaft, zulks ten behoeve van het (verdere) vervoer (dan wel de verplaatsing) van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en) en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd voorafgaand en/of ten behoeve van de (verdere) invoer dan wel overdracht en/of vervoer van voornoemd(e) verdovend(e) middel(en);

2.primairhij in of omstreeks de periode van 7 mei 2017 tot en met 11 mei 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 19.087,2 gram cocaïne, (althans) (in elk geval) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde/betreffende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (zulks) al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;

2.subsidiairhij in of omstreeks de periode van 7 mei 2017 tot en met 11 mei 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid (in totaal (ongeveer) 19.087,2 gram) cocaïne, zijnde/betreffende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en) immers is/zijn dan wel heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe)
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch)contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over (het vluchtnummer en/of de vluchtroute van) het vliegtuig waarmee de cocaïne binnen het Nederlands grondgebied is dan wel zou worden gebracht en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen en/of overleg gehad over de wijze en/of de dag en/of het tijdstip waarop de cocaïne uit het vliegtuig en/of het beschermde gebied van luchthaven Schiphol moest worden gehaald/gebracht en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) en/of (een) foto('s) gegeven en/of verstuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of (een) foto('s) ontvangen ten behoeve van (het voorgenomen) (verdere) vervoer van en/of de overdracht en/of ontvangst en/of het uitladen van de cocaïne en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de verdere bewegingen op de luchthaven Schiphol van het vliegtuig waarmee de cocaïne binnen het Nederlands grondgebied is dan wel zou worden gebracht en/of
- (een) vervoermiddel(en) (waaronder (een) Mulag trekker(s) en/of Piaggio scooter/brommer en/of Bellyband en/of één of meer auto's) voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aan elkaar en/of een andere of anderen verschaft en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over (een) (ontmoetings)locatie(s) en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd voorafgaand en/of ten behoeve van de (verdere) invoer dan wel overdracht en/of vervoer van de cocaïne en/of
- (een) voorwerp(en), te weten een (knip)tang en/of (beton)schaar, aangeschaft en/of (daarmee) een gat geknipt in het hek dat het afgeschermde gebied van de luchthaven Schiphol scheidt van het publieke gebied en/of
- (meermalen) buiten zijn/hun ingeplande diensttijden aanwezig geweest op (het beveiligde gebied van) luchthaven Schiphol en/of
- (meermalen) polshoogte gaan nemen bij de opstelplaats van het vliegtuig (waar de cocaïne in zat dan wel heeft gezeten) en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de (mate van) (douane-)beveiliging rondom het vliegtuig waarmee de cocaïne binnen het Nederlands grondgebied is dan wel zou worden gebracht en/of
- (meermalen) het vrachtruim ingegaan van het vliegtuig (waar de cocaïne in heeft gezeten) om de (daarin niet meer aanwezige) (tas(sen) met) cocaïne eruit te halen;

3.primair

hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 4 juni 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
opzettelijk een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 14.989,6 gram cocaïne, (althans) (in elk geval) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde/betreffende (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, (zulks) al dan niet op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet;

3.subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 19 juni 2017 te Haarlem en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid (in totaal (ongeveer) 14.989,6 gram) cocaïne, zijnde/betreffende een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en)
immers is/zijn dan wel heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daartoe)
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) en/of afnemers (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over (het vluchtnummer en/of de vluchtroute van) het vliegtuig waarmee de cocaïne binnen het Nederlands grondgebied is dan wel zou worden gebracht en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen en/of overleg gehad over de wijze en/of de dag en/of het tijdstip waarop de cocaïne uit het vliegtuig en/of het beschermde gebied van luchthaven Schiphol moest worden gehaald/gebracht en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) en/of (een) foto('s) gegeven en/of verstuurd en/of informatie en/of instructie(s) en/of (een) foto('s) ontvangen ten behoeve van (het voorgenomen) (verdere) vervoer van en/of de overdracht en/of ontvangst en/of het uitladen van de cocaïne en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de verdere bewegingen op de luchthaven Schiphol van het vliegtuig waarmee de cocaïne binnen het Nederlands grondgebied is dan wel zou worden gebracht en/of
- (een) vervoermiddel(en) (waaronder (een) Mulag trekker(s) en/of een (blauwe) bagagetrekker en/of Bellyband en/of één of meer auto's) voorhanden gehad en/of gebruikt en/of aan elkaar en/of een andere of anderen verschaft en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over (een) (ontmoetings)locatie(s) en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd voorafgaand en/of ten behoeve van de (verdere) invoer dan wel overdracht en/of vervoer van de cocaïne en/of
- (meermalen) buiten zijn/hun ingeplande diensttijden aanwezig geweest op (het beveiligde gebied van) luchthaven Schiphol en/of - (meermalen) polshoogte gaan nemen bij de opstelplaats en/of loods van het vliegtuig (waar de cocaïne in zat dan wel heeft gezeten) en/of
- (meermalen) aan/van elkaar en/of een ander of anderen informatie verstrekt en/of ontvangen over de (mate van) (douane-)beveiliging rondom het vliegtuig waarmee de cocaïne binnen het Nederlands grondgebied is dan wel zou worden gebracht en/of
- (meermalen) het vrachtruim ingegaan van het vliegtuig (waar de cocaïne in heeft gezeten) om de (daarin niet meer aanwezige) (tas(sen) met) cocaïne eruit te halen;

4.hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te Haarlem en/of Zwanenburg en/of Hoofddorp en/of Schiphol (gemeente Haarlemmermeer), in ieder geval in Nederland,

heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in:
- artikel 2 onder A en/of B en/of C jo. artikel 10, derde en/of vierde en/of vijfde lid, van de Opiumwet en/of
- artikel 2 onder A en/of B jo. artikel 10a, eerste lid en artikel 10, vierde en/of vijfde lid van de Opiumwet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vaststelling van de feiten
In het dossier is een groot aantal uitgeluisterde telefoongesprekken, observaties, camerabeelden en pasregistraties. Ter bevordering van de leesbaarheid zal het hof hieronder eerst een chronologisch overzicht weergeven dat is gebaseerd op deze bewijsmiddelen. Na dit overzicht wordt kort uiteengezet welke feiten het hof vaststelt.
Chronologisch overzicht [1]
Woensdag 3 mei 2017
11:15 uur
Aankomsttijd vliegtuig PH-BFB (KL0714) uit Paramaribo, Suriname.
19:19-20:18 uur
Telefoonnummers [medeverdachte 1] maken gebruik van een zendmast [adres] in [plaats 1] .
19:46 uur
Telefoonnummer [medeverdachte 2] maakt gebruik van een zendmast [adres] in [plaats 2] .
20:02 uur
Telefoonnummer [medeverdachte 3] maakt gebruik van een zendmast aan [adres] in [plaats 2] .
20:23 uur
[medeverdachte 1] belt uit naar (bun) [medeverdachte 4] en zegt dat hij net een gesprekkie heeft gehad en dat hij morgen misschien wat heeft. [medeverdachte 4] vraagt of hij in de ochtend weer moet afhalen ‘daar vanaf’. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] niks hoeft op te halen, maar dat [medeverdachte 4] met die andere bus moet rijden. [medeverdachte 4] vraagt of [medeverdachte 1] die grijze auto bedoelt en zegt dat hij het tegen zijn broertje zal zeggen en belooft dat ze hun telefoon bij zich zullen houden.
20:25 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 5] en zegt dat hij vandaag of morgen die auto nodig heeft.
Donderdag 4 mei 2017
1:16 uur
[verdachte] belt naar nummer [medeverdachte 1] . Er komt geen verbinding tot stand (=wno).
1:23-2:34 uur
[medeverdachte 1] belt twaalf keer naar nummers van [medeverdachte 2] (wno).
5:41-5:43 uur
[medeverdachte 1] belt twee keer naar nummer [medeverdachte 2] (wno).
5:53 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 4] en zegt dat ze niet later dan half acht bij Ikea moeten zijn en vraagt of Tijger met de auto komt. [medeverdachte 1] zegt dat hij al in de auto zit omdat [medeverdachte 2] zijn telefoon niet opneemt.
5:55 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 5] en vraagt [medeverdachte 5] om precies om half acht bij Ikea te zijn.
6:31 uur
[medeverdachte 6] bun [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of [medeverdachte 6] rond 7:45 uur ‘die vriend’ kan ophalen bij ‘Foxie 4’.
7:15 uur
[medeverdachte 4] bun [medeverdachte 1] en zegt dat ze er zijn. Ze staan bij het treinstation. [medeverdachte 1] zegt dat hij er in één minuut is.
7:30 uur
De personeelspas van [medeverdachte 2] wordt gescand bij de personeelsparkeerplaats van Schiphol.
7:37 uur
[medeverdachte 1] parkeert een grijze Audi met [kenteken] bij het McDonalds restaurant aan [adres] in [plaats 3] .
7:49 uur
[medeverdachte 2] bun [medeverdachte 6] en zegt dat hij er over een paar minuutjes is. Ze spreken af dat [medeverdachte 6] [medeverdachte 2] oppikt bij F4.
7:50 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 4] en vraagt waar Tijger is. [medeverdachte 4] zegt dat Tijger naar BP is om beltegoed en een hesje te halen. Hij belooft hem even te bellen.
7:52 – 7:55 uur
Een man stapt uit een Mini Cooper met [kenteken] en loopt naar [medeverdachte 1] , die inmiddels in McDonalds zit. Drie minuten later arriveert een tweede man in een grijze Volkswagenbus met [kenteken] . Hij trekt een geel veiligheidsvest aan en voegt zich bij [medeverdachte 1] .
7:51 en 7:53 uur
De personeelspas van [medeverdachte 2] wordt gescand, om 7:51 uur bij een security post en eveneens om 7:53 uur bij een deur die toegang geeft tot het vliegtuigplatform. Bij de security post vindt tevens een irisscan van de gebruiker plaats.
7:54 uur
Man gelijkend op [medeverdachte 2] loopt in de richting van F4 en daarna langs de Randweg in de richting van de E-pier.
7:57 en 7:58 uur
[medeverdachte 2] belt twee keer naar [medeverdachte 3] .
7:59 uur
[medeverdachte 2] bun [medeverdachte 1] en zegt dat hij degene van wie hij gisteren de telefoon heeft gekregen niet kan bereiken. [medeverdachte 1] zegt dat hij de andere jongen gaat bellen.
8:00-8:03 uur
[medeverdachte 1] belt drie keer uit naar het nummer van [verdachte] (wno).
8:01 uur
[medeverdachte 1] verlaat McDonalds, rent naar zijn auto en rijdt weg.
8:04 uur
[medeverdachte 3] belt uit naar [medeverdachte 2] .
8:06 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt dat hij ‘hem’ gesproken heeft en dat hij over een kwartier met hem afspreekt. [medeverdachte 1] zegt dat hij dacht ‘ik ga naar die vriend toe’, maar dat hij dan nu weer omdraait. [medeverdachte 2] zegt dat hij zelf een voertuig heeft. Dit vindt [medeverdachte 1] ‘perfect’.
8:06 uur
[medeverdachte 1] parkeert zijn auto op de parkeerplaats van McDonalds en gaat weer aan dezelfde tafel zitten bij de twee mannen.
8:26 – 8:28 uur
De personeelspas van [medeverdachte 3] wordt gescand bij de personeelsingang die toegang geeft tot het beschermd gebied en de deur die toegang geeft tot het vliegtuigplatform. Bij de toegang tot het beschermd gebied wordt tevens een irisscan van de gebruiker gemaakt.
8:33 uur
Man gelijkend op [medeverdachte 3] loopt in de richting van F3, waar zich een parkeerplaats voor afhandelingsmaterieel bevindt.
8:36 uur
Een gemotoriseerde bellyband komt uit de richting van de G/F-pier oneven nummers aanrijden en rijdt het platform op in de richting van F-pier even nummers. Hij rijdt vervolgens het platform op richting gate F8.
8:44 uur
Een mulag met een bellykar rijdt het platform op en blijft stilstaan ter hoogte van F8. Het zeil van de bellykar wappert. In de mulag zit één persoon.
8:45 uur
[medeverdachte 3] belt uit naar [medeverdachte 2] .
8:49 uur
De mulag met de bellykar komt uit de richting van gate F8. Het zeil is gesloten. In de mulag zit één persoon.
8:49 - 8:52 uur
[medeverdachte 1] en de twee mannen verlaten McDonalds en rijden weg.
8:52 uur
[medeverdachte 2] bun [medeverdachte 1] en zegt dat het twee tassen zijn. [medeverdachte 1] zegt dat hij ‘hem’ laat komen.
8:59 uur
De mulag rijdt aan de airside het KLM-terrein op. De bestuurder stapt uit, koppelt de bellykar af van de mulag en loopt in de richting van de loods.
9:03 – 9:04 uur
De voormalige bestuurder van de mulag loopt vanuit de loods richting de bellykar. Hij heeft een witte zak in zijn handen. Hierna doet hij iets bij de bellykar.
9:04 uur
[medeverdachte 7] meldt zich met zijn rijbewijs bij de loge van het KLM terrein. Hij rijdt in een VW Transporter die op naam staat van [medeverdachte 5] . De VW Transporter rijdt het terrein op.
9:06 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 2] en zegt dat ‘hij’ binnen is.
9:06 uur
De voormalige bestuurder van de mulag rijdt nu met een vorkheftruck naar de bellykar. Op de pallet plaatst hij twee witte zakken en hij rijdt de loods in.
9:07 uur
[medeverdachte 4] bun [medeverdachte 1] en zegt dat ‘hij al binnen is’. [medeverdachte 1] zegt dat hij hem al heeft gebeld. [medeverdachte 1] zegt dat hij achter [medeverdachte 4] staat.
9:09 uur
[medeverdachte 2] rijdt met de vorkheftruck en de twee zakken de loods uit naar de VW Transporter.
9:10 uur
De twee witte zakken worden in de VW Transporter geladen.
9:10 uur
De Mini Cooper wordt geparkeerd in de nabijheid van het KLM Cargo terrein.
9:11 uur
[medeverdachte 4] bun [medeverdachte 1] en zegt dat ‘hij’ er al uit komt en bevestigt dat ‘hij’ het heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij richting [plaats 3] moet rijden. [medeverdachte 4] antwoordt dat hij hem die kant op gaat leiden.
9:12 uur
De VW Transporter verlaat het KLM terrein.
9:14 uur
De Audi en Mini Cooper rijden 'bumper aan bumper' vóór en achter de VW Transporter naar de uitgang van het luchthaventerrein. Zij blijven vervolgens de hele route via [plaats 3] naar [plaats 4] op korte afstand achter elkaar rijden.
9:16 uur
De personeelspas van [medeverdachte 2] wordt gescand bij de controlepost bij vrachtgebouw 1. Daarbij wordt tevens een irisscan van de gebruiker gemaakt.
9:17 uur
De mulag verlaat het KLM-terrein via de doorgang van vrachtgebouw 1.
9:28 uur
[medeverdachte 4] bun [medeverdachte 1] en zegt dat er de hele tijd een Skoda achter hem rijdt. [medeverdachte 4] zegt dat hij de andere kant op wil gaan rijden dan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] .
In de omgeving van de Zuiderzeelaan (in [plaats 4] ) slaat de Mini Cooper af en gaat daarna direct terug in de richting van de Zuiderzeelaan.
9:40-10:00 uur
De Audi, Mini Cooper en VW Transporter staan in de directe nabijheid van de woning van [medeverdachte 1] aan de Zuiderzeelaan 20 in [plaats 4] . Drie mannen staan met elkaar te praten. De VW Transporter rijdt weg achter de Mini aan.
9:53 uur
[medeverdachte 4] bun [medeverdachte 1] en vraagt of [medeverdachte 1] Hans kan bereiken. Hij is er bijna.
9:53 uur
[medeverdachte 1] bun [medeverdachte 5] en zegt dat die Turk over twee minuten bij [medeverdachte 5] is. [medeverdachte 1] zegt ook dat hij hoopt dat hij morgen of overmorgen die dingen heeft en dat hij dan [medeverdachte 5] zal bellen.
10:00 uur
Vertrektijd van vliegtuig met registratienummer PH-BHB vanaf gate F8.
11:13 en 11:24 uur
De Audi van [medeverdachte 1] staat bij het bedrijfspand van [verdachte] in [plaats 1] geparkeerd.
11:28 uur
[medeverdachte 1] belt [medeverdachte 2] en zegt dat hij het ‘net heeft afgegeven'. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] vanavond of anders morgen al iets heeft, omdat ‘hij’ (derde persoon) het ook snel weer moet wegdoen. [medeverdachte 1] denkt dat [medeverdachte 2] morgenmiddag al vijf heeft gehad. [medeverdachte 1] vraagt hoe lang [medeverdachte 2] bezig was. [medeverdachte 2] zegt dat ‘hij’ (derde persoon) het bandje neerzette en dat het vervolgens 5 of 10 minuten duurde. [medeverdachte 2] heeft de tassen in zakken gedaan. [medeverdachte 2] merkt op dat het goed is dat hij het Mulagje heeft meegekregen van containerbeheer, maar dat je toch nooit weet of iemand je gezien heeft.
Vrijdag 5 mei 2017
15:48- 18:38 uur
De telefoon van [medeverdachte 1] straalt 9 keer de zendmast aan op [adres] .
19:02 uur
[medeverdachte 1] belt [medeverdachte 4] en zegt dat hij een tientje voor hem heeft, dat hij net heeft gekregen. [medeverdachte 4] antwoordt: dan geef ik alvast 5 aan hem en 5 aan mezelf.
Dinsdag 13 juni 2017
13:00 uur
[medeverdachte 1] gaat het bedrijfspand aan [adres] in [plaats 1] binnen. De BMW die in gebruik is bij [verdachte] staat in de nabijheid van het pand.
14:14 uur
[medeverdachte 1] verlaat het bedrijfspand.
5 juli 2017
8:20 uur
[medeverdachte 1] betreedt de woning aan [adres] in [plaats 4] .
Het hof zal hieronder eerst een korte samenvatting geven van het verloop van het uithalen en vervoeren van de tassen. Daarna zal het hof meer in detail weergeven op welke momenten er op die dagen (pogingen tot) contact waren tussen de verdachte en [medeverdachte 1] .
Het verloop van het halen van de tassen uit het vliegtuig op 4 mei 2017
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] werkten in 2017 beiden op Schiphol. Op 3 mei 2017 om 11:15 uur kwam het vliegtuig met registratienummer PH-BFB uit Suriname aan op Schiphol (hierna: het vliegtuig).
De volgende ochtend, 4 mei 2017 om 5:53 uur belde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 4] en spraken zij af elkaar om half acht te ontmoeten. Direct daarna belde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 5] met het verzoek om op hetzelfde tijdstip en dezelfde plaats aanwezig te zijn. Nadat zij [medeverdachte 5] hadden ontmoet voor de overdracht van diens bestelbus, verplaatsten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] zich naar een McDonalds restaurant in [plaats 3] .
[medeverdachte 2] betrad rond kwart voor acht met behulp van zijn personeelspas het beschermde gebied van de luchthaven en ontmoette [medeverdachte 6] . Na enige vergeefse pogingen kreeg [medeverdachte 2] op zijn actietelefoon contact met [medeverdachte 3] en sprak af hem een kwartier later te ontmoeten.
Rond kwart voor negen kwamen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] beiden aan bij het vliegtuig. [medeverdachte 3] ging met behulp van een door hem meegebrachte bellyband het vliegtuig in en haalde twee tassen uit het vliegtuig. De tassen werden in het Mulag voertuig van [medeverdachte 2] geladen en [medeverdachte 2] reed met deze tassen naar het vrachtterrein van KLM. Hij verpakte de tassen daar in witte zakken en vervoerde deze vervolgens met een vorkheftruck van airside, het gedeelte van de luchthaven dat alleen toegankelijk is voor personeel naar landside, het gedeelte waar bezoekers kunnen worden toegelaten. Daar stond [medeverdachte 7] met de bestelbus klaar. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] laadden rond 9:10 uur samen de tassen in de bestelbus.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] stonden in de directe omgeving buiten de luchthaven te wachten. Zij onderhielden telefonisch contact, waarbij [medeverdachte 4] [medeverdachte 1] op de hoogte hield van de vorderingen van [medeverdachte 7] . Nadat [medeverdachte 7] de luchthaven had verlaten, reden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] ieder in hun eigen auto ‘bumper aan bumper’ vóór en achter de bestelbus van [medeverdachte 7] . Onderweg meldde [medeverdachte 4] telefonisch aan [medeverdachte 1] dat hij gevolgd werd door een Skoda. [medeverdachte 4] wijzigde hierop zijn route. Iets na half tien kwamen de drie voertuigen aan bij de woning van [medeverdachte 1] in [plaats 4] .
Contacten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] op 3 en 4 mei 2017
Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte betrokken was bij de hiervoor beschreven invoer, acht het hof de volgende feiten van belang.
Allereerst stelt het hof vast dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte gebruik maakte van [telefoonnummer verdachte] , dat hij gebruik maakte van het bedrijfspand aan [adres] te [plaats 1] en dat de verdachte daar ook kwam. De verdediging heeft dit overigens niet betwist.
Verder leidt het hof de volgende feiten af uit de bewijsmiddelen.
In de avond van 3 mei 2014 was [medeverdachte 1] nog in afwachting van bevestiging dat een klus diezelfde of de volgende dag zou gaan plaatsvinden. Op 4 mei 2017 om 1:16 uur ’s nachts probeerde de verdachte contact te leggen met [medeverdachte 1] . Kort hierna belde [medeverdachte 1] , ondanks het tijdstip in de nachtelijke uren, twaalf keer naar [medeverdachte 2] . Rond half zes in de ochtend probeerde [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] nogmaals te bellen en kreeg hem weer niet te pakken. Hierop is [medeverdachte 1] in de auto gestapt om [medeverdachte 2] op de hoogte te stellen. Ondanks het feit dat hij geen dienst had, reed [medeverdachte 2] daarna naar Schiphol. Daar kwam hij rond half acht aan.
Toen [medeverdachte 1] begreep dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] niet kon bereiken kort voordat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] tot actie over zouden gaan, probeerde [medeverdachte 1] direct de verdachte te bellen. Hij belde drie maal achter elkaar naar diens nummer, rende intussen naar zijn auto en reed weg bij McDonalds. Kort nadat hij was weggereden meldde [medeverdachte 2] dat het contact alsnog tot stand was gekomen, kennelijk was dit voor [medeverdachte 1] aanleiding om terug te keren naar McDonalds.
Anderhalf uur nadat de tassen naar het huis van [medeverdachte 1] waren gebracht, zagen observanten de auto van [medeverdachte 1] bij het bedrijfspand van de verdachte staan. Nog geen vijf minuten na de laatste observatie belde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] . Hij zei dat hij het had afgegeven en dat ze snel geld zouden krijgen.
De volgende dag, op 5 mei 2017, straalde de telefoon van [medeverdachte 1] in een tijdsbestek van een kleine drie uur negen keer aan bij de zendmast in de buurt van het bedrijfspand van de verdachte. Nog geen half uur na de laatste keer dat de paal was aangestraald, belde [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 4] met de mededeling dat hij geld had gekregen.
Bespreking van de bewijsverweren ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Allereerst kan niet worden vastgesteld dat op 3 mei 2017 een gesprek is geweest tussen de verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] dan wel dat dit gesprek betrekking had op voorbereidingshandelingen. Daarnaast straalde de telefoon van [medeverdachte 1] op 5 mei 2017 tijdens het telefoongesprek met [medeverdachte 4] over een ‘tientje’ weliswaar een zendmast aan [adres] in [plaats 1] , maar de zendmasten zijn niet accuraat, aangezien er meer zendmasten in een straal van drie kilometer van het bedrijfspand zijn. Bovendien mist de schakelconstructie met de
modus operandiin zaaksdossiers C2 en C3 feitelijke grondslag, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde (de zaaksdossiers C2 en C3). Tenslotte is van belang dat [medeverdachte 1] in het telefoongesprek in zaaksdossier C1 spreekt over een ‘proefie’, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
1.
De verklaringen van [medeverdachte 2]
Het hof zal bij de beoordeling van de feiten gebruik maken van verklaringen van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft als verdachte tegenover de opsporingsambtenaren onder meer verklaringen afgelegd over de verschillende transporten, de werkwijzen, de onderlinge verhoudingen en het versluierend taalgebruik. Hierna is [medeverdachte 2] als getuige verschenen tijdens twee opeenvolgende verhoren bij de rechter-commissaris, waar de raadsvrouw van de verdachte aanwezig is geweest en de gelegenheid heeft gekregen om vragen aan hem te stellen. Het hof is van oordeel dat de verdediging daarmee voldoende in staat is gesteld om [medeverdachte 2] te ondervragen.
De verklaringen van [medeverdachte 2] worden op een groot aantal punten ondersteund door tapgesprekken en observaties. Bovendien zijn deze verklaringen voor [medeverdachte 2] zelf in hoge mate belastend. Dat de verklaringen op detailniveau enkele tegenstrijdigheden bevatten, maakt niet dat in algemene zin dient te worden getwijfeld aan het vermogen dan wel aan de wil van [medeverdachte 2] om waarheidsgetrouw te verklaren. De vragen hebben immers betrekking gehad op een aanzienlijk aantal gebeurtenissen die over een periode van enkele maanden in 2017 hebben plaats gevonden, zodat het door elkaar halen van details vrijwel onvermijdelijk is. Deze tegenstrijdigheden doen dan ook niets af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2] over terugkerende werkpatronen, onderlinge taakverdelingen en de duiding van versluierend taalgebruik, in het bijzonder waar deze patronen, werkwijzen en de duiding van dit taalgebruik bevestiging vinden in overige bewijsmiddelen.
Anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging is het hof echter van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 2] over de aanwezigheid van de verdachte bij de bijeenkomst op 3 mei 2017 in [plek 1] niet voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te gebruiken.
[medeverdachte 2] heeft weliswaar verklaard dat er naast hem, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] nog een andere man aanwezig was tijdens deze bijeenkomst en heeft uiteindelijk ook verklaard dat dit de verdachte moet zijn geweest, maar heeft daarbij ook vermeld dat hij tot deze conclusie is gekomen op basis van de MMA-melding over de verdachte, die hem tijdens een verhoor is voorgehouden. Nu [medeverdachte 2] , ook na het tonen van een foto van de verdachte, in een eerder verhoor duidelijke twijfel uitsprak over de vraag of de verdachte bij die bijeenkomst aanwezig was geweest, lijkt zijn latere verklaring niet zozeer te zijn gebaseerd op zijn eigen waarneming maar op de bijkomende (niet geverifieerde) informatie.
Om die reden zal het hof deze verklaring niet gebruiken. Daarmee is naar het oordeel van het hof niet vast te stellen dat de verdachte aanwezig was bij de bijeenkomst in [plaats 1] op 3 mei 2017. Weliswaar straalde de telefoon van de verdachte die dag om 21:10 uur aan op een zendmast in die omgeving, maar niet uit te sluiten valt dat de bijeenkomst toen al afgelopen was (zo straalde de telefoon van [medeverdachte 1] om 21:14 uur een mast in [plaats 5] aan) en is bovendien van belang dat de verdachte regelmatig in die omgeving verbleef omdat zijn bedrijfspand vlakbij [plek 1] gesitueerd was [2] .
2.
Is er voldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte?
Dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij deze bijeenkomst aanwezig was, leidt het hof echter niet tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van een hoeveelheid cocaïne in de periode van 3 tot en met 4 mei 2017. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de samenhang van de hiervoor onder de feiten omschreven momenten van (pogingen tot) contact kan zonder gerede twijfel het volgende worden vastgesteld: kort na het inbellen van de verdachte is aan [medeverdachte 1] groen licht gegeven om de cocaïne uit het vliegtuig te halen, [medeverdachte 1] wilde dringend contact met de verdachte leggen op het moment dat de daadwerkelijke uitvoering daarvan mis leek te gaan, [medeverdachte 1] heeft (de inhoud van) de tassen aan de verdachte afgegeven en de verdachte heeft de volgende dag aan [medeverdachte 1] geld gegeven voor de uitvoering van de klus. Dat de tassen in het bedrijfspand van de verdachte zijn afgegeven aan een ander en/of dat [medeverdachte 1] het geld heeft opgehaald op een andere plaats in de nabijheid van de genoemde zendmast acht het hof niet aannemelijk, gelet op de onderlinge samenhang van de omstandigheden. Daartoe slaat het hof met name acht op het korte tijdbestek waarbinnen de (pogingen tot) contact zich afspeelden, dat deze contacten plaats vonden met [medeverdachte 1] , degene die de spil vormde in deze fase van de invoer, in samenhang met de cruciale momenten waarop deze plaatsvonden.
Het hof is dan ook van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte degene is geweest die aan [medeverdachte 1] de opdracht heeft verstrekt of doorgegeven de cocaïne op een bepaalde dag uit het betreffende vliegtuig te halen, de verdovende middelen uiteindelijk heeft aangenomen en [medeverdachte 1] heeft betaald. Door deze handelingen heeft de verdachte (in elk geval) nauw en bewust met [medeverdachte 1] samengewerkt. Zijn initiërende rol en de specifieke kennis waarover hij moet hebben beschikt, alsmede het feit dat de hoeveelheid cocaïne bij hem is afgeleverd, zijn bovendien van een dusdanig gewicht dat sprake is geweest van medeplegen.
3.
Betrof het verdovende middelen in de twee tassen op 4 mei 2017?
De tassen die op 4 mei 2017 uit het vliegtuig zijn gehaald, zijn niet onderschept. De opsporing heeft dan ook niet vastgesteld wat de inhoud van de tassen was. Desondanks is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat de tassen cocaïne bevatten, op grond van de volgende omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien.
Allereerst blijkt uit de heimelijke wijze waarop de actie werd uitgevoerd overduidelijk dat getracht werd controle door de douane en ontdekking door de opsporingsdiensten te voorkomen. Zo werd gebruik gemaakt van een actietelefoon; zei [medeverdachte 2] naderhand tegen [medeverdachte 1] dat hij bang was dat iemand hem gezien had; verpakte [medeverdachte 2] de tassen in zakken om te verhullen dat hij (gezien zijn functie als medewerker van de vrachtafdeling) ongebruikelijke voorwerpen vervoerde en was [medeverdachte 4] er op gebrand dat de drie bumper-aan-bumper rijdende auto’s niet werden gevolgd.
Dat op grond van het door [medeverdachte 1] in een gesprek met [medeverdachte 5] gebruikte woord ‘proefie’ sprake was van een ‘generale repetitie’ waarbij een vervangend goed is ingevoerd in plaats van verdovende middelen acht het hof niet aannemelijk.
Allereerst wijst het hof in dit verband op de wijze waarop de tassen van het vliegveld naar het huis van [medeverdachte 1] zijn vervoerd: de verdachte en [medeverdachte 1] begeleidden in colonne de bestelbus door er direct vóór en achter te rijden, waarbij [medeverdachte 4] geacht werd op te letten of hij ’iets raars’ zag. Toen hij de achtervolgende Skoda waarnam, heeft [medeverdachte 4] een andere route genomen.
Het is onwaarschijnlijk dat voor een proefje een dergelijke beveiligde vorm van transport zou zijn georganiseerd. Daarnaast wijst het hof op een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dat plaats vond nadat [medeverdachte 1] de aldus vervoerde tassen had afgegeven. In dat gesprek spreekt [medeverdachte 1] de verwachting uit dat [medeverdachte 2] vóór de volgende middag vijfduizend euro zou krijgen, nu de ontvanger van de tassen ‘het’ ook weer snel zou moeten wegdoen. Ook deze mededeling is niet te verklaren indien slechts sprake zou zijn van een proef met een ander goed, nu uit het gesprek blijkt dat het ‘wegdoen’ van het goed blijkbaar een aanzienlijk te verdelen geldbedrag zou opleveren.
Het hof concludeert dat niet alleen sprake was van
heimelijk ingevoerd, maar dat ook buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat sprake was van een
kostbaargoed. Dat [medeverdachte 1] op die dag tegen [medeverdachte 5] heeft gezegd dat het ‘proefie’ is gelukt, is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Daarbij merkt het hof op dat [medeverdachte 5] , zoals de rechtbank ook reeds overwoog, geen vast onderdeel lijkt uit te maken van het samenwerkingsverband, zodat het niet bevreemdt dat aan hem wellicht onjuiste of misleidende informatie werd verstrekt.
Het hof acht de kans verwaarloosbaar klein dat sprake was van een ander kostbaar en heimelijk ingevoerd goed dan cocaïne. Daarbij betrekt het hof dat het vliegtuig een dag eerder was aangekomen uit Suriname, dat als een feit van algemeen bekendheid geldt dat Suriname een bronland is van cocaïne en dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daarna binnen een periode van zes weken drie maal betrokken waren bij de invoer van cocaïne via Schiphol. Ten overvloede merkt het hof nog op dat zich in het dossier geen enkele aanwijzing bevindt dat het deze keer om een ander kostbaar en heimelijk in te voeren goed zou gaan.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In zaaksdossier C1 (het onder 1 ten laste gelegde) was sprake van dezelfde
modus operandials in zaaksdossier C2 (het onder 2 ten laste gelegde). De getuige [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte in C1 de opdrachtgever is geweest en dat in C2 het verzoek was gedaan om eenzelfde actie uit te zetten als in C1. In C2 was in de kern sprake van dezelfde betrokkenen als bij C2, dus ook van betrokkenheid van de verdachte. De verdachte heeft zowel vóór als na de invoer van de 19 kilo cocaïne telefonisch contact gehad met de medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij de verdachte kennelijk informatie en opdrachten heeft verstrekt om de cocaïne na aankomst uit het vliegtuig te laten halen en verlengd in te voeren, zodat sprake is van medeplegen, aldus de advocaat-generaal.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, omdat zijn betrokkenheid daarbij onvoldoende kan worden vastgesteld. De verdachte en [medeverdachte 1] hebben opheldering verschaft over de telefonische contacten, dus deze kunnen niet op zichzelf staand als voldoende redengevend worden beschouwd om tot een bewezenverklaring te leiden, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit C2 kan wel worden afgeleid dat de verdachte telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] in de periode waarin medeverdachten bezig waren met het coördineren van de invoer van cocaïne en daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat in C2 het verzoek was gedaan om eenzelfde actie uit te zetten als het geval was in C1. Dit één en ander is (ook bezien in onderling verband en samenhang) bij gebrek aan andere aan het dossier te ontlenen bewijsmiddelen onvoldoende om de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 ten laste gelegde vast te stellen.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
Het hof is met de raadsman en de advocaat-generaal van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 3 ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan eveneens moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat kan worden vastgesteld dat de verdachte een aandeel heeft gehad in de criminele organisatie dan wel dat hij gedragingen heeft verricht die strekten of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De verdachte was betrokken bij het meermalen medeplegen van de opzettelijke al dan niet verlengde invoer van verdovende middelen in Nederland (zaaksdossiers C1 en C2). Daarnaast blijkt de betrokkenheid van de verdachte eveneens uit de bijeenkomst met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 20 november 2017 in het Pannenkoekenhuis in [plaats 4] , waarbij onder meer werd gesproken over de nieuwe toekomstige verstoplocatie van cocaïne in vliegtuigen, aldus de advocaat-generaal.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ook van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij een (prominente) rol speelde of veelvuldig heeft bijgedragen aan de activiteiten van de criminele organisatie.
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 4 ten laste is gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Nu het hof het medeplegen van één ten laste gelegd feit bewezen acht en de verdachte zal vrijspreken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, en bij het ontbreken van bewijsmiddelen voor het onderhavige feit, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de activiteiten van de criminele organisatie, laat staan dat uit het dossier kan worden afgeleid wat de rol van de verdachte in die organisatie zou zijn geweest.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.primairhij in de periode van 3 mei 2017 tot en met 4 mei 2017 te Haarlem en Hoofddorp en Schiphol (gemeente Haarlemmermeer) en Zwanenburg, tezamen en in vereniging met een ander,

opzettelijk een onbekende hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, op een wijze zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren. De advocaat-generaal heeft erop gewezen dat de rechtbank de gevangenneming van de verdachte heeft bevolen en heeft mondeling gevorderd dat aan het bevel tot gevangenneming de grond vluchtgevaar wordt toegevoegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf. De raadsvrouw heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de invoer van een onbekende hoeveelheid cocaïne. Hoewel onduidelijk is gebleven om hoeveel cocaïne het ging, acht het hof aannemelijk dat het ging om een substantiële hoeveelheid en dat de betreffende hoeveelheid bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. De verspreiding en handel in cocaïne wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Om de volksgezondheid te beschermen en om deze cyclus van strafbare feiten te beperken, wordt de invoer van cocaïne met hoge straffen bedreigd.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, is naar het oordeel van het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 september 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren ter zake van de Opiumwet, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden zich opnieuw in te laten met een ernstig strafbaar feit.
Het hof acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt het hof als volgt. Het hof is van oordeel dat er ernstige bezwaren en gronden zijn voor de voorlopige hechtenis van de verdachte. Nu het bevel gevangenneming van de rechtbank deel uit maakt van het vonnis dat het hof zal vernietigen en sprake is van een wijziging van de gronden die nopen tot de voorlopige hechtenis van de verdachte, zal het hof opnieuw de gevangenneming van de verdachte bevelen. Deze beslissing zal afzonderlijk worden geminuteerd.
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft, met verwijzing naar zijn requisitoir, gevorderd dat ten aanzien van de
strafvorderlijkin beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen met nummers 14, 15 en 20, te weten de geldbedragen van onderscheidenlijk € 3.750,-, € 320,- en € 4.000,- teruggave aan de vermoedelijk rechthebbende, zijnde de verdachte, wordt bevolen. Voor het overige heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof dezelfde beslissingen ten aanzien van het beslag zal nemen als de rechtbank heeft gedaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Onttrekking aan het verkeer
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen met de nummers 1, 2, 26, 27, 27, 28, 28 en 29 op de beslaglijst dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen met de nummers 9, 16, 17, 22 en 23 op de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, nu het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het hof stelt vast dat op de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen met de nummers 14, 15 en 20 op de beslaglijst zowel conservatoir als strafvorderlijk beslag rust. Het hof neemt een beslissing over het strafvorderlijk beslag. In eerste aanleg heeft de verdachte op 20 mei 2019 bij de rechter-commissaris verklaard over deze voorwerpen die in zijn bedrijfspand zijn aangetroffen en in beslag genomen, dat hij dit pand verhuurt aan bedrijven, het geld daarom te maken zal hebben met het bedrijf in het pand en het zijn verantwoordelijkheid is als eigenaar van het pand om het geld terug te vragen. Gelet op deze verklaring kan naar het oordeel van het hof niet met zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de eigenaar van de geldbedragen is. Daarom beslist het hof dat de voorwerpen met de nummers 14, 15 en 20 op de beslaglijst dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nummer 1: 1 STK Wapen, revolver met munitie (17-900057-1)
- Nummer 2: 1 STK Munitie (17-900057-2)
- Nummer 26: 2 STK Pepperspray (17-900059-26)
- Nummer 27: 1 STK Riem, in de riem een mes (17-900057-27)
- Nummer 27: 1 STK Verdovende middelen, hasjish (17-900059-27)
- Nummer 28: 4 STK Mes, messen in doos (17-900057-28)
- Nummer 28: 1 STK Verdovende middelen, hasjish (17-900059-28)
- Nummer 29: 1 STK Riem, mes in gesp van de riem (17-900057-29)
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nummer 9: 1 STK Telefoontoestel, Samsung (kleur zwart) met oplader (17-900057-9)
- Nummer 16: 1 STK Telefoontoestel, Samsung (17-900059-16)
- Nummer 17: 1 STK Telefoontoestel, Samsung (17-900059-17)
- Nummer 22: 1 STK Telefoontoestel, Samsung (17-900059-22)
- Nummer 23: 1 STK Telefoontoestel, HTC (17-900059-23)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Nummer 14: een geldbedrag van € 3.750,00 (17-900057-14)
- Nummer 15: een geldbedrag van € 320,00 (17-900057-15)
- Nummer 20: een geldbedrag van € 4.000,00 (17-900057-20)
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk wordt geminuteerd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2022.

Voetnoten

1.In dit overzicht worden de namen van de vermeende gebruikers van de telefoonnummers en auto’s gebruikt zonder dat de nummers of kentekens worden genoemd. Hoe de koppelingen tussen de telefoonnummers en de auto’s enerzijds en de verdachten anderzijds zijn gemaakt, blijkt uit de bewijsmiddelen. Overigens is de juistheid van geen van deze koppelingen door partijen betwist.
2.De afstand tussen [adres] en [plek 1] is hemelsbreed ongeveer 300 meter. De afstand tussen [adres] te [plaats 2] en [plek 1] is hemelsbreed ongeveer 600 meter. Openbare bron: