ECLI:NL:GHAMS:2022:3126

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
4 november 2022
Zaaknummer
23-003792-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen handel in drugs, deelneming aan een criminele organisatie en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de handel in drugs, deelneming aan een criminele organisatie en witwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA, alsook deelname aan een organisatie die zich bezighield met de internationale handel in verdovende middelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de uitvoer van MDMA naar Paraguay en dat hij gedurende een periode van bijna zeven maanden actief deelnam aan de criminele organisatie. De verdachte werd op 10 april 2018 aangehouden op Schiphol met een aanzienlijk geldbedrag, waarvan het hof oordeelde dat het afkomstig was uit misdrijf. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 11 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de handel in verdovende middelen op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003792-19
datum uitspraak: 4 november 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-720013-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2022 en 21 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv in eerste aanleg, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of te Frankfurt, Duitsland, en/of te Lissabon, Portugal en/of te Sao Paulo, Brazilië en/of te Asuncion, Paraguay, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet bedoeld als in artikel 1 lid 5 Opiumwet,
en/of
opzettelijk heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, en/of verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad vier kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of in de gemeente Zwolle, althans in Nederland en/of te Frankfurt, Duitsland, en/of te Lissabon, Portugal en/of te Sao Paulo, Brazilië en/of te Asuncion, Paraguay, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van vier kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), zijnde MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe
- met [medeverdachte 2] afgesproken en/of voorgesteld dat deze [medeverdachte 2] 4 kilogram, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (3,4- methyleendioxymethamfetamine) zal vervoeren en/of afleveren en/of verstrekken (in Paraguay) en/of buiten het grondgebied van Nederland zal brengen (als terugbetaling) en/of
- 4 kilogram, althans een (handels)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
(3,4-methyleendioxymethamfetamine) besteld en/of ingekocht en/of voorbereid/bewerkt voor transport (in een koffer) en/of afgeleverd/overgedragen en/of doen afleveren/doen overdragen aan [medeverdachte 2] en/of
- een kopie paspoort van [medeverdachte 2] gevraagd om een vliegticket voor vertrek van die [medeverdachte 2] aan te schaffen en/of te doen aanschaffen en/of
- [medeverdachte 2] (met 4 kilogram, althans een handelshoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) opgehaald en/of vervoerd vanuit Nederland naar (de luchthaven van) Frankfurt en/of
- [medeverdachte 2] (telefonisch) instructie(s) en/of informatie gegeven over de levering/verstrekking van de 4 kilogram MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) aan een of meer perso(o)n(en), en/of
- [medeverdachte 2] (middels een moneytransfer) 100,= euro toegezonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2017 tot en met 28 augustus 2018 te Hoofddorp en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Zwolle en/of te Zwaag, gemeente Hoorn en/of te Westzaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland en/of in/op de Dominicaanse Republiek en/of in Spanje, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de verdachte [verdachte] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer andere mededader(s), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/ of artikel 10a eerste lid Opiumwet (te weten het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of aanwezig hebben van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide] [in en/of vanuit en/of naar Nederland en/of de Dominicaanse Republiek en/of Canada en/of Brazilië en/of de Verenigde Staten en/of Duitsland en/of Paraguay]),
en/of
het verrichten van voorbereidings- en/of bevorderingshandelingen gericht op het binnen en/of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van een middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4 methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]
en/of
het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen [in en/of vanuit en/of naar Nederland en/of de Dominicaanse Republiek en/of Canada en/of Brazilië en/of de Verenigde Staten en/of Duitsland en/of Paraguay] van [een] [handelshoeveelheid/-hoeveelheden] van [een] middel[en] als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, [te weten: cocaïne en/of fentanyl en/of MDMA [3,4-methyleendioxymethamfetamine] en/of lsd [lysergide]);
3.
hij op of omstreeks 10 april 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of in de gemeente Amsterdam en/of te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een contant geldbedrag van totaal 50.795,= euro en/of (een contante uitgave van) 3.500,= euro, althans enig(e) geldbedrag(en), en/of zeven paar schoenen, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, en/of heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende(n) op dit/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie dit/dat voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of
(een) voorwerp(en), te weten een contant geldbedrag van totaal 50.795,= euro en/of (een contante uitgave van) 3.500,= euro, althans enig(e) geldbedrag(en), en/of zeven paar schoenen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat voornoemd(e) voorwerp(en) (geldbedrag[en]) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank. Het hof sluit zich echter aan bij de overwegingen van de rechtbank en zal deze dan ook grotendeels en zoals hierna gespecificeerd overnemen.

Bewijsoverweging

Feit 1
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte medepleger is van de tenlastegelegde uitvoer van MDMA. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat de verdachte medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in Zwolle heeft opgehaald en hem de volgende dag op de luchthaven van Frankfurt heeft afgezet en hij contact heeft gehad met [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), is daarvoor onvoldoende. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die een betaling (moneytransfer) heeft gedaan aan [medeverdachte 2] . Ook indien vastgesteld wordt dat de verdachte deze moneytransfer wel zou hebben verzorgd, dan komt daarmee nog niet de wetenschap van enig strafbaar handelen vast te staan.
Het hof stelt – met de rechtbank – voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen twee of meer personen.
Op basis van de inhoud van de stukken in het dossier stelt het hof vast dat [medeverdachte 2] vanuit Nederland via Duitsland, Portugal en Brazilië verdovende middelen naar Paraguay heeft uitgevoerd. Het door [medeverdachte 2] uitgevoerde transport heeft plaatsgevonden in de periode waarin de verdachte zich – gelet op de feiten en omstandigheden van het bewijs voor deelneming van de verdachte aan een criminele organisatie (feit 2) – bezig heeft gehouden met de handel in en de uitvoer van verdovende middelen. [medeverdachte 1] heeft in deze periode chatcontacten gehad met personen genaamd ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ waarin hij zegt dat hij een koffer klaar heeft met 4m die hij zaterdag gaat sturen. [medeverdachte 1] zegt dat hij hiervoor een ticket van
€ 2.200,00 heeft gekocht. De verdachte is samen met [medeverdachte 2] naar het reisbureau gegaan en hij heeft een foto gemaakt van de boeking. Deze foto is aangetroffen in de telefoon van [medeverdachte 1] . De verdachte heeft op 2 februari 2018 [medeverdachte 2] in Zwolle opgehaald en een dag later [medeverdachte 2] naar het vliegveld van Frankfurt (Duitsland) gebracht. [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn reis contact met de verdachte gehouden. Hij heeft aan de verdachte laten weten dat hij in het vliegtuig zat en de volgende dag geappt dat hij in een hostel in Paraguay was gearriveerd en dat godzijdank alles goed was. De verdachte heeft [medeverdachte 2] tijdens diens verblijf in Paraguay een moneytransfer ter waarde van € 100,00 gestuurd. Uit een WhatsApp gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] leidt het hof bovendien af dat, nadat [medeverdachte 2] was teruggekeerd naar Nederland, [medeverdachte 2] het restant van zijn beloning is overhandigd.
Gelet op het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, en mede gezien de rol en gedragingen van de verdachte binnen de criminele organisatie (zoals die volgen uit de overwegingen hierna ten aanzien van feit 2) is het hof van oordeel dat de verdachte opzettelijk, minst genomen in de vorm van voorwaardelijk opzet, nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten ( [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) in het kader van de uitvoer door [medeverdachte 2] van MDMA, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Aldus is het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Dat sprake was uitvoer van MDMA stelt het hof vast op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen. Alhoewel gesproken wordt van ‘4m’ kan het hof niet met zekerheid vaststellen dat het hier gaat om vier
kilogramMDMA. Wel staat voor het hof vast, dat het in ieder geval ging om een handelshoeveelheid MDMA. Uit het dossier blijkt immers dat het tijd kostte om de hoeveelheid MDMA te regelen, er een aanzienlijk geldbedrag voor het ticket van [medeverdachte 2] is betaald door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorts na afloop een geldelijke beloning heeft ontvangen.
Het tot vrijspraak strekkend verweer wordt verworpen.
Feit 2
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs. Meer specifiek heeft de raadsvrouw bepleit dat alhoewel de namen ‘ [verdachte] ’ en ‘ [verdachte] ’ tijdens (OVC) gesprekken worden gebruikt, niet zomaar kan worden geoordeeld dat hiermee de verdachte wordt bedoeld. Het woord ‘ [verdachte] ’ betekent in het Spaans [spaans] Bovendien is geen sprake van een duurzame en stelselmatige samenwerking omdat de verdachte niet eerder dan 18 maart 2018 in het dossier voorkomt. Voorts kan op basis van de afzonderlijke chatberichten niet worden afgeleid waar de berichten over gingen en hoe deze verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van een organisatie. Niet is komen vast te staan dat daadwerkelijk illegale projecten zijn voortgezet. Subsidiair heeft de raadvrouw bepleit dat de bewezenverklaarde periode ingekort moet worden, te weten met een aanvangsmoment op 18 maart 2018, meer subsidiair op 25 januari 2018.
Het hof overweegt als volgt.
De persoon die [verdachte] en/of [verdachte] wordt genoemd
Het hof dient eerst vast te stellen of de verdachte de persoon is die in de communicatie gebruik maakt van de naam ‘ [verdachte] ’ en ‘ [verdachte] ’ wordt genoemd in de berichten. Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat zulks inderdaad het geval is, en overweegt daartoe meer in het bijzonder dat uit het onderzoek aan de telefoons van de verdachte volgt dat hij bij de applicatie WhatsApp (Samsung Galaxy S4) gebruik maakt van de naam ‘ [verdachte] ’ en bij de applicatie Telegram (Apple iPhone 6+) hij de naam ‘ [verdachte] ’ gebruikt. Uit de verklaring van de echtgenote van [medeverdachte 1] volgt dat de verdachte ‘ [verdachte] ’ wordt genoemd. De verdachte heeft zelf verklaard dat hij een [bedrijf 1] heeft, genaamd ‘ [verdachte] ’. Uit het voorgaande leidt het hof af dat, indien in het dossier over ‘ [verdachte] ’ wordt gesproken, dit de verdachte betreft. Het hof stelt voorts vast dat ‘ [verdachte] ’ de voornaam van de verdachte is. Verder heeft [medeverdachte 1] tijdens een OVC-gesprek tegen [medeverdachte 3] gezegd dat het stom is dat [verdachte] de pincode van zijn telefoon aan de politie heeft gegeven, waarbij [medeverdachte 1] – gezien de context waarin hij die uitlating deed, te weten nadat de verdachte ( [verdachte] ) inderdaad de pincode van zijn telefoons aan de politie had gegeven – slechts op de persoon van de verdachte kan hebben gedoeld. Voorts bevat het dossier geen aanknopingspunt voor de stelling dat met de naam [verdachte] in de voor de bewijsmiddelen gebruikte communicatie/berichten een andere persoon met de naam [verdachte] dan de verdachte wordt bedoeld. Het verweer wordt dan ook verworpen
Deelneming aan een criminele organisatie
Volgens bestendige jurisprudentie moeten onder een organisatie en deelneming daaraan als bedoeld in artikel 140 Sr worden verstaan:
Een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Niet is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen. Evenmin is vereist dat ten aanzien van alle deelnemers blijkt van een gestructureerde vorm van samenwerking met een of meer andere deelnemers aan de organisatie. Wel is vereist dat de deelnemers opzet hadden op het deelnemen aan deze organisatie, waartoe het voorwaardelijk opzet onvoldoende is. Daartoe dient vast komen te staan dat zij gedurende zekere tijd hebben samengewerkt met ten minste een van de andere deelnemers aan de organisatie en dat zij in zijn algemeenheid weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Die samenwerking dient voorts te hebben bestaan uit het hebben van een aandeel in of het leveren van een bijdrage aan gedragingen, die strekten tot verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de onderhavige – kort gezegd – (internationale) handel in verdovende middelen het volgende af.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] wisselden in december 2017 contactgegevens uit. Het hof stelt - onder verwijzing naar de bewezenverklaring en het bewijs ten aanzien van feit 1 - vast dat de verdachte en [medeverdachte 1] in elk geval vanaf 1 februari 2018 nauwe contacten hebben onderhouden. De verdachte en medeverdachten hielden elkaar op de hoogte van prijzen en mogelijkheden en traden in contact met andere partijen. De verdachte en [medeverdachte 3] hadden begin april 2018 in de Dominicaanse Republiek afspraken met een advocaat en met een man van de douane, terwijl [medeverdachte 3] ook voor [medeverdachte 1] een vlucht had gereserveerd zodat ook hij in de Dominicaanse Republiek zou zijn op dat moment. De verdachten spraken veelvuldig over verdovende middelen en over de uitvoer daarvan. Bovendien werd tussen hen onderling gecommuniceerd over (de kwaliteit van) de verdovende middelen en/of de kosten en/of de opbrengsten ervan. Eigen contacten in de criminele wereld werden onderling gedeeld. De verdachten waren zich er constant van bewust dat heimelijk, via PGP-telefoons, gecommuniceerd moest worden. Ook werd regelmatig van telefoon gewisseld.
Nadat de verdachte en [medeverdachte 1] waren aangehouden, hebben zij aan elkaar en aan [medeverdachte 3] duidelijk gemaakt dat hun gezamenlijke projecten gewoon door moesten gaan. Toen de verdachte vrijkwam, heeft hij contact gehouden met [medeverdachte 3] en zijn er voorbereidingen getroffen om de handel in verdovende middelen voort te zetten. Hieruit blijkt het duurzame en gestructureerde karakter van de samenwerking.
Gelet op het voorgaande en gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een criminele organisatie en dat de verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt afdoende dat - en op welke wijze - het samenwerkingsverband vorm en inhoud had. De betreffende verweren van de raadsvrouw worden verworpen.
Het hof is van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte reeds vóór 1 februari 2018 aan deze criminele organisatie heeft deelgenomen en spreekt hem in zoverre vrij. Het verweer van de raadsvrouw wordt voor het overige verworpen.
Feit 3
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde eveneens vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte concreet en min of meer verifieerbaar heeft aangetoond wat de herkomst was van het aangetroffen geld en de schoenen. Hij heeft 60.000 euro meegenomen uit de Dominicaanse Republiek en in Nederland de aangetroffen schoenen gekocht. De verdachte heeft stukken overgelegd om de herkomst ervan aan te tonen. Voorts is niet duidelijk geworden of het geld dat de verdachte bij zich had uit enig misdrijf afkomstig was en kan niet worden uitgesloten dat sprake is van vermenging met legale vermogensbestanddelen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het desbetreffende geldbedrag en de overige met de verdenking van witwassen in verband gebrachte goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor het vaststellen van een criminele herkomst van de tenlastegelegde geldbedragen en de contant betaalde aankopen.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in-, uit-, of doorgevoerd. De verdachte is aangehouden met een geldbedrag van € 50.000,00 in zijn koffer, toen hij wilde uitreizen naar Madrid. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk bedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico’s die daarmee gepaard gaan. Daarbij is opvallend dat het aangetroffen geldbedrag bestond uit 1000 biljetten van € 50,00 die verstopt waren in 4 spijkerbroeken. Kort voor zijn vertrek naar de luchthaven heeft de verdachte ongeveer € 8.000,00 uitgegeven in Amsterdam aan kleding, schoenen en eten. In zijn bagage zijn acht paar schoenen van de merken Valentino en Balenciaga aangetroffen en een factuur waaruit blijkt dat op 10 april 2018 voor zeven paar schoenen € 3.481,50 contant is betaald.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Zoals gezegd mag van de verdachte derhalve worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag en het geldbedrag dat gemoeid is met de aankoop van de schoenen.
Het hof stelt vast dat de verdachte meerdere verklaringen heeft afgelegd over de herkomst van de geldbedragen die onder hem zijn aangetroffen en de herkomst van het geld waarmee hij de bij hem aangetroffen schoenen heeft bekostigd. De verdachte heeft in wisselende bewoordingen – en hier samengevat – verklaard dat hij over een groot geldbedrag kon beschikken door de verkoop van zijn 30% aandeel in de [bedrijf 2] , alsmede de verkoop van drank en meubilair uit die [bedrijf 2] en de verkoop van een auto van het merk Honda in de Dominicaanse Republiek. Het hof is van oordeel dat de verdachte daarmee een op zichzelf redelijk concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld en de ter staving van verdachtes verklaring door zijn raadsvrouw verstrekte documenten. Daaruit is niet aannemelijk geworden dat het aangetroffen geld afkomstig is van de verkoop van een aandeel van 30% in de [bedrijf 2] . Uit de overgelegde stukken kan slechts worden opgemaakt dat de verdachte ongeveer 8 maanden tegen een salaris van in totaal ruim € 4.000 bij de [bedrijf 2] heeft gewerkt, maar niet dat hij voor 30% eigenaar zou zijn of dat aandeel zou hebben verkocht. Uit een ander stuk volgt dat het huurcontract van de [bedrijf 2] op 19 november 2017 zou worden beëindigd wegens achterstallige huur en het onbetaald laten van een factuur, waarbij twee namen van voor de [bedrijf 2] verantwoordelijke personen worden genoemd, maar dat de naam van de verdachte hierbij niet naar voren komt.
De verdachte heeft ook verklaard dat hij geld dat hij op zijn kantoor in de [bedrijf 2] had liggen, ongeveer € 50.000, waarvan het bedrag van de verkoop van de auto deel uitmaakte, beetje bij beetje op verschillende plaatsen op verschillende momenten heeft opgenomen en gewisseld naar euro’s in de periode februari 2017 tot net voor zijn aanhouding op 10 april 2018. De overgelegde wisselbewijzen, waarvan de verdachte zegt die achteraf te hebben verkregen, beslaan echter slechts de periode 20 februari 2018 tot en met 2 april 2018, terwijl die betrekking hebben op in totaal ongeveer € 60.000, zijnde het door de verdachte in zijn verhoren genoemd bedrag dat hij op 10 april 2018 in Nederland bij zich had. Bovendien zijn de wisselbewijzen afkomstig van een en hetzelfde kantoor en wordt steeds dezelfde koers gehanteerd, terwijl de data uiteen liggen en daarmee zeer vermoedelijk ook de wisselkoersen zouden moeten variëren.
Ten aanzien van de auto die de verdachte zou hebben verkocht, is een overeenkomst overgelegd welke door de verdachte bij een notaris op 22 januari 2018 in Santiago zou zijn opgemaakt en ondertekend, terwijl uit onderzoek is gebleken dat de verdachte zich op die datum in Nederland bevond. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld dat de handtekening, die van de verdachte zou zijn onder de door de verdediging overgelegde beweerdelijke koopovereenkomst, niet lijkt op de handtekeningen die hij in de processen-verbaal van zijn vier verhoren bij de FIOD heeft gezet.
Uit het voorgaande blijkt dat de – wisselende – verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld niet verifieerbaar zijn gebleken. De door de raadsvrouw in dit verband overgelegde stukken bieden geen onderbouwing van de verklaring van verdachte. Ook de mededeling van de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep, dat uit naam van de verdachte stukken zijn ondertekend omdat hij zich liet vertegenwoordigen, is niet nader geconcretiseerd met verifieerbare informatie. Overigens merkt het hof op -
warevan een dergelijke concrete en verifieerbare onderbouwing al sprake - het opmerkelijk te vinden dat de overgelegde documenten daadwerkelijk met de naam van de verdachte zijn ondertekend in plaats van met de naam van een door de verdachte gemachtigde persoon, hetgeen bij officiële documenten valt te verwachten.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geld en de contant betaalde schoenen - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit bovendien wist. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verzoek gedaan om, mocht het hof ten aanzien van feit 3 tot een bewezenverklaring komen, “de notarissen” en [getuige] als getuigen te doen horen. Het hof wijst dit verzoek af nu het daartoe mede gelet op de inhoud van het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en de onderbouwing die voor het verzoek is gegeven, geen noodzaak ziet.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Hij in de periode van 17 januari 2018 tot en met 16 februari 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en in de gemeente Zwolle en te Frankfurt, Duitsland, en te Lissabon, Portugal en te Sao Paulo, Brazilië en te Asuncion, Paraguay, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een handelshoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
2.
hij in de periode van 1 februari 2018 tot en met 28 augustus 2018 in Nederland en in de Dominicaanse Republiek heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en andere mededaders, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en artikel 10a eerste lid Opiumwet, te weten het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden van fentanyl en MDMA en lsd;
en
het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren en aanwezig hebben van handelshoeveelheden van fentanyl en MDMA en lsd.
3.
hij op 10 april 2018, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, voorwerpen, te weten een contant geldbedrag van totaal 50.795 euro en zeven paar schoenen voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen en het geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage die aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uitmaakt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 1 primairbewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het
onder 2bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet.
Het
onder 3bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen deelgenomen aan een criminele organisatie die zich gedurende een periode van bijna 7 maanden bezig heeft gehouden met de internationale handel in verdovende middelen (MDMA, LSD en fentanyl). De verdachte had gedurende het grootste gedeelte van de genoemde periode met zijn medeverdachten en andere personen veelvuldig contact over hoeveelheden, prijzen en kwaliteit van verdovende middelen en de mogelijkheden voor in- en uitvoer van verdovende middelen. Bovendien heeft de verdachte samen met anderen een koffer met een handelshoeveelheid MDMA uitgevoerd naar Paraguay. Ook nadat de verdachte is opgepakt en weer is vrijgelaten, is hij samen met de medeverdachten doorgegaan met de ‘lopende projecten’. Ook toen speelde hij een actieve rol. Zo werden er onder meer voorbereidingshandelingen getroffen voor een verdovende middelenlijn tussen de Dominicaanse Republiek en Canada. Met zijn handelingen heeft de verdachte bijgedragen aan de internationale handel in harddrugs. Bovendien ging het om drugs die, gezien de hoeveelheden, bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Harddrugs als MDMA, LSD en fentanyl leveren een ernstig gevaar op voor de volksgezondheid en de handel ervan gaat dikwijls gepaard met verschillende vormen van (niet zelden zware) criminaliteit. Daarnaast genereert de handel in en smokkel van verdovende middelen grote illegale geldstromen, hetgeen schadelijke gevolgen heeft voor de samenleving. De verdachten in deze zaak, die ieder een eigen rol binnen de criminele organisatie hadden, hebben er allen blijk van gegeven bereid te zijn een substantiële bijdrage te leveren aan de instandhouding van het internationale criminele drugscircuit. Daarbij handelden zij steeds uit winstbejag. Noch de periode van zijn eigen detentie noch het gedetineerd zijn van medeverdachte [medeverdachte 1] kon de verdachte doen stoppen.
Daarnaast is de verdachte op 10 april 2018 aangehouden op Schiphol, terwijl hij onder meer een bedrag van in totaal € 50.795,00 bij zich had. De verdachte heeft op deze wijze geld dat van misdrijf afkomstig was willen onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet met minder dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur kan worden volstaan. Het hof houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Het hof neemt een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren als uitgangspunt.
Het hof stelt vast dat in hoger beroep sprake is geweest van een schending van het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het hoger beroep is ingesteld op 12 oktober 2019. Dit arrest volgt na ruim 3 jaar, hetgeen een schending van de redelijke termijn oplevert. Deze schending komt niet (deels) voor rekening van de verdediging, waardoor de op te leggen straf ter compensatie daarvan dient te worden verminderd. Het hof neemt in aanmerking dat de verdachte niettegenstaande een bevel gevangenneming in hoger beroep niet gedetineerd is geweest in deze zaak. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om de gevangenisstraf met 1 maand te verminderen.
Het hof acht aldus, alles afwegende, een gevangenisstraf van 4 jaren en 11 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

Vordering gevangenneming

De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte gevangen te nemen. Nu het hof reeds op 10 juli 2020 de gevangenneming van de verdachte heeft bevolen, welk bevel ook na het wijzen van onderhavig arrest van kracht is, ziet het hof geen termen aanwezig om eenzelfde bevel opnieuw te verlenen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 47, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissingen omtrent in beslag genomen voorwerpen

In deze strafzaak is een reeks aan voorwerpen in beslag genomen, maar nog niet teruggegeven. Dit betreffen:
01. Geld Euro; 1015 x 50, waarde euro 50.750,00
02. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92076
03. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92077
04. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92078
05. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92079
06. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92081
07. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92082
08. 1.00 PR Schoeisel BALENCIAGA, nr. 92083
09. 1.00 STK Computer, merk HP, nr. 97925
10. 1.00 STK Telefoontoestel BQ AQUARIS, nr. 97926.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat met betrekking tot het beslag dezelfde beslissingen worden genomen als de rechtbank heeft gedaan.
De raadsvrouw heeft verzocht de in beslaggenomen goederen terug te geven aan de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Verbeurdverklaring
Het hof stelt vast dat het geld en de schoenen (nrs. 01 tot en met 08) en het telefoontoestel (nr. 10) onder de verdachte zijn aangetroffen en aan hem toebehoren. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan of voorbereid. Om die reden worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
Teruggave aan de verdachte
Onder de verdachte is eveneens een computer (nr. 09) in beslag genomen. Omdat op basis van het voorliggende dossier niet kan worden vastgesteld dat met behulp van de computer druggerelateerde communicatie heeft plaatsgevonden en ook niet kan worden vastgesteld dat het is verkregen door middel van of uit baten van de bewezenverklaarde strafbare feiten, is dit voorwerp niet voor verbeurdverklaring vatbaar en dient de computer te worden teruggeven aan de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
01. Geld Euro; 1015 x 50, waarde euro 50.750,00
02. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92076
03. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92077
04. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92078
05. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92079
06. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92081
07. 1.00 PR Schoeisel VALENTINO, nr. 92082
08. 1.00 PR Schoeisel BALENCIAGA, nr. 92083
10. 1.00 STK Telefoontoestel BQ AQUARIS, nr. 97926.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
09. 1.00 STK Computer, merk HP, nr. 97925.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L.M. van der Voet en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 november 2022.