ECLI:NL:GHAMS:2022:3090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
1 november 2022
Zaaknummer
200.306.043/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking van de kantonrechter inzake bewind en mentorschap voor de betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de betrokkene onder curatele was gesteld. De betrokkene, geboren in 1958, had verzocht om opheffing van de ondercuratelestelling, maar het hof oordeelde dat de noodzaak voor zowel het bewind als het mentorschap nog steeds aanwezig was. De betrokkene had in het verleden te maken gehad met problematische schulden en een ernstig vervuilde woon- en leefsituatie, wat leidde tot de ondercuratelestelling in 2017. Ondanks zijn verzoek om opheffing, concludeerde het hof dat de betrokkene niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen adequaat waar te nemen. Het hof overwoog dat de betrokkene zorg mijdend was en dat er grote zorgen waren over zijn welzijn. De bewindvoerder en de zorginstelling Esdégé-Reigersdaal gaven aan dat de betrokkene niet in staat was om zelfstandig zorg te vragen en dat er een risico op verwaarlozing bestond. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, waarbij het bewind en het mentorschap werden voortgezet, en wees het verzoek van de betrokkene af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.306.043/01
zaaknummer rechtbank: 9303939 / CB VERZ 21-51 KL
beschikking van de meervoudige kamer van 1 november 2022 inzake het beroep van
[de betrokkene] ,
wonende te [woonplaats ] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. F. Westenberg te Hoorn.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [bewindvoerder] , h.o.d.n. [naam bewindvoering] (hierna ook: de bewindvoerder/ mentor);
- [de zus] (hierna: de zus).
Als informante in deze zaak is aangemerkt:
- Stichting Esdégé-Reigersdaal (hierna: Esdégé).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (hierna: de kantonrechter) van 11 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 1 februari 2022 in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van de kantonrechter van 11 november 2021.
2.2
Esdégé heeft op 4 mei 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 19 september 2022 plaatsgevonden. Ter zitting zijn verschenen:
- de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- Esdégé, vertegenwoordigd door [X] en bijgestaan door mr. C.L. Verhoeven, advocaat te Haarlem;
- de zus;
- de bewindvoerder / mentor.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1958.
3.2
Bij beschikking van 4 oktober 2017 heeft de kantonrechter de betrokkene onder curatele gesteld als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van de bewindvoerder/ mentor tot curator.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter verstaan dat de ondercuratelestelling van de betrokkene eindigt met ingang van de datum waarop de bestreden beschikking in kracht van gewijsde is gegaan en met ingang van diezelfde datum de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en heeft alsmede, eveneens met ingang van de datum waarop de curatele eindigt, een mentorschap ingesteld ten behoeve van de betrokkene, met benoeming van [bewindvoerder] h.o.d.n. [naam bewindvoering] tot bewindvoerder en mentor.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, te bepalen dat het verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling (alsnog) zal worden toegewezen, kosten rechtens.
4.3
Esdégé verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Belanghebbende
5.1
Zoals weergegeven in de aanhef van deze beschikking wordt Esdégé in deze procedure niet als belanghebbende, maar als informante beschouwd. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Op grond van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt onder belanghebbende verstaan degene op wiens rechten en verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat dit niet voor Esdégé geldt. Esdégé biedt de betrokkene weliswaar zorg en zij acht het van belang dat zij contact kan onderhouden met een wettelijk vertegenwoordiger, maar dat betekent niet dat zij rechtstreeks in haar rechten en verplichtingen wordt geraakt. Esdégé wijst erop dat zij destijds in de procedure tot instelling van de curatele en in het hoger beroep daarvan wel als belanghebbende is aangemerkt, maar dat maakt niet dat zij in deze procedure ook belanghebbende is. Destijds was Esdégé immers de verzoekster in eerste aanleg en daaruit volgt dat zij in hoger beroep belanghebbende was. Dat is in deze procedure niet het geval; de betrokkene zelf is verzoeker in eerste aanleg. De omstandigheid dat de wetgever de zorginstelling wel de bevoegdheid heeft gegeven instelling van de curatele te verzoeken doet daar niet aan af.
Dit betekent dat het hof Esdégé niet aanmerkt als belanghebbende en het door haar ingediende verweerschrift buiten beschouwing laat. Wel merkt het hof Esdégé aan als informante en wordt in die hoedanigheid haar verklaring ter zitting in hoger beroep in de beoordeling betrokken.
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van -onder meer- de betrokkene, dan wel ambtshalve.
5.3
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW is opheffing van het mentorschap door de rechter -op verzoek van, onder meer, de betrokkene of ambtshalve- mogelijk indien de noodzaak voor het mentorschap niet langer meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken.
De standpunten
5.4
De betrokkene stelt - kort samengevat - dat de beschermingsmaatregelen dienen te worden opgeheven. Hij heeft weliswaar niet-aangeboren hersenletsel en artrose, maar daarmee is niet gezegd dat hij niet in staat zou zijn om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen naar behoren waar te nemen. Uit het (recente) onderzoek van GGZ Noord-Holland blijkt dat momenteel geen sprake is van alcoholmisbruik. Ook is geen psychiatrische aandoening vastgesteld. De maatregelen hebben als doel dat de betrokkene zorg krijgt, zowel medische zorg als thuiszorg en huishoudelijke hulp. Dat doel kan echter ook worden bereikt door toepassing van de Wet Zorg en Dwang, waarbij de rechtspositie van de betrokkene bovendien sterker is.
5.5
De bewindvoerder/ mentor heeft ter zitting - kort samengevat - het volgende verklaard. In het verleden had de betrokkene zeer problematische schulden waardoor hij zijn huis uit dreigde te worden gezet. Momenteel zijn er nog wel schulden, maar de financiën van de betrokkene zijn stabiel. Het mentorschap kan slechts beperkt worden ingevuld omdat de betrokkene het mentorschap niet accepteert. Desalniettemin wordt geprobeerd de juiste zorg te verlenen en is er veel contact met begeleiders, aldus de bewindvoerder/ mentor.
5.6
De zus heeft ter zitting - kort gezegd - het volgende verklaard. De betrokkene is iemand van afspraken en hij heeft moeite met het aannemen van zorg en het vragen van hulp. Het is belangrijk dat de zorg door blijft gaan, al zitten de betrokkene en de bewindvoerder / mentor momenteel niet op een koers. Zij heeft geen inzicht in de financiën van de betrokkene, maar gunt het hem wel dat hij die zelf zou kunnen regelen.
5.7
Esdégé heeft verklaard - kort samengevat - dat de betrokkene duurzaam niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen, zowel op materieel als immaterieel vlak. De betrokkene is zorg mijdend, heeft geen ziekte-inzicht en laat zorg daarom niet altijd toe. Hij verwaarloost zichzelf en zijn leefomgeving. De woning is ernstig vervuild; hij heeft wonden aan zijn benen die niet kunnen worden verzorgd en ontstoken raken. Het is zijn diepe wens om zelfstandig in zijn woning te kunnen blijven wonen, hoewel dat eigenlijk niet verantwoord is. Esdégé blijft zich daarvoor echter inzetten, ook omdat de betrokkene door zijn problematiek bijzonder moeilijk in een reguliere zorginstelling kan worden geplaatst. Zonder beschermingsmaatregelen is Esdégé niet in staat en ook niet bereid de zorg in de huidige setting te continueren.
De motivering van de beslissing
5.8
Het hof overweegt als volgt.
Uit het verhandelde ter zitting en uit de stukken is het volgende gebleken. De betrokkene kampt met niet-aangeboren hersenletsel en artrose. In 2017 heeft de kantonrechter de betrokkene onder curatele gesteld. Aanleiding hiervoor was de ernstig vervuilde woon- en leefsituatie, zijn persoonlijke hygiëne, overmatig alcoholgebruik en zorgen omtrent zijn financiële situatie. Vanaf het moment dat de onder curatele stelling is uitgesproken, verzet de betrokkene zich hiertegen. Hij is zorg mijdend en accepteert in zeer beperkte mate hulp. In het indicatiebesluit van het CIZ van 29 september 2021 is de betrokkene geïndiceerd voor een zorgprofiel waarbij de betrokkene voor onbepaalde tijd een beroep kan doen op wonen met zeer intensieve begeleiding en verzorging. De onderbouwing van deze indicatie luidt als volgt:
"
U bent bekend met Niet Aangeboren Hersenletsel en Artrose. Daarnaast is sprake van lichamelijke en psychische achteruitgang. Uw visus is beperkt en u heeft pijnklachten. Er is een hoog risico op valgevaar. Tevens is sprake van overmatig alcohol gebruik, ernstige verwaarlozing, woonvervuiling en financiële problemen. U houdt zorg regelmatig af. Wondzorg is nodig om uw wonden te behandelen. CCE en COT (crisisteam) zijn betrokken om Esdege-Reigersdaal te ondersteunen en adviseren in hun geboden zorg. Door de juiste bejegening lukt het hun om u in het dagelijks leven te begeleiden. Door een verminderd ziekte-inzicht en verlies van initiatief bent u niet voldoende in staat om de gevolgen van uw handelen te overzien. (…)
Ook bij handelingen ten behoeve van de persoonlijke en huishoudelijke verzorging is hulp nodig om dit goed te laten verlopen. Het is aannemelijk dat u niet in staat bent om adequaat een hulpvraag te stellen als dit nodig is. Daarom bent u aangewezen op 24 uurs zorg in de nabijheid ter voorkoming van verwaarlozing en het ontstaan van gevaarlijke situaties.
5.9
Niet gebleken is dat deze onderbouwing van de zorgindicatie niet juist of niet langer actueel is. Uit de stukken en de verklaringen ter zitting is voldoende gebleken dat er grote zorgen zijn over het welzijn van de betrokkene en dat hij niet in staat is tot een adequate zelfzorg. Een dwingende maatregel als mentorschap is noodzakelijk voor de minimale verzorging, behandeling en begeleiding van de betrokkene. Met betrekking tot de financiën overweegt het hof dat er in het verleden grote zorgen zijn geweest, waarbij rekeningen niet meer konden worden betaald en de betrokkene zijn huis dreigde kwijt te raken. Door het beheer van de curator is de financiële situatie gestabiliseerd. De betrokkene heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat hij thans in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen weer zelf behoorlijk waar te nemen. Daarvan uitgaande is het hof van oordeel dat de noodzaak voor zowel het bewind als het mentorschap zich ten tijde van de bestreden beschikking voordeed en zich nog altijd voordoet. Dat wordt niet anders doordat de betrokkene, zoals hij stelt, in aanmerking zou komen voor zorg op grond van de Wet zorg en dwang. Uitgangspunt van de Wet Zorg en Dwang is dat onvrijwillige zorg in principe niet mag worden toegepast, tenzij er sprake is van ernstig nadeel, waarbij onvrijwillige zorg een allerlaatste optie is. Het hof is van oordeel dat met het verlenen van onvrijwillige zorg onder alleen die omstandigheden de belangen van de betrokkene -die zeer intensieve (thuis)zorg nodig heeft maar zorg mijdend is- onvoldoende worden gewaarborgd.
5.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. J. Kloosterhuis en
mr. J.A. van Keulen, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier, en is op
1 november 2022in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.