In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer, waarbij het verzet van klager tegen een voorzittersbeslissing ongegrond is verklaard. Klager, die optreedt als gemachtigde van een inmiddels overleden klaagster, heeft op 30 december 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 6 december 2021. Deze beslissing verklaarde het verzet van klager tegen een eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer van 1 juli 2021 ongegrond. Klager stelt dat er fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden, waaronder het recht op een eerlijke behandeling en het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een schending van deze beginselen en dat het rechtsmiddelenverbod van toepassing is. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn hoger beroep. De beslissing van het hof is op 1 november 2022 openbaar uitgesproken.