ECLI:NL:GHAMS:2022:3044
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrond verklaard verzet inzake klacht tegen notaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer, waarbij het door klager ingediende verzet ongegrond is verklaard. Klager had op 30 juni 2021 een klacht ingediend tegen de notaris, welke door de kamer op 19 oktober 2021 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Klager stelde hiertegen verzet in, maar dit verzet werd op 7 maart 2022 door de kamer ongegrond verklaard. Klager heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, maar het hof moet eerst de ontvankelijkheid van klager in dit hoger beroep beoordelen.
Het hof oordeelt dat op grond van artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kamer dat het verzet ongegrond is. Klager stelt dat er sprake is van een schending van fundamentele rechtsbeginselen, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn repliek te geven en niet is gehoord. Het hof concludeert echter dat deze bezwaren geen doorbrekingsgrond opleveren, aangezien klager zijn bezwaren al in de verzetprocedure heeft kunnen aanvoeren en daarover is gehoord. Het hof vindt geen feiten of omstandigheden die wijzen op een schending van fundamentele rechtsbeginselen.
Daarom verklaart het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Deze beslissing is genomen door de rechters J.H. Lieber, C.H.M. van Altena en S.V. Viveen en is op 25 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken.