ECLI:NL:GHAMS:2022:3001

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
23-000472-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van een strafzaak naar de politierechter wegens onterechte mededeling aan raadsman

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 februari 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, was opgeroepen voor de zitting van 11 februari 2022, maar op 9 februari 2022 ontving zijn raadsman twee brieven waarin de oproepingen voor zowel de strafzaak als de vordering tenuitvoerlegging werden ingetrokken. De raadsman ging er ten onrechte van uit dat beide zaken geen doorgang zouden vinden. Hij ontving later een Aantekening Mondeling Vonnis, waaruit bleek dat de verdachte bij verstek was veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf. De raadsman stelde dat de intrekking van de oproeping voor de strafzaak per abuis was gebeurd en verzocht om terugwijzing naar de rechter in eerste aanleg.

Het hof overwoog dat de raadsman, die een essentiële rol vervult in het strafproces, ten onrechte was geïnformeerd over de zitting. Volgens artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering dient een raadsman onverwijld een afschrift van de inleidende dagvaarding te ontvangen. Aangezien de raadsman niet tijdig op de hoogte was van de zitting, oordeelde het hof dat de politierechter niet had mogen overgaan tot de behandeling van de zaak. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en wees de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, zodat deze met inachtneming van het arrest recht kan doen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000472-22
datum uitspraak: 12 september 2022
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer
96-022552-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1996,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 september 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoek van de raadsman tot terugwijzing van de zaak naar de rechter in eerste aanleg, en de gelijkluidende vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Amsterdam als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de A4, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.

Vonnis waarvan beroep en terugwijzing

De raadsman heeft het hof verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechter in eerste aanleg. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij was opgeroepen voor de zitting van 11 februari 2022, waar de strafzaak en de vordering tenuitvoerlegging van de verdachte zouden worden behandeld. Op 9 februari 2022 heeft de raadsman twee brieven ontvangen waarin de oproepingen voor zowel de strafzaak als de vordering tenuitvoerlegging werden ingetrokken. De raadsman is van mening dat hij er dientengevolge van uit mocht gaan dat beide zaken geen doorgang zouden vinden. Vervolgens heeft de raadsman in diezelfde maand naar eigen zeggen een Aantekening Mondeling Vonnis ontvangen waaruit bleek dat de verdachte op 11 februari 2022 door de politierechter bij verstek was veroordeeld tot drie weken gevangenisstraf. Volgens de raadsman heeft hij toen contact opgenomen met het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, waarna bleek dat enkel de oproeping voor de vordering tenuitvoerlegging had moeten worden ingetrokken. Per abuis is door het Openbaar Ministerie een kennisgeving van de intrekking van de oproeping voor de strafzaak verstuurd, aldus de raadsman. Volgens de raadsman dient de zaak gelet op het vorenstaande te worden behandeld bij de rechtbank.
De raadsheer overweegt als volgt.
In een geval waarin – zoals hier – uit het dossier blijkt dat de verdachte zich heeft voorzien van rechtsbijstand van een raadsman, dient aan die raadsman gelet op het bepaalde in artikel 48 Sv (onverwijld) een afschrift van de inleidende dagvaarding te worden verstrekt. Nu in deze zaak de raadsman, die in het strafproces een kernrol vervult, ten onrechte is medegedeeld dat de behandeling van de strafzaak van de verdachte op 11 februari 2022 geen doorgang zou vinden, en evenmin is gebleken dat hij anderszins (tijdig) op de hoogte was geraakt van de dag en het uur van die zitting, is het hof van oordeel dat de politierechter niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen.
Het hof zal, na vernietiging van het vonnis waarvan beroep, de strafzaak terugwijzen naar de politierechter.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de enkelvoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen en mr. E.C. van Eijck van Heslinga, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2022.