ECLI:NL:GHAMS:2022:2993

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
23-000515-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met valse sleutel en toewijzing schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van diefstal van een geldbedrag door middel van een valse sleutel, namelijk een gestolen pinpas met bijbehorende pincode. De tenlastelegging betrof het wegnemen van geld dat toebehoorde aan [benadeelde01] in de periode van 7 tot en met 9 augustus 2020. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarbij de politierechter hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 september 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de herkenning door de verbalisant onvoldoende bewijswaarde had, gezien de beperkte frequentie van eerdere ontmoetingen. De advocaat-generaal heeft zelfs gevorderd om de verdachte vrij te spreken, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het feit had gepleegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de herkenning door de verbalisant op basis van specifieke persoonskenmerken betrouwbaar was en dat de camerabeelden voldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte alsnog veroordeeld voor diefstal met valse sleutel, meermalen gepleegd. De straf is vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor schizofrenie. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde01] BV, tot schadevergoeding van € 1.018,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om deze schade te vergoeden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000515-22
datum uitspraak: 14 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13-317389-20 en 13-251317-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1983,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 augustus 2020 tot en met 9 augustus 2020 te Amsterdam een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde01] , heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de pin-/betaalpas van [benadeelde01] , in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat op basis van het dossier en de ontkennende verklaring van de verdachte geen bewezenverklaring kan volgen, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Aan de herkenning door verbalisant [verbalisant01] dient gelet op de beperkte frequentie waarmee deze verbalisant de verdachte heeft gezien, weinig bewijswaarde te worden gehecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de verdachte vrij te spreken, omdat zij niet de overtuiging heeft dat het de verdachte is geweest die het feit heeft gepleegd.
Het hof overweegt als volgt.
Namens [benadeelde01] is aangifte gedaan van diefstal van een bankpas, waarmee vervolgens verschillende transacties zijn gedaan. Van een aantal van deze transacties waren camerabeelden beschikbaar. Hiervan zijn een aantal
stillsgemaakt, die in een aandachtsvestiging bij de politie zijn opgenomen. Verbalisant [verbalisant01] heeft gerelateerd dat hij de aandachtsvestiging bekeek en de man op de foto’s direct herkende als zijnde de verdachte. Hij beschrijft dat hij de verdachte kent van twee eerdere momenten in het jaar ervoor en geeft aan op basis waarvan hij de verdachte herkent.
De herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken van de verdachte. Daarbij was de beeldkwaliteit en de zichtbaarheid van de verdachte op de foto’s in de aandachtsvestiging voldoende scherp om daarop enkele uiterlijke kenmerken van de verdachte te kunnen waarnemen. Er was tevens sprake van meer dan één eerder contactmoment tussen de verdachte en de verbalisant op het moment dat hij de aandachtsvestiging bekeek. Een vergelijking van de
stillsin het dossier met de foto van de verdachte leidt ook niet tot de conclusie dat de persoon op de
stillsniet de verdachte zou kunnen zijn.
De persoon van de verdachte, zoals hij ter terechtzitting door het hof is gezien, geeft voorts geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal van herkenning en brengt het hof niet tot een andere overtuiging. Kortom, het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de herkenning door verbalisant [verbalisant01] te twijfelen. Gelet op bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw.
Uit de omstandigheid dat het de verdachte is geweest die blijkens de camerabeelden op verschillende momenten gebruik heeft gemaakt van de gestolen pinpas, en bij gebrek aan aanwijzingen met betrekking tot mededaders, gaat het hof er – mede gelet op het korte tijdsbestek - van uit dat de verdachte ook verantwoordelijk is geweest voor de betalingen met de pinpas die niet op de in de bewijsmiddelen genoemde camerabeelden zijn vastgelegd.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2020173568-2 van 18 augustus 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] met bijlagen (doorgenummerde pagina’s 1-4).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 18 augustus 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [getuige01] :
Ik doe aangifte namens [benadeelde01] . Op 9 augustus 2020 werd de eigenaar van [benadeelde01] gebeld door de ABN AMRO bank om een aantal verdachte transacties te verifiëren. De eigenaar bevestigt de bank dat de transacties verdacht zijn.
De bankpas met rekeningnummer [nummer01] en pasnummer [nummer02] is eigendom van
[benadeelde01] Amsterdam te Amsterdam.
Ik heb online ingelogd bij de ABN AMRO en zag dat de eerste verdachte transactie op vrijdag 7 augustus 2020 was gedaan. In totaal zijn er 27 verdachte banktransacties gemaakt totdat de bankpas is geblokkeerd.
De envelop waar de bankpas in lag ligt er nog, behalve de bankpas en de pincode.
‘’Bij- en afschrijvingen’’ ABN AMRO, ondernemersrekening [nummer01] t.n.v. [benadeelde01] BV, periode 7-08-2020 tot en met 10-08-2020:
Datum omschrijving Bedrag af
07-08-2020 GEA NR: [nummer03] Geldmaat 100,00
[adres02] , [nummer02] Amsterdam
07-08-2020 BEA NR: [nummer04] [winkel01] 8,00
[adres03] , [nummer02] Amsterdam
07-08-2020 BEA NR: [nummer04] [winkel01] 50,00
[adres03] , [nummer02] Amsterdam
07-08-2020 BEA NR: [nummer05] [bedrijf01] bv 100,00
[nummer02] Amsterdam
07-08-2020 BEA NR: [nummer06] [winkel02] 20,50
Amsterdam [adres04] , [nummer02] Amsterdam
07-08-2020 BEA NR: [nummer07] [adres03] 5,00
[winkel03] , [nummer02] Amsterdam
07-08-2020 BEA NR: [nummer08] 07.08.20/22.02 [adres05] ,80
‘ [naam01] ’’, [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer09] /00.57 [adres05] ,50
[winkel04] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer08] 08.08.20/00.58 [adres05] 22,80
‘ [naam01] ’’, [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 GEA NR: [nummer10] /01.15 100,00
[adres03] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer11] /1.38 [winkel02] 9,95
Amsterdam [adres04] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer12] 08.08.20/05.54 [adres06] ,40
[adres07] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer12] 08.08.20/07.21 [adres08] ,00
[adres07] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer13] /08.58 [winkel01] 50,00
[adres09] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer14] /10.51 [winkel05] 52,50
[winkel06] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer13] /15.40 [winkel01] ,00
[adres09] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer15] /15.52 [winkel07] 8,69
[winkel08] , [nummer02] Amsterdam
08-08-2020 BEA NR: [nummer12] 08.08.20/19.21 [adres10] ,40
[adres07] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 GEA NR: [nummer16] /00.45 100,00
[adres11] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer17] /01.03 [winkel09] 4,45
102, [nummer18] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer17] /01.03 [winkel09] 55,00
102, [nummer18] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer19] /01.17 [winkel10] 9,00
[adres12] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer12] 09.08.20/01.28 [adres13] ,75
[adres07] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer20] 09.08.20/08.53 [winkel01] G. 51,84
[adres14] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer21] /09.44 [winkel11] 6,28
[winkel12] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer22] /09.45 [winkel11] 51,84
[winkel12] , [nummer02] Amsterdam
09-08-2020 BEA NR: [nummer23] 09.08.20/10.04 T.G. 2,75
[winkel13] , [nummer02] Amsterdam
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020173568-17 van 8 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant03] (doorgenummerde pagina’s 6-8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 18 augustus 2020 is er aangifte gedaan van diefstal van een bankpas. De bankpas was van [benadeelde01] BV te Amsterdam. Met de bankpas zijn in totaal 27 verdachte banktransacties gedaan. Dit is gebeurd tussen vrijdag 7 augustus 2020 en zondag 9 augustus 2020. Waaronder bij de [adres15] te Amsterdam. En bij de [winkel10] [adres16] te Amsterdam.
Van de camerabeelden heb ik, verbalisant, zogenaamde "STILLS" gemaakt. Stills zijn
momentopnamen uit de bewegende beelden in de vorm van een foto.
WAARNEMINGEN
Zaterdag 8 augustus 2020, bij de [winkel14]
- Camera , **Entree**, begintijd 05:51:38
Ik, verbalisant, zag dat een man, die later de verdachte bleek te zijn, de winkel binnen kwam. (still 1) De man noem ik NN1.
- Camera ** Shop overzicht**, begintijd 05:51:37
Ik, verbalisant zag dat NN1, links op beeld de winkel binnen kwam. Ik, verbalisant zag dat NN1 een flesje drinken pakte. Ik zag dat NN1 in zijn linkerhand een flesje in zijn hand had en in
zijn rechterhand een groene pinpas, (still 2)
- Camera ** Kassa klant 1**, begintijd 05:53:26
Ik, verbalisant zag dat NN1 zijn flesje drinken liet scannen bij de kassa. Ik zag dat NN1 een bankpas vast had. Ik zag dat NN1 contactloos met de pinpas afrekenende.(still 3) Ik zag dat NN1 geld aannam van de kassière en vervolgens weg liep.
- Camera , **Entree**, begintijd 07:19:26
Ik, verbalisant zag dat NN1 opnieuw de winkel binnen liep.
- Camera ** Kassa klant 1**, begintijd 07:20:52
Ik, verbalisant zag dat NN1 bij de kassa stond. Ik zag dat NN1 iets vroeg aan de kassière ik kon niet horen wat precies. Ik zag dat NN1 contactloos met een pinpas betaalde. Ik zag dat NN1 een onbekend bedrag in briefgeld mee kreeg, (still 4) Ik zag dat NN1 weer weg liep.
-Camera ** Kassa klant 1**, begintijd 19:20:17
Ik, verbalisant zag NN1 bij de kassa stond. Ik zag dat hij het flesje drinken afrekende. Ik zag dat NN1 betaalde met de pin. Ik zag dat hij de pinpas in het pinautomaat stopte en de pincode in toetste. Ik zag dat het even duurde en dat de pin het niet deed. Ik zag dat NN1 in gesprek was met de kassière en vervolgens het nog een keer probeerde, maar nu contactloos en dat deed het wel en NN1 liep vervolgens weg. ( still 5)
Zondag 9 augustus 2020 bij de [winkel14]
Camera ** Entree**, begintijd 01:26:52
Ik, verbalisant zag dat NN1 weer de winkel binnen kwam. (still 6)
-Camera ** Kassa klant 1**, begintijd 01:27:49
Ik, verbalisant zag dat NN1 meerder producten afrekende. Ik zag dat hij met de pinpas afrekende. Ik zag dat hij de pinpas in de automaat stak en de pin intoetste.
Ik zag dat de kassier geld gaf. Ik zag dat NN1 vervolgens weer weg liep.
Zondag 9 augustus bij de [winkel10] .
- Camera ** Entree** , zondag 9 augustus 2020, begintijd 01;17:33
Ik, verbalisant, zag dat een man, die later de verdachte bleek te zijn, de winkel binnen kwam.( still 7) De man noem ik NN1.
- Camera ** Klant kassa 1**, zondag 9 augustus, begintijd 01:18:32
Ik, verbalisant zag NN1 bij de kassa stond. Ik zag dat NN1 producten afreken. Ik zag dit doordat NN1 een pinpas in de automaat deed. Ik zag dat hij de pincode intoetsten. Ik zag dat NN1 vervolgens weg liep. (still 8)
De verdachte omschreven als NN1 is op alle dagen één en dezelfde verdachte.
3.
Een proces-verbaal van herkenning met nummer PL1300-2020173568 van 10 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] (doorgenummerde pagina’s 23-24).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 5 (het hof begrijpt:) september 2020 keek ik, verbalisant [verbalisant01] , naar de
aandachtsvestigingen in het politiesysteem. Bij de aandachtsvestigingen stonden twee foto’s die behoren bij het proces-verbaalnummer PL1300_BVH_2020173568. Op de twee foto’s stond 1 en de zelfde persoon weergegeven. Ik las bij de foto’s dat de identiteit gevraagd werd van deze afgebeelde persoon. Ik keek naar de foto’s en ik herkende de man direct.
Op 28 mei 2019 had ik, verbalisant [verbalisant01] , deze man op heterdaad aangehouden voor een diefstal fiets.
Deze man is genaamd:
*** [verdachte01] geboren op [geboortedatum01] 1983 te [geboorteplaats01] in [geboorteland01] ***
Het is mij, verbalisant [verbalisant01] , ambtshalve bekend dat [verdachte01] woonachtig is bij [instelling01] gelegen op de [adres17] in [plaats01] . Dit betreft een begeleid wonen stichting die (oud) verslaafde/daklozen onderdak geeft. Ongeveer zes maanden terug was er een steekpartij op de [adres17] . Tijdens een buurtonderzoek kwam ik opnieuw in contact met [verdachte01] .
[verdachte01] heeft een opvallend warrig kapsel met krullen en een hoog voorhoofd. Daarnaast heeft [verdachte01] opvallende grote oren een baardje met snor en een punt vormige kin. Deze specifieke opvallende kenmerken zijn ook duidelijk te herkennen op de foto’s van de aandachtsvestiging.
Ik, verbalisant [verbalisant01] , heb de foto’s van de aandachtsvestiging naast de politiefoto’s gelegd van [verdachte01] . Ik zag dat [verdachte01] identiek is met de afgebeelde persoon op de foto’s van de aandachtsvestiging.

Bewezenverklaring

hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 augustus 2020 tot en met 9 augustus 2020 te Amsterdam een hoeveelheid geld, dat toebehoorde aan [benadeelde01] , heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de pin-/betaalpas van [benadeelde01] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
De raadsvrouw heeft het hof in het kader van de strafoplegging verzocht rekening te houden met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en om die reden een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte is gestopt met het gebruik van verdovende middelen. Voorts is hij in oktober 2021 gediagnosticeerd met schizofrenie en ontvangt hij thans de benodigde begeleiding via GGZ inGeest. Een gevangenisstraf zou de behandeling en begeleiding mogelijk doorkruisen en de verdachte onevenredig schaden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal, waarbij hij betalingen heeft gedaan met een gestolen pinpas en pincode. De verdachte heeft aldus getoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Hij heeft klaarblijkelijk enkel gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. In het nadeel van de verdachte weegt dat hij blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 september 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de Justitiële Documentatie van de verdachte, is de door de politierechter opgelegde straf in beginsel zonder meer passend.
Het hof houdt wat betreft de strafoplegging evenwel rekening met hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep bekend is geworden over de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de nieuwe weg die door de verdachte is ingeslagen. Gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte acht het hof het in het belang van de verdachte én de samenleving dat deze niet worden doorkruist door een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01] BV

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.018,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de benadeelde partij, gelet op de verzochte vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de verdachte van het tenlastegelegde feit zou moeten worden vrijgesproken. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat op basis van het dossier niet vaststaat dat alle 27 betalingen die met de pinpas van de benadeelde partij zijn gedaan door de verdachte zijn gedaan. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het dossier enkel (een beschrijving van) camerabeelden bevat van betalingen bij de [winkel14] en de [winkel10] . De raadsvrouw heeft het hof verzocht om bij een veroordeling de verdachte enkel te veroordelen tot betaling van de schade van € 97,55 bij de [winkel14] en € 9,00 bij de [winkel10] , in totaal ter bedrage van € 106,55. De raadsvrouw heeft het hof verzocht om de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof overweegt als volgt.
Zoals hierboven als is overwogen gaat het hof er gezien de omstandigheid dat het de verdachte is geweest die blijkens de camerabeelden op verschillende momenten in de bewezenverklaarde periode gebruik heeft gemaakt van de gestolen pinpas en bij gebrek aan aanwijzingen met betrekking tot mededaders, van uit dat de verdachte ook verantwoordelijk is geweest voor de betalingen met de pinpas die niet op de in de bewijsmiddelen genoemde camerabeelden zijn vastgelegd.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag
van € 1.018,00.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van het ten aanzien van de bij het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2018, parketnummer 13-251317-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, niet-ontvankelijk verklaren, nu ter terechtzitting is gebleken dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf reeds geheel ten uitvoer is gelegd in de strafzaak met parketnummer 13-129747-19.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01] BV
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] BV ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.018,00 (duizend achttien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde01] BV, ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen
van € 1.018,00 (duizend achttien euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
20 (twintig)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 augustus 2020.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-251317-18.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. V.M.A. Sinnige en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson en mr. D. Damman, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2022.