ECLI:NL:GHAMS:2022:2992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
23-000669-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedrijfsinbraak in vereniging met toewijzing vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot een bedrijfsgebouw heeft verschaft door middel van braak. De tenlastelegging betrof een inbraak op 28 april 2020 in Amstelveen, waarbij een Apple iMac en een toetsenbord zijn weggenomen. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de diefstal. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft de straf bepaald op een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 120 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die blijk gaf van de ambitie om zijn criminele verleden te doorbreken. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevraagd voor materiële schade. Het hof heeft de vordering tot een bedrag van € 1.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000669-21
datum uitspraak: 14 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-289929-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1969,
adres: [adres01] ,

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op 28 april 2020 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres02] , een Apple iMac (computer) en/of een toetsenbord, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 april 2020 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres02] , een Apple iMac (computer) en een toetsenbord dat toebehoorde aan [benadeelde01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, en waarin het tot vrijspraak strekkende verweer zijn weerlegging vindt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte heeft na twintig jaar wachten net een eigen woning toegewezen gekregen, die hij bij detentie mogelijk weer zal verliezen. Hij zal bovendien binnenkort starten met een behandeling bij De Waag in het kader van bijzondere voorwaarden, die zijn opgelegd in een andere strafzaak.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal met braak uit een bedrijf. Met zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen. Daarbij heeft hij, kennelijk enkel met het oog op eigen financieel gewin, schade en overlast veroorzaakt. Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 september 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. Gelet op de ernst van de bewezenverklaring en de justitiële documentatie van de verdachte, is de door de politierechter opgelegde straf in beginsel zonder meer passend.
Het hof houdt evenwel rekening met hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep bekend is geworden over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte lijkt oprecht de ambitie te hebben om zijn criminele verleden te doorbreken en zijn leven is aanmerkelijk stabieler geworden. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op de weg die door de politierechter in Haarlem reeds op 13 oktober 2021 ten aanzien van de verdachte is ingeslagen. Het door die politierechter in de verdachte gestelde vertrouwen biedt het hof aanleiding om daarin mee te gaan, zodat de voorkeur wordt gegeven aan een strafoplegging die geen (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01] BV

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.429,00, inclusief btw, aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in eerste aanleg toegewezen bedrag een reële schatting is geweest van de materiële schade en verzoekt het hof de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van het hof
In de situatie dat een onderneming schade heeft geleden vanwege een strafbaar feit en er in verband met de schade (herstel)kosten zijn gemaakt, zal de vordering in beginsel exclusief BTW dienen te worden toegewezen, omdat de onderneming de betaalde BTW in voornoemde situatie kan terugvragen.
Het hof is van oordeel dat de BTW daarom in mindering dient te worden gebracht op het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 2.429,00, zodat de schadepost op het bedrag van
€ 2.007,44 uitkomt. Voorts overweegt het hof dat genoemd bedrag de nieuwwaarde vertegenwoordigt en dat daarop afschrijving dient te worden toegepast, gezien de ouderdom van de goederen. Het hof heeft geen afschrijvingsbedrag vastgesteld, maar schat de schade op een totaalbedrag van
€ 1.000,00. Dit deel van de vordering, dat het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en van de zijde van de verdachte niet is betwist, ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Concluderend is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit materiële schade.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Het hof zal het toegewezen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
59 (negenenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01] BV
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro)ter zake van
materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro)als vergoeding voor
materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
20 (twintig)dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 28 april 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. D. Radder en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson en mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2022.