ECLI:NL:GHAMS:2022:2981

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
23-002679-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het niet voeren van een administratie en het niet verschaffen van inlichtingen aan de curator door een voormalig bestuurder van een failliete vennootschap

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, voormalig bestuurder van Werk4Nu B.V., is beschuldigd van het niet voeren van een administratie en het niet verstrekken van inlichtingen aan de curator tijdens het faillissement van de vennootschap. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk niet voldoen aan wettelijke verplichtingen met betrekking tot de administratie van de failliete rechtspersoon. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 januari 2017 tot en met 21 augustus 2017 deze verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot bemoeilijking van de afhandeling van het faillissement.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar andere beschuldigingen zijn niet bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf geëist als in eerste aanleg, maar de raadsman pleitte voor een voorwaardelijke straf of taakstraf. Het hof heeft echter besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002679-21
datum uitspraak: 17 mei 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-731002-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1971,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 mei 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 30 januari 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Amsterdam en/of Nieuw-Vennep en/of Puiflijk en/of Roermond, althans in Nederland, als (voormalig) bestuurder van een rechtspersoon genaamd [bedrijf01] B.V., welke besloten vennootschap bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2017 in staat van faillissement is verklaard,
- tijdens het faillissement van [bedrijf01] B.V. desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, aan de curator heeft verstrekt
en/of
- tijdens of voor het faillissement van [bedrijf01] B.V. opzettelijk niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat niet werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 januari 2017 tot en met 21 augustus 2017 te Nederland, als bestuurder van een rechtspersoon genaamd [bedrijf01] B.V., welke besloten vennootschap bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 maart 2017 in staat van faillissement is verklaard,
- tijdens het faillissement van [bedrijf01] B.V. desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, aan de curator heeft verstrekt
en
- tijdens of voor het faillissement van [bedrijf01] B.V. opzettelijk niet heeft voldaan aan of heeft bewerkstelligd dat niet werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
als bestuurder van een rechtspersoon,
tijdens het faillissement van de rechtspersoon, desgevraagd opzettelijk niet terstond, een ingevolgde de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers aan de curator verstrekken
en
tijdens of voor het faillissement van de rechtspersoon, opzettelijk niet voldoen aan of bewerkstelligen dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren en bewaren van een administratie, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Hij heeft daartoe onder meer bepleit dat de verdachte er door de (inmiddels onherroepelijk veroordeelde) medeverdachte [medeverdachte01] is ingeluisd, en dat de verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven en volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Om die redenen dient aan de verdachte ofwel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd (primair) dan wel een taakstraf (subsidiair).
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als (voormalig) bestuurder van [bedrijf01] B.V. schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het niet voeren van een administratie van het bedrijf en het niet verschaffen van inlichtingen aan de curator. De verdachte heeft als katvanger gefungeerd, en zijn handelen heeft kwalijke gevolgen voor het economische verkeer. Schuldeisers van de B.V. hebben door zijn toedoen financiële schade geleden. Bij de politie heeft de verdachte nog verklaard dat hij bij meerdere faillissementen betrokken is geweest als katvanger en dat hij nog bij meerdere andere bedrijven als functionaris staat ingeschreven, terwijl hij geen betrokkenheid heeft bij deze bedrijven. Hij heeft verklaard dit uit winstbejag te hebben gedaan. Het hof rekent dit de verdachte dit alles zeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 april 2022 is hij eerder voor soortgelijke feiten, te weten vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het omvangrijke strafblad van de verdachte is de oplegging van een taakstraf en/of voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M. Lolkema en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 mei 2022.
mr. M. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]