In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, voormalig bestuurder van Werk4Nu B.V., is beschuldigd van het niet voeren van een administratie en het niet verstrekken van inlichtingen aan de curator tijdens het faillissement van de vennootschap. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk niet voldoen aan wettelijke verplichtingen met betrekking tot de administratie van de failliete rechtspersoon. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 januari 2017 tot en met 21 augustus 2017 deze verplichtingen niet is nagekomen, wat heeft geleid tot bemoeilijking van de afhandeling van het faillissement.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar andere beschuldigingen zijn niet bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de zaak. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf geëist als in eerste aanleg, maar de raadsman pleitte voor een voorwaardelijke straf of taakstraf. Het hof heeft echter besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 344a van het Wetboek van Strafrecht.