ECLI:NL:GHAMS:2022:2979

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
23-001863-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overbelading van vrachtwagen en toerekening van gedragingen aan rechtspersoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een rechtspersoon, werd beschuldigd van het verrichten van beroepsvervoer met een te zwaar beladen vrachtwagen op 13 november 2019 te Amsterdam. De vrachtwagen, met kenteken [kenteken01], was beladen met een totale massa van 38.720 kilogram, wat 12% boven de toegestane maximummassa van 34.500 kilogram lag. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis van de politierechter, terwijl de verdediging aanvoerde dat de overbelading niet aan de verdachte kon worden toegerekend, aangezien de chauffeur in loondienst was en de vrachtwagen was verhuurd aan een ander bedrijf, [bedrijf02] B.V.

Het hof oordeelde dat de gedragingen van de chauffeur in de sfeer van de verdachte hebben plaatsgevonden, omdat de chauffeur in dienst was van de verdachte en de gedragingen pasten binnen de normale bedrijfsuitoefening. Het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende zorg had betracht om overbelading te voorkomen, ondanks de inspanningen die waren geleverd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het tenlastegelegde bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, met een proeftijd van één jaar.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van rechtspersonen in het beroepsgoederenvervoer en de toerekening van gedragingen van werknemers aan de rechtspersoon. Het hof heeft de relevante wettelijke voorschriften toegepast, waaronder de Wet wegvervoer goederen en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze is begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001863-21
datum uitspraak: 15 juli 2022
TEGENSPRAAK (art. 279 Sr)
Verkort arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-172193-20 tegen
[bedrijf01] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de gemachtigde raadsman en [naam01] namens de verdachte naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de economische politierechter te bevestigen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij, op of omstreeks 13 november 2019 te Amsterdam, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de IJburglaan, beroepsvervoer of eigen vervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kenteken01] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikelen 5.18.17a en 5.18.17b (beide) lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de totale massa, dan wel de som van de aslasten 38720 kilogram, in elk geval meer dan de toegestane maximummassa van 34500 kilogram, bedroeg.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de gedragingen van de chauffeur in redelijkheid niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De overbelading van de vrachtwagen heeft plaatsgevonden onder leiding [bedrijf02] B.V. die de vrachtwagen inclusief chauffeur van de verdachte had gehuurd. De verdachte heeft alle mogelijke zorg betracht die van haar als professioneel marktdeelnemer mag worden verlangd om overbelading te voorkomen. De nalatigheid van de chauffeur, die kon weten dat de vrachtwagen te zwaar beladen was, kan daarom niet aan de verdachte worden toegerekend.
Een rechtspersoon in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Het antwoord op de vraag of dat zo is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Als dat het geval is, kan de gedraging in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat op 13 november 2019 de vrachtwagen (een asfaltkipper) met kenteken [kenteken01] in eigendom was van de verdachte en dat de chauffeur in loondienst was bij de verdachte. De vrachtwagen is op genoemde datum bij [bedrijf03] B.V. (hierna: [bedrijf03] ) geladen met fijn grind (graniet 0/2) en daar weggereden om de lading te lossen. Bij controle bleek de vrachtwagen te zwaar beladen. De maximale laadmassa van de vrachtwagen was 34.500 kilo, terwijl de vrachtwagen tijdens de weging een massa had van 38.720 kilo (een overschrijding van 4.220 kilo). Dat gewicht van 38.720 kilo staat overigens ook vermeld op de weegbon van [bedrijf03] die de chauffeur mede heeft ondertekend. De chauffeur moet dus hebben geweten dat de vrachtwagen te zwaar beladen was. Volgens de woordvoerder van de verdachte kon de chauffeur dat bovendien hebben geweten omdat de vrachtwagen is uitgerust met een weegsysteem waarop hij kan zien wanneer het maximum toegestane laadgewicht is bereikt.
Ter onderbouwing van de stelling dat de vrachtwagen op 13 november 2019 was verhuurd aan [bedrijf02] en in opdracht van dat bedrijf is geladen bij [bedrijf03] heeft de raadsman in eerste aanleg een, door hem zo genoemde, ‘opdrachtbon’ overgelegd. Dit document houdt echter niet veel meer in dan dat bij de datum 13 november 2019 het kenteken van bovengenoemde vrachtwagen is vermeld, de naam van de betrokken chauffeur en de notities: “6x6ws + kr 9 uur”, “stelspecie 1 m³” en “stelspecie 2 m³”. Bovenaan het document staat: “Opdrachtgever: [bedrijf02] ”. Dit document doet dan ook eerder vermoeden dat de verdachte in opdracht [bedrijf02] goederen heeft vervoerd. Wat betreft de stelspecie heeft de woordvoerder van de verdachte dat ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd. Deze stelspecie is door de verdachte geleverd aan [bedrijf02] en in haar opdracht naar een bouwlocatie vervoerd.
Volgens de woordvoerder moet uit de aantekening “9 uur” worden begrepen dat [bedrijf02] gedurende de rest van de dag de beschikking had over de vrachtwagen en de chauffeur. [bedrijf02] heeft na het lossen van de stelspecie rechtstreeks aan de chauffeur de opdracht gegeven om bij [bedrijf03] grind op te halen. Naar het oordeel van het hof blijkt uit de overgelegde ‘opdrachtbon’ echter niet van zodanige verhuur, inclusief chauffeur, van de vrachtwagen, laat staan dat hieruit blijkt dat [bedrijf02] de volledige zeggenschap had over de vrachtwagen en de chauffeur. Enige overeenkomst ter zake is niet overgelegd noch is daarvan anderszins gebleken.
Het bestaan van een dergelijke (huur)overeenkomst zou overigens ook niet afdoen aan de verplichtingen die voor de verdachte als professionele vervoerder gelden. Het was de verdachte – en niet [bedrijf02] of [bedrijf03] – die beschikte over de voor het beroepsgoederenvervoer vereiste (en in het dossier opgenomen) Eurovergunning, afgeven door de NIWO. Het is dan ook terecht dat op de eerder genoemde weegbon als ‘transporteur’ de verdachte staat genoemd.
In lijn met de huidige jurisprudentie van de Hoge Raad is het hof van oordeel dat de bovenomschreven gedraging van de chauffeur in de sfeer van de verdachte rechtspersoon heeft plaatsgevonden. Het handelen van de chauffeur heeft uit hoofde van een dienstbetrekking plaatsgevonden, de gedragingen passen in de normale bedrijfsuitoefening van de rechtspersoon en de gedragingen waren dienstig aan de verdachte rechtspersoon in het door hem uitgeoefende bedrijf. Zo was de chauffeur in loondienst bij de rechtspersoon, waren de gedragingen passend binnen de normale bedrijfsuitoefening (namelijk, zo blijkt mede uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel, goederenvervoer over de weg) en waren de gedragingen niet alleen dienstig aan [bedrijf02] maar zeker ook aan de verdachte, die immers met het transport van het grind, al dan niet via de verhuur van de vrachtwagen met chauffeur, geld verdiende.
De woordvoerder van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog aangevoerd dat het bedrijf er steeds alles aan doet, zo ook in het tenlastegelegde geval, om aan zijn verplichtingen te voldoen en dat er met klanten, waaronder [bedrijf02] , (vaste en/of algemene) contracten zijn afgesloten, waarin is opgenomen - zo begrijpt het hof - dat overbelading niet is toegestaan. Daarnaast geldt voor de chauffeurs dat in het (in het dossier gevoegde) bedrijfsreglement van de verdachte wordt gewaarschuwd voor overbelading en in voorkomende gevallende ‘verwijtbare bekeuringen’ met het loon worden verrekend. In de arbeidsovereenkomsten met chauffeurs is steeds een verwijzing naar het bedrijfsreglement opgenomen. Ook dringt de verdachte er bij de chauffeurs op aan dat zij bij problemen - zoals een opdracht van de huurder/opdrachtgever om de beladingsgrenzen te overschrijden - contact opnemen met de verdachte. In het onderhavige geval is de chauffeur aangesproken op zijn omissies, maar het interesseerde hem weinig. Desgevraagd wilde hij niet de eventuele financiële consequenties van de overtreding dragen. Inmiddels is de betrokken chauffeur niet meer bij de verdachte in dienst, aldus het betoog namens de verdachte.
Deze inspanningen van de verdachte zijn te waarderen, maar maken niet dat de gedragingen van de chauffeur niet aan de verdachte zijn toe te rekenen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
op 13 november 2019 te Amsterdam, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de IJburglaan, beroepsvervoer heeft verricht met een vrachtauto, te weten een bedrijfsauto, voorzien van het kenteken [kenteken01] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikelen 5.18.17a en 5.18.17b beide lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de som van de aslasten 38720 kilogram, in elk geval meer dan de toegestane
maximummassa van 34500 kilogram, bedroeg.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen, begaan door een rechtspersoon.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met een te zwaar beladen vrachtwagen op de openbare weg gereden, waarbij de som van de aslasten in beladen toestand 12% meer bedroeg dan de toegestane maximummassa. De verdachte heeft door zo te handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en mogelijk schade toegebracht aan het wegdek.
Het hof heeft reeds in de bewijsmotivering uitvoerig besproken dat de verdachte veel doet om overtredingen zoals de bewezenverklaarde te voorkomen. Naar het oordeel van het hof zijn dit omstandigheden waarmee rekening dien te worden gehouden bij het bepalen van de straf.
Die omstandigheden, noch andere daarvoor relevante factoren, maken echter niet dat het hof het raadzaam acht helemaal geen straf of maatregel op te leggen. Wel leiden die ertoe dat het hof in dit geval geen onvoorwaardelijke geldboete - zoals door de officier van justitie in eerste aanleg geëist - van € 500,00 zal opleggen, maar een geheel voorwaardelijke.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23 en 24 van het Wetboek van Strafrecht,
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en
2.6
van de Wet wegvervoer goederen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 9 juli 2020 onder CJIB nummer [nummer01] .
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro).
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. R.D. van Heffen en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 juli 2022.
mr. P.H.M. Kuster en mr. B.K.M. Pouw zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]