Dit tussenarrest van het Gerechtshof Amsterdam betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak draait om de verdachte, geboren in 1972, die wordt verweten op 8 december 2017 te kleine schol aan boord te hebben gehouden en te koop te hebben aangeboden, terwijl deze onmiddellijk in zee teruggezet had moeten worden. De schol was gevangen in ICES-gebied 27, 4c, waar op die datum een minimuminstandhoudsreferentiegrootte van 27 centimeter gold. Ongeveer 11,7% van de gevangen schol was kleiner dan deze maat en is niet teruggegooid, maar aan land gebracht voor verkoop.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 1 juli 2022 is het onderzoek gesloten, maar tijdens de beraadslaging is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de aanlandplicht die gold op de datum van de overtreding. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was van de aanlandplicht, maar niet precies wist wanneer deze van kracht was. Het hof heeft vastgesteld dat de vrijstelling van de aanlandplicht, zoals genoemd in de relevante verordening, nog niet van kracht was op de datum van de overtreding.
Vanwege de complexiteit van de materie en de mogelijkheid van wijzigingen in de regelgeving, heeft het hof besloten het onderzoek te heropenen. Het hof verzoekt de advocaat-generaal om een proces-verbaal op te stellen met nadere informatie over de aanlandplicht op de datum van de overtreding. Het onderzoek ter terechtzitting wordt geschorst en zal op een nader te bepalen datum worden hervat. De verdachte en zijn raadsman worden opgeroepen voor deze nieuwe zitting.