ECLI:NL:GHAMS:2022:2976

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
23-002896-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake strafmaat voor het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben en opslaan van een grote hoeveelheid zeer gevaarlijk illegaal vuurwerk. De economische politierechter had de verdachte een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 120 dagen, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, maar de kwalificatie en de strafoplegging vernietigd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte toonde inzicht in de gevaren van zijn handelen en had spijt. Dit leidde het hof tot de conclusie dat een taakstraf van 180 uren passend was, met een voorwaardelijk deel en een proeftijd van twee jaar.

De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een voorwaardelijk deel dat niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002896-21
datum uitspraak: 29 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 20 oktober 2021 in de strafzaak onder parketnummer 81-033791-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met uitzondering van de kwalificatie en de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd..

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 120 dagen, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de eis van de advocaat-generaal een passende straf is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en het opslaan van een grote hoeveelheid zeer gevaarlijk illegaal vuurwerk. De verdachte heeft daarmee onverantwoorde risico’s genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Het gaat om vuurwerk dat krachtige explosies teweegbrengt en massa-explosief kan reageren: als eenmaal één mortier van het geheel afgaat, kan de hele partij exploderen. Het zonder kennis van zaken opslaan en eventueel ontbranden van dergelijk zwaar vuurwerk kan ernstig letsel aan personen en schade aan goederen doen ontstaan. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Ter terechtzitting in hoger beroep zijn de persoonlijke omstandigheden van de verdachte besproken. De verdachte ziet nu in hoe gevaarlijk zijn handelen is geweest en heeft daar spijt van. Gelet op dit een en ander bestaat aanleiding om van de straf, opgelegd door de economische politierechter, af te wijken. Wel zal het hof om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht,
1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten,
9.2.2.1 van de Wet milieubeheer,
1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de kwalificatie en de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Kwalificeert het bewezenverklaarde als voormeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
29 juli 2022.
Mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.