In deze zaak heeft klaagster, de dochter van de overledene, een klacht ingediend tegen de notaris die betrokken was bij de afhandeling van de nalatenschap van haar moeder. Klaagster verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door pas na de ondertekening van een boedelvolmacht en verklaring van zuivere aanvaarding te wijzen op een legaat dat aan haar broer was toegekend. Dit leidde tot grote onenigheid binnen de familie. De klacht werd in eerste aanleg gegrond verklaard, maar de notaris ontkende enige verantwoordelijkheid voor de ontstane conflicten. Het hof heeft de zaak in hoger beroep opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de notaris klaagster tijdig had moeten informeren over het legaat, aangezien dit van invloed was op de omvang van de nalatenschap en de keuze van klaagster om de nalatenschap al dan niet zuiver te aanvaarden. Het hof verklaarde de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond, maar oordeelde dat de notaris niet verantwoordelijk was voor de onenigheid binnen de familie. De notaris kreeg een waarschuwing opgelegd, maar er werd geen kostenveroordeling in hoger beroep uitgesproken. Klaagster kreeg wel het griffierecht terugbetaald.