ECLI:NL:GHAMS:2022:2951
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herstel zorgregeling en belangen van het kind in echtscheidingszaak
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen ex-echtgenoten over de nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige kind. De man, appellant, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek tot nakoming van de zorgregeling werd afgewezen. De partijen zijn in 2006 getrouwd en hebben in 2012 hun huwelijk beëindigd. Bij de echtscheiding is een zorgregeling afgesproken, die later is gewijzigd. Sinds een incident op 14 november 2020 is er echter geen omgang meer tussen de man en het kind. De man verzoekt het hof om de zorgregeling te herstellen, terwijl de vrouw, geïntimeerde, verzoekt om bevestiging van de afwijzing van de vordering van de man.
De voorzieningenrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat het dwingen van het kind om contact te hebben met de man in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de verklaring van het kind over zijn angst voor de man. Het hof concludeert dat de voorzieningenrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat de belangen van het kind voorop staan en dat er geen aanleiding is om de zorgregeling te herstellen zonder dat er eerst een onderzoek naar contactherstel plaatsvindt.
Het hof vernietigt echter de beslissing van de voorzieningenrechter om de zorgregeling op te schorten, omdat er geen vordering tot opschorting door de vrouw is ingediend. Het hof compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof benadrukt het belang van het kind in de beoordeling van zorgregelingen en de noodzaak van professionele begeleiding bij contactherstel.