Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
,20 januari 2022 en 15 maart 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de uithuisplaatsing van de minderjarige [kind1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind1] in een gezinsgerichte voorziening was verlengd. De moeder heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikkingen. Het hof heeft vastgesteld dat [kind1] sinds medio februari 2021 in een gezinshuis verblijft en dat hij regelmatig bij zijn vader verblijft. De vader heeft betoogd dat het in het belang van [kind1] is om bij hem te wonen, terwijl de moeder van mening is dat [kind1] voorlopig in het gezinshuis moet blijven. Het hof heeft de onderlinge samenhang van de zaken in overweging genomen en geconcludeerd dat de plaatsing van [kind1] bij de vader het meest in zijn belang is. Het hof heeft de bestreden beschikkingen vernietigd voor zover deze de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening betroffen en het verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek door het NIFP afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.