ECLI:NL:GHAMS:2022:2933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
200.309.248/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezagsbeëindiging van de moeder over kind 1

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot beëindiging van het gezag van de moeder over haar kind [kind 1]. De moeder had eerder in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2022, waarin het gezag van de oma over [kind 1] en [kind 2] was beëindigd. De moeder heeft drie kinderen, waarvan [kind 1] sinds 26 mei 2022 volledig bij haar woont. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in staat is om de zorg voor [kind 1] te dragen en dat er geen sprake is van een situatie waarin het gezag van de moeder beëindigd moet worden. Het hof heeft geoordeeld dat niet is voldaan aan de criteria van artikel 1:266 BW, die vereisen dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd en dat de ouder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Het verzoek van de Raad is daarom afgewezen, en de beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking had op het gezag van de moeder over [kind 1].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.309.248/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/709633 / FA RK 21/7089 en C/13/709865 / FA RK 21/7201
Beschikking van de meervoudige kamer van 11 oktober 2022 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats ] ,
verzoeker in hoger beroep,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.J. Gebuijs te Amsterdam,
en
Raad voor de Kinderbescherming regio [plaats ] ,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats ] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad,
als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
[de oma] ,
wonende te [plaats ] ,
verder te noemen: de oma,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats ] ,
gevestigd te [plaats ] ,
verder te noemen: de GI,
[kind 1] ,
verder te noemen: [kind 1] .

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 13 april 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 16 maart 2022.
2.2
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de raad van 1 juni 2022 met bijlage;
- een bericht van mr. Gebuijs van 11 augustus 2022 met bijlage;
- een bericht van de raad van 15 augustus 2022 met bijlagen.
2.3.
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met de minderjarige [kind 1] gesproken, in het bijzijn van de griffier. De voorzitter heeft de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven aan de aanwezigen tijdens de mondelinge behandeling.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 augustus 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Gebuijs;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogd.
De oma is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

3.De feiten

3.1
[kind 1] is [in] 2010 geboren.
De moeder heeft nog een dochter, [kind 2] (hierna: [kind 2] ), geboren [in] 2007, en een zoon, [kind 3] , geboren [in] 2014. [kind 1] en [kind 2] hebben van jongs af aan veel bij de oma verbleven. Vanaf 14 april 2016 was dat officieel, eerst door middel van een ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing. Deze maatregelen zijn sinds april 2018 niet meer verlengd. Aanvankelijk zijn beide kinderen kort in een pleeggezin geplaatst. [kind 2] heeft vervolgens vanaf oktober 2016 weer bij de oma gewoond en sinds december 2021 woont zij bij de moeder.
[kind 1] woonde vanaf maart 2017 bij de oma. Hij verbleef toen wel van vrijdag tot maandag bij de moeder. Sinds 26 mei 2022 woont [kind 1] weer volledig bij de moeder. [kind 3] heeft altijd bij de moeder gewoond.
3.2
Tot aan de bestreden beschikking oefenden de moeder en de oma gezamenlijk het gezag uit over [kind 2] en [kind 1] . Bij de bestreden beschikking is het gezag van de oma over [kind 2] en [kind 1] op verzoek van de raad beëindigd. Sindsdien oefent de moeder alleen het gezag uit over [kind 2] . De oma is niet in beroep gekomen van deze beschikking. De moeder oefent tevens alleen het gezag uit over [kind 3] .
3.3
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 is het door de raad gedane verzoek om de moeder en oma te schorsen in de uitoefening van het gezag over [kind 2] en [kind 1] en de voorlopige voogdij uit te spreken, afgewezen. Op het (subsidiaire) verzoek van de raad zijn [kind 2] en [kind 1] -in afwachting van de behandeling van het verzoek van de raad tot gezagsbeëindiging van de moeder en de oma- tot 25 mei 2022 onder toezicht van de GI gesteld. Het verzoek om een machtiging te verlenen de kinderen uit huis te plaatsen is toen aangehouden tot de zitting waarop het verzoek tot gezagsbeëindiging zou worden behandeld.
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2022 is het verzoek van de raad om [kind 3] onder toezicht te stellen, afgewezen. Naar het oordeel van de kinderrechter was niet aangetoond dat [kind 3] in zijn ontwikkeling werd bedreigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de raad het gezamenlijk gezag van de moeder en de oma over [kind 1] beëindigd en is de GI tot voogdes over [kind 1] benoemd.
4.2
De moeder heeft verzocht, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het verzoek van de raad tot beëindiging van haar gezag over [kind 1] alsnog af te wijzen en te bepalen dat alleen het gezag van de oma wordt beëindigd, zodat de moeder alleen belast zal zijn met het gezag over [kind 1] , dan wel te bepalen dat het gezamenlijk gezag van de moeder en de oma over [kind 1] in stand blijft. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek gewijzigd, in die zin dat zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en alleen het verzoek van de raad om haar gezag over [kind 1] te beëindigen, alsnog af te wijzen.
4.3
De raad en de GI verzoeken de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat de moeder drie kinderen heeft, die op dit moment alle drie bij haar wonen en dat zij nu opnieuw in verwachting is. Aan de orde is de door de raad verzochte beëindiging van het gezag van de moeder over één van deze drie kinderen, te weten [kind 1] . Het hof wijst erop dat een dergelijke gezagsbeëindiging een zeer verstrekkende maatregel is die diep ingrijpt in het gezinsleven tussen ouder en kind en (daarom) als ultimum remedium geldt. Het verzoek moet worden getoetst aan de criteria zoals deze zijn bepaald in artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin staat dat de rechter het gezag van een ouder kan beëindigen indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
5.2
De raad heeft tegelijkertijd met het verzoek tot gezagsbeëindiging van (de oma en) de moeder over [kind 1] bij de rechtbank ook verzocht het gezag van de moeder over [kind 2] te beëindigen. Omdat [kind 2] tijdens die procedure bij moeder is gaan wonen (in december 2021) heeft de raad het verzoek ten aanzien van [kind 2] weer ingetrokken. De moeder heeft het gezag over [kind 2] daarmee behouden. Verder is van belang dat de eerder verleende ondertoezichtstelling van [kind 2] (en [kind 1] ) tot 25 mei 2022 gold. De GI heeft kennelijk geen aanleiding gezien om, gelet de intrekking van het verzoek door de raad, verlenging van deze maatregel voor [kind 2] te verzoeken. Ten aanzien van [kind 3] geldt evenmin een beschermingsmaatregel. De feitelijke situatie is dan ook zo dat de moeder de verzorging en opvoeding draagt voor alle drie haar kinderen, zonder dat voor de kinderen waarover moeder het gezag draagt - [kind 2] en [kind 3] - een beschermingsmaatregel geldt. Voor [kind 1] geldt dat hij op dit moment onder voogdij van de GI staat, zodat een beschermingsmaatregel als ondertoezichtstelling niet aan de orde is, maar dat de GI en de raad het kennelijk niet
noodzakelijk of opportuun achten om [kind 1] op een andere plek dan bij de moeder te laten verblijven.
Verder stelt het hof vast dat -volgens de stukken van het dossier en de mondelinge toelichting- er bij indiening van het verzoek tot gezagsbeëindiging van de moeder over [kind 1] door de raad en de GI van uit is gegaan dat het perspectief van [kind 1] bij de oma lag en dat het voor hem duidelijk moest zijn dat hij daar verder zou opgroeien. Overigens verbleef [kind 1] toen elke week van vrijdag tot maandag bij de moeder en voorzag zij dus op dat moment ook al in een deel van zijn verzorging en opvoeding. Inmiddels is duidelijk geworden dat terugkeer en verder opgroeien bij de oma geen optie meer is en dat de moeder -zonder de oma- de zorg draagt voor de feitelijke opvoeding en verzorging van [kind 1] (en de overige kinderen). Nu [kind 1] inmiddels al drie maanden volledig bij de moeder verblijft, en zowel de raad als de GI kennelijk niet een zodanige dreiging zien dat uithuisplaatsing (in een neutraal of netwerkgezin) noodzakelijk is, kan dat niet anders worden uitgelegd dan dat er op dit moment geen sprake is van een situatie waarbij de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [kind 1] te dragen.
5.3
De raad en de GI hebben zich verder aan de hand van voorbeelden, zoals ten aanzien van een afspraak voor [kind 1] in het [ziekenhuis] , het verblijf van [kind 1] bij zijn vader en de reactie van de moeder rondom de aanhouding door de politie, op het standpunt gesteld dat de moeder niet in staat is adequate gezagsbeslissingen over [kind 1] te nemen en dat haar gezag ook daarom beëindigd moet worden. Het hof wijst er echter op dat voor beëindiging van het gezag op verzoek van de raad het criterium van artikel 1:266 BW, zoals hierboven weergegeven, geldt. De door de raad en GI gegeven voorbeelden kunnen niet bijdragen aan het oordeel dat is voldaan aan de gronden uit dat artikel. Zij zijn eerder, voor zover de moeder deze gang van zaken al niet heeft betwist, voorbeelden van de slechte communicatie tussen de oma en de moeder, die overigens deels ook in een ander licht zijn komen te staan nu [kind 1] volledig bij de moeder verblijft.
5.4
Dit betekent dat het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel is dat niet is voldaan aan de gronden voor gezagsbeëindiging als vermeld in artikel 1:266 BW. Het verzoek van de raad wordt daarom alsnog afgewezen. Het hof komt niet meer toe aan bespreking van de overige grieven van de moeder.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder over [kind 1] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Amsterdam , afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het openbaar register;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. van Haeringen, J.M. van Baardewijk en M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. S. Rezel als griffier, en is op 11 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.