ECLI:NL:GHAMS:2022:2928

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
15 oktober 2022
Zaaknummer
23-002493-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis woninginbraak met aanpassing van straf en vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1999, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. De verdachte was betrokken bij een woninginbraak waarbij aanzienlijke schade is veroorzaakt. Het hof heeft de straf verhoogd naar acht maanden gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade van € 139.540,00. De vordering tot proceskosten is gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de wettelijke rente vastgesteld vanaf 4 mei 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002493-20
datum uitspraak: 28 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-086535-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
adres: [adres01] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, Sv, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen – behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen als volgt aanvult:
- aan bewijsmiddel 7 wordt de navolgende passage toegevoegd:
“Ook verstuurde de aangever beelden van de inbraak. Hierop zien wij dat de verdachte die herkend is als [verdachte01] , een witkleurige tas om zijn schouder draagt. Deze tas komt overeen qua uiterlijke kenmerken als kleur, model en vorm (naar het hof begrijpt: met de tas die in de woning van de verdachte is aangetroffen die [naam01] als de hare heeft herkend).”
- als bewijsmiddel wordt toegevoegd:
10. De eigen waarneming van het gerechtshof van op de terechtzitting van 14 september 2022 getoonde stukken. Deze eigen waarneming houdt het volgende in:
Op een foto van de binnenkant van de door [naam01] gekochte en uit haar woning gestolen witte tas is vlak onder de bovenrand van de tas een aantal letters zichtbaar, kennelijk oorspronkelijk de naam Chanel vormend. Alleen de letters C en H zijn volledig leesbaar, terwijl de rest van de letters grotendeels is vervaagd.
Op een foto van de binnenkant van de in de woning van de verdachte inbeslaggenomen tas is vlak onder de bovenrand van de tas een aantal letters zichtbaar, kennelijk oorspronkelijk de naam Chanel vormend. Alleen de letters C en H zijn volledig leesbaar, terwijl de rest van de letters grotendeels is vervaagd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn handlangers, schuldig gemaakt aan een woninginbraak die
’s nachts plaatsvond. De verdachte is met zijn handlangers uren in de woning geweest. Zij hebben voor een enorm bedrag aan goederen gestolen. Dit is een feit dat bij de bewoners angst en onrustgevoelens teweegbrengt en voor hen grote financiële schade heeft veroorzaakt. Ook versterken dergelijke feiten meer in het algemeen gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, zoals vermeld in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een woninginbraak met recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden genoemd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 augustus 2022 is hij eerder voor een soortgelijk misdrijf onherroepelijk veroordeeld. Er is dus sprake van recidive. Strafverzwarend werkt in dit geval dat de woninginbraak ’s nachts in vereniging met anderen plaatsvond en dat de waarde van de gestolen goederen enorm is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 139.540,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 67.683,93. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen.
De verdediging heeft betoogd dat door de benadeelde partij zoveel stukken zijn overgelegd dat de vordering daarmee te ingewikkeld is voor behandeling binnen het verband van deze strafzaak, zodat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
Het gevorderde bedrag is blijkens de door de benadeelde partij in het geding gebrachte stukken als volgt opgebouwd uit de getaxeerde waarde van de gestolen sieraden van € 181.451,00 (onderbouwd met bijlage 5), vermeerderd met de getaxeerde waarde van de gestolen tassen van € 25.839,00 (onderbouwd met bijlage 6). Dat vormt opgeteld een bedrag van € 207.290,00, waarop door de benadeelde partij het aan haar door haar verzekeringmaatschappij uitgekeerde bedrag van € 67.750,00 in mindering is gebracht (bijlage mail van verzekeringsmaatschappij aan de benadeelde partij).
Het hof beschouwt de vordering en de onderbouwing daarvan niet als te ingewikkeld, zodat het verzoek de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering wordt gepasseerd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Het gevorderde bedrag is ook niet betwist. Het hof acht de omvang van de schade toereikend gemotiveerd, zodat de vordering het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt. De verdachte is hoofdelijk met zijn mededaders aansprakelijk en tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
De benadeelde partij heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot betaling van € 7108,50 aan proceskosten. Dat bedrag betreft 3,5 punten volgens het liquidatietarief IV.
Naar het oordeel van het hof moet het liquidatietarief kanton worden toegepast, zodat een bedrag van
€ 2.943,50 aan proceskosten voor toewijzing vatbaar is. Dat bedrag betreft 3,5 x het ten tijde van het indienen van de vordering geldende tarief van € 841,- per punt.
Het hof zal de verdachte veroordelen tot betaling van die proceskosten en de vordering op dit punt voor het overige afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien van de vordering benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 139.540,00 (honderdnegenendertigduizend vijfhonderdveertig euro) ter zake van materiële schade, voor welk gehele bedrag de verdachte met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 2.943,50 (tweeduizend negenhonderddrieënveertig euro en vijftig cent).
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 139.540,00 (honderdnegenendertigduizend vijfhonderdveertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 mei 2019.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. R. Kuiper en mr. M. Senden en, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2022.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]