In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2020. De verdachte, geboren in 1992, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde, die werd vernietigd. De zaak kwam aan het licht na een melding van de politie over een auto die met een vuurwapen was gezien bij discotheek [club]. Een getuige verklaarde dat hij de medeverdachte, een rapper, had gezien met een wapen. Na de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte werd in de auto een Glock-pistool aangetroffen. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn geweest van het wapen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij feitelijke macht over het wapen had. De kwalificatie van de feiten werd aangepast, maar het hof bevestigde de veroordeling voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie.