ECLI:NL:GHAMS:2022:2858

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
23-001584-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorhanden hebben van wapen en munitie met betrekking tot een vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2020. De verdachte, geboren in 1992, was aangeklaagd voor het voorhanden hebben van een wapen en munitie. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde, die werd vernietigd. De zaak kwam aan het licht na een melding van de politie over een auto die met een vuurwapen was gezien bij discotheek [club]. Een getuige verklaarde dat hij de medeverdachte, een rapper, had gezien met een wapen. Na de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte werd in de auto een Glock-pistool aangetroffen. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn geweest van het wapen, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij feitelijke macht over het wapen had. De kwalificatie van de feiten werd aangepast, maar het hof bevestigde de veroordeling voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001584-21
datum uitspraak: 28 september 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, nevenzittingsplaats Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 09-233934-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot integrale bevestiging van het vonnis, en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing over de kwalificatie van het bewezenverklaarde – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de door de rechtbank gebezigde bewijsvoering vervangt door de onderstaande bewijsoverweging en de bewijsmiddelen die (in de gevallen waarin de wet dit vereist) in een later bij dit verkort arrest te voegen bijlage zijn vervat.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen in de auto. De raadsman heeft er in dit verband op gewezen dat de verdachte en de medeverdachte niet samen in de auto zijn gestapt en de verdachte tussen het vertrek bij de parkeerplaats van [club] en de aanhouding, meerdere keren uit de auto is gestapt. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen, nu geen sprake was van handelingsvrijheid. Van medeplegen kan, gelet op dit gebrek aan beschikkingsmacht en de (overige) daarvoor geldende eisen, evenmin worden gesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie (WWM) neemt het hof het volgende als uitgangspunt. Voor een veroordeling van het – als medepleger – voorhanden hebben van een wapen of munitie is vereist dat dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van een wapen of munitie. Vast moet komen te staan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992). Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover (in een nauwe en bewuste samenwerking) kon beschikken.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 september 2019 om 6:00 uur kregen politieambtenaren een melding van het operationeel centrum dat vanaf discotheek [club] een personenauto van het merk Volvo kenteken [kenteken] weggereden zou zijn met daarin mannen, van wie één in het bezit zou zijn van een vuurwapen. Nadat de politieambtenaren ter plaatse waren gekomen werden zij aangesproken door een beveiliger van [club], [getuige ]. Hij verklaarde te hebben gezien dat een man die hij herkende als de rapper [medeverdachte] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit voornoemde Volvo pakte en deze omhoog hield. Het leek alsof de rapper het wapen uit het midden van de auto pakte, waar de navigatie zit. Voorts had hij gezien dat de rapper vervolgens weer in de auto stapte, aan de andere kant dan waar de bestuurder zit en dat de Volvo wegreed. De politieambtenaren kregen later de informatie dat [medeverdachte] een artiestennaam is van een persoon genaamd [medeverdachte]. Op 28 september 2019 omstreeks 7:24 uur werden de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden nadat zij als bijrijder respectievelijk bestuurder uit de Volvo waren gestapt. Bij de rechter-commissaris verklaart de getuige [getuige ] nog dat de parkeerplaats van [club] helemaal vol stond, dat hij overal mensen zag rennen en hij hoorde schreeuwen: ‘een wapen, een wapen’.
Bij doorzoeking van de Volvo zagen politieambtenaren dat aan de rechterzijde van een ventilatiedeel op het dashboard lichte schade zat. Na het verwijderen van het ventilatierooster was een ruimte zichtbaar waarin een vuurwapen lag. Uit onderzoek aan dit wapen is gebleken dat het een semi automatisch pistool van het merk Glock, model 22, kaliber .40, betreft.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij [medeverdachte] moest afzetten bij [club] en dat hij vaker met hem meeging naar zijn afspraken. Hij reed in een Volvo van een vriendin van zijn moeder. Hij reed best vaak in die auto. Toen zij de club verlieten, zijn zij met z’n drieën ingestapt. De derde persoon hadden ze ergens afgezet. De verdachte is onderweg een keer wezen plassen en heeft sigaretten gehaald bij een tankstation. Bij de eerste stop stapte [medeverdachte] ook uit de auto.
Verdachte ontkent op de hoogte te zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen.
Uit de deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat:
(i.)de medeverdachte [medeverdachte] op 28 september 2019 bij [club] een wapen pakte uit het midden van de Volvo, waar de navigatie zit, en dit wapen liet zien. Dat er buiten de auto mensen renden en schreeuwden ‘een wapen, een wapen’;
(
ii.) de medeverdachte [medeverdachte] op 28 september 2019 in bezit was van een wapen, toen hij met de verdachte bij [club] weer in de Volvo stapte, en zij wegreden met de verdachte als bestuurder;
(iii.)de verdachte en de medeverdachte (met uitzondering van voornoemde tussenstops) onderweg zijn geweest totdat zij werden aangehouden en dat
(iv.)ditzelfde wapen op enig moment voordat zij werden aangehouden is opgeborgen in een ruimte achter het rooster van de ventilatie in de auto.
Het voorgaande brengt het hof tot de volgende overwegingen.
In het kader van de vraag of de verdachte zich bewust is geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen (en de munitie) in de Volvo, schuift het hof het door en namens de verdachte aangedragen scenario, waarin de medeverdachte op het moment dat de verdachte de auto uit was gestapt (of anderszins buiten de wetenschap van de verdachte om) het wapen achter het ventilatierooster van de auto zou hebben geplaatst, terwijl verdachte daarvan niet op de hoogte was, als zeer onaannemelijk terzijde. Deze gang van zaken is niet logisch in het licht van de beperkte gelegenheid die de medeverdachte daartoe blijkens het voorgaande heeft gehad en de hoogst ongebruikelijke en verborgen plek waar het wapen was opgeborgen. Ook geeft het scenario van de verdachte geen antwoord op de vraag hoe de medeverdachte op de hoogte kon zijn van de verborgen plek in de auto waarvan verdachte en niet de medeverdachte de regelmatige gebruiker was.
Met betrekking tot de door de raadsman bestreden beschikkingsmacht overweegt het hof dat het wapen (met medeweten van de verdachte) was opgeborgen in een ruimte achter het ventilatierooster– kennelijk teneinde ontdekking van dat wapen te voorkomen – in de auto die de verdachte had geleend en bestuurde en waarover hij (dus) op dat moment de feitelijke macht uitoefende.
Een en ander betekent naar het oordeel van het hof dat het niet anders kan dan dat de verdachte zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het in de Volvo aangetroffen wapen (en de bijhorende munitie), dat hij daarover kon beschikken en dat ten aanzien van het voorhanden hebben van het in de Volvo aangetroffen wapen en de munitie gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], zodat hetgeen de verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing over de kwalificatie van het bewezenverklaarde en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. P. Greve en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2022.
=========================================================================
[…]