ECLI:NL:GHAMS:2022:2850

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
23-002750-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting, feitelijke aanranding en diefstal met geweld

Op 4 oktober 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 25 november 2020 was gewezen. De zaak betreft twee verkrachtingen, twee pogingen tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid en diefstal met geweld, gepleegd in de nachtelijke uren in een woning. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis. Tijdens de zitting op 20 september 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de kwalificatie van de feiten, waarbij het hof aanvullingen deed op de wettelijke voorschriften en bewijsoverwegingen. De verdachte werd beschuldigd van eendaadse samenloop van verkrachting en poging tot feitelijke aanranding, evenals diefstal met geweld. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar waren en dat de verdediging niet voldoende bewijs had geleverd om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. Het hof verwierp de argumenten van de raadsvrouw en concludeerde dat de bewezenverklaring voldoende steun vond in de overige bewijsmiddelen. Het hof vernietigde het vonnis ten aanzien van de kwalificatie, maar bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002750-20
datum uitspraak: 4 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-053379-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
thans gedetineerd in P.I. Heerhugowaard te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met uitzondering van de kwalificatie – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult met artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, de laatste zin van bewijsmiddel 1 (“Zij hebben….verstopt”) niet overneemt, twee bewijsmiddelen toevoegt ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 en voorts de bewijsoverwegingen met als kopje ‘3.4 Oordeel van de rechtbank’ aanvult.

Kwalificatie

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
verkrachting
en
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 3 en 4 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van:
verkrachting
en
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.

Aanvullende bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5

- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020041734-2 van 26 februari 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisanten[doorgenummerde pagina’s 03 01 – 03 02]:
Op 26 februari 2020 om 3:05 uur kregen wij de melding om te gaan naar de [adres]. Wij zagen ter plaatse dat er op de 1e verdieping, boven de voordeur van [adres], een raam open stond. In dit raam zagen wij 3 vrouwen staan. Wij zagen en hoorden dat de vrouwen overstuur waren. De vrouwen vertelden ons dat er mannen binnen waren geweest en dat ze niet zeker wisten of de mannen nog binnen waren. Tevens vertelde één van de vrouwen dat een man gedreigd had met een vuurwapen.
Zij waren overstuur en kwamen moeilijk uit hun woorden.
- Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2020041744 van 2 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van de verbalisant[doorgenummerde pagina’s 03 34 – 03 35]:
Op 2 maart 2020 heb ik bij de Meldkamer de gespreksopname van 26 februari 2020 opgevraagd en beluisterd. Vervolgens heb ik deze gespreksopname woordelijk uitgewerkt.
112 melding van 26 februari 2020
Tijdstip melding: 03:02:31 uur
M Twee meiden hangen uit het raam en die schreeuwen om hulp omdat er iemand in huis is. Ik ben de bovenbuurman en ze zijn heel erg in paniek.

Aanvullende overwegingen met betrekking tot het bewijs

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters tegenstrijdigheden en onjuistheden bevatten en het bewijs in het dossier niet tegenstrijdig is met de verklaring van de verdachte. Zij heeft naar voren gebracht
1) dat de verdachte heeft verklaard dat hij is uitgenodigd om binnen te komen en dat deze verklaring strookt met het feit dat onderzoek heeft uitgewezen dat de deur geen braaksporen had en voorts dat de deur van de woning zonder sleutel niet van buiten kon worden geopend, maar enkel van binnenuit,
2) dat aangeefster [aangeefster 1] spreekt van één man en aangeefster [aangeefster 2] van twee mannen in de woning en dat op de camerabeelden in het dossier duidelijk te zien is dat slechts één man de woning heeft verlaten en
3) dat de verdachte heeft verklaard dat hij door het raam van buiten naar binnen kon kijken, dat er volgens aangeefster [aangeefster 1] gordijnen hingen en folie was geplakt waardoor je niet naar binnen kon kijken, maar dat uit de foto van de woonkamer is gebleken dat de gordijnen open waren en de folie het raam maar gedeeltelijk bedekte.
Verder stelt de raadsvrouw dat niet voldaan is aan het bewijsminimum. Het bewijs ziet voornamelijk op de verklaringen van de aangeefsters en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] kunnen niet tot het bewijs worden gebezigd, nu de verdediging niet meer in de gelegenheid is geweest de getuigen te bevragen, terwijl het bewijs in overwegende mate steunt op de verklaringen van deze getuigen.
Het hof overweegt als volgt.
Verklaringen van de aangeefsters versus de verklaring van de verdachte
Op grond van de overwegingen van de rechtbank acht het hof de verklaringen van de aangeefsters betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs en de verklaring van de verdachte daarentegen ongeloofwaardig. Het hof gaat daarom aan die verklaring voorbij.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsvrouw gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van de aangeefsters weliswaar relevant zijn, maar niet van doorslaggevend belang voor de beoordeling van het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt. Ten aanzien van die aangedragen tegenstrijdigheden overweegt het hof als volgt.
Met betrekking tot de voordeur gaat het hof ervan uit – gelet op de inhoud van het dossier – dat de deur niet met een sleutel op slot was gedraaid. Uit het dossier volgt verder dat de deur niet soepel dichtging, maar dat een lichte druk uitgeoefend moest worden om de deur te sluiten, waardoor de mogelijkheid bestaat dat de deur die nacht niet goed dicht was. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte op andere wijze dan door middel van braak de woning is binnengedrongen.
Met betrekking tot de aanvankelijke aanwezigheid van twee mannen acht het hof verklaarbaar waarom aangeefster [aangeefster 1] spreekt over één man en aangeefster [aangeefster 2] over twee mannen, nu aangeefster [aangeefster 2] heeft verklaard dat toen zij wakker werd, zij twee mannen in de woonkamer zag staan, dat één van de mannen wegging en dat zij aangeefster [aangeefster 1] daarna pas wakker maakte. Dat slechts één man de woning heeft verlaten, zoals de raadsvrouw stelt, volgt overigens niet onomstotelijk uit het dossier, nu de voordeur van [adres] in de [adres] niet zichtbaar is op de uitgekeken camerabeelden.
Met betrekking tot het raam is het hof van oordeel dat de vraag of de verdachte, gelet op diens lange postuur, al dan niet in staat was over het aangebrachte folie naar binnen te kijken in het midden kan blijven.
Gelet op het voorgaande geeft hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefsters te twijfelen en zijn deze bruikbaar voor het bewijs.
Getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
Het is juist dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet door de verdediging konden worden gehoord. Daaraan lagen legitieme redenen ten grondslag. In de processen-verbaal van bevindingen van de raadsheer-commissaris van 3 januari 2022 en 5 september 2022 is uiteengezet waarom het niet mogelijk was om [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen. Daarbij komt dat de raadsvrouw – met de raadsheer-commissaris en het hof – van oordeel is dat het onaannemelijk is dat deze getuigen binnen aanvaardbare termijn gehoord kunnen worden. Voor zover de raadsvrouw heeft aangevoerd dat – gelet op het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Keskin t. Nederland (2205/16) – het bewijs reeds moet worden uitgesloten omdat deze getuigen niet door de verdediging konden worden gehoord, wordt dit verweer verworpen. Het is nog steeds staande jurisprudentie van het EHRM dat in geval van goede feitelijke of rechtsgronden kan worden afgezien van het horen van een belastende getuige.
Daarbij is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde niet alleen of in beslissende mate steunt op de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Deze verklaringen vinden ruime steun in de andere gebezigde bewijsmiddelen. Daarbij wijst het hof in het bijzonder op de verklaringen van de aangeefsters
[aangeefster 2] en [aangeefster 1] die elkaar op belangrijke punten ondersteunen, de 112 melding en de bevindingen van de politiemensen ter plaatse waaruit volgt dat de aangeefsters erg in paniek waren. Wellicht ten overvloede merkt het hof op dat de verdediging wel in de gelegenheid is geweest de aangeefsters bij de raadsheer-commissaris te ondervragen en dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] door de politie auditief zijn geregistreerd. Het hof ziet daarin voldoende compenserende factoren zodat het gebruik van de verklaringen van deze getuigen geen afbreuk doet aan het recht op een eerlijk proces.
Gelet op het voorgaande en nu het hof ook geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen is er geen reden tot uitsluiting van het bewijs. Ook dit verweer van de raadsvrouw wordt dus verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2022.
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. J. Steenbrink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]