ECLI:NL:GHAMS:2022:2826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
200.308.977/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap en ontslag van de mentor in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming en het ontslag van een mentor voor een betrokkene, geboren in 1987, die in een instelling woont. De vader van de betrokkene, die in hoger beroep was gekomen, verzocht om ontslag van de huidige mentor, zijn ex-partner, en om benoeming van een onafhankelijke medementor. De moeder was eerder benoemd als mentor na het ontslag van de vorige mentor, [Y], op eigen verzoek. De vader stelde dat de moeder hem onvoldoende informeert over de betrokkene en dat hij daardoor niet in staat is om haar belangen goed te behartigen. Het hof oordeelde dat de vader geen gewichtige redenen had aangevoerd voor het ontslag van de moeder als mentor. Het hof wees erop dat de moeder in een eerdere procedure onherroepelijk als mentor was benoemd en dat er geen nieuwe feiten waren die een ontslag rechtvaardigden. De vader kreeg wel toegang tot het digitale dossier van de betrokkene, wat naar verwachting zijn bezwaren zou verhelpen. Uiteindelijk werden alle verzoeken van de vader afgewezen en werd de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.308.977/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: 9396216 \ MB VERZ 21-496 jb
beschikking van de meervoudige kamer van 4 oktober 2022 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] , Verenigd Koninkrijk,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. Boor te Utrecht.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [de betrokkene] (hierna te noemen: [de betrokkene] of betrokkene);
- [de moeder ] (hierna te noemen: de mentor of de moeder), advocaat: mr. F.J. Sol te Hilversum;
- [de zus] (hierna te noemen: de zus);
- [de broer] (hierna te noemen: de broer).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 8 april 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 14 januari 2022.
2.2
De mentor heeft op 2 juni 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de zus van 5 juni 2022;
- een bericht van de vader van 8 augustus 2022 met bijlage;
- een bericht van de mentor van 15 augustus 2022 met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 augustus 2022 plaatsgevonden. De vader en de mentor zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook is de zus verschenen. De broer is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1987. Zij is de dochter van de moeder (de huidige mentor) en de vader. De ouders zijn in 2004 gescheiden. Betrokkene woont in een instelling, [X] te [plaats B] .
3.2
De goederen van betrokkene staan onder bewind. De zus is bewindvoerder. Daarnaast is ten behoeve van betrokkene een mentorschap ingesteld. Dit mentorschap werd voorheen jarenlang uitgeoefend door [Y] (hierna: [Y] ). [Y] is bij beschikking van de kantonrechter van 9 februari 2021 op eigen verzoek ontslagen als mentor. Bij diezelfde beschikking is de moeder vervolgens als mentor benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de vader hem als medementor van betrokkene te benoemen dan wel een onafhankelijke derde tot mentor te benoemen, afgewezen.
4.2
De vader heeft in zijn hoger beroepschrift verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en:
- primair: de moeder te ontslaan als mentor en een onafhankelijke mentor (Stichting Noordwest en Midden) te benoemen;
- subsidiair: hem als medementor over betrokkene te benoemen en
- meer subsidiair: een onafhankelijke mentor (Stichting Noordwest en Midden) als medementor te benoemen.
De vader heeft nadien, bij bericht van 8 augustus 2022 en met nadere toelichting tijdens de mondelinge behandeling, zijn verzoek gewijzigd. Hij verzoekt nu:
- primair: de moeder te ontslaan als mentor en een onafhankelijke mentor ( [Z] ) te benoemen;
- subsidiair: hem als medementor over betrokkene te benoemen en
- meer subsidiair: een onafhankelijke mentor ( [Z] ) als medementor te benoemen.
4.3
De mentor verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Deze zaak gaat over de vraag wie de mentor(en) over [de betrokkene] moet(en) zijn. Het hof stelt daarbij vast dat de voormalig mentor, [Y] , bij beschikking van 9 februari 2021 op eigen verzoek als mentor is ontslagen en vervolgens de moeder als mentor is benoemd. Van deze beschikking is door geen van de belanghebbenden hoger beroep ingesteld en dus is deze inmiddels in kracht van gewijsde getreden. Dat betekent dat de moeder in die procedure onherroepelijk als (enige) mentor over [de betrokkene] is benoemd.
5.2
In de onderhavige procedure wordt primair om ontslag van de moeder als mentor verzocht. Dat verzoek moet, gelet op de huidige situatie waarbij de moeder dus al in een eerdere -onherroepelijke- procedure als mentor is benoemd, worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 1: 461 lid 1, aanhef en sub e, en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek:
Aan de mentor wordt door de rechter ontslag verleend met ingang van een door deze te bepalen dag,hetzij op eigen verzoek,hetzij wegens gewichtige redenenofomdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Het hof komt alleen toe aan ontslag van de moeder als mentor als daarvoor gewichtige redenen zijn. Van de andere twee gronden is immers geen sprake. De vader heeft dit ook onderkend en stelt zich op het standpunt dat gewichtige redenen wel aanwezig zijn. Het hof begrijpt zijn standpunt aldus dat deze liggen in de wijze waarop de moeder als mentor de vader (onvoldoende) informeert over [de betrokkene] , dat de vader niet in staat is de belangen van [de betrokkene] goed te behartigen als hij te weinig informatie over haar krijgt en dat hij niet (meer) in staat wordt gesteld [de betrokkene] even vaak te zien als voor de benoeming. Ook wordt zijn inbreng ten aanzien van het zorgplan en de verzorging van [de betrokkene] niet goed door de huidige mentor in het zorgoverleg ingebracht, hetgeen eveneens nadelig is voor [de betrokkene] .
5.3
Eén van de wensen van de vader is toegang te krijgen tot het digitale dossier van [de betrokkene] , zodat hij beter op de hoogte is van wat er in haar leven en verzorging gebeurt en hij daar beter op kan inspelen. De mentor heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd de vader toegang te zullen verlenen tot dit dossier. Het hof gaat ervan uit dat de mentor die belofte nakomt. Het hof acht dat ook in het belang van [de betrokkene] , aangezien de vader -evenals de moeder- een grote rol in haar leven vervult en het daarbij van belang is dat hij zoveel mogelijk op de hoogte is van haar dagelijkse situatie.
5.4
Met die toegang tot het dossier wordt naar verwachting van het hof aan een (groot) deel van de bezwaren van de vader tegemoet gekomen. In hetgeen de vader (voor het overige) heeft aangevoerd, ziet het hof, mede gelet op hetgeen de mentor daarover heeft toegelicht en verklaard, geen gewichtige redenen om de mentor te ontslaan. Dat de vader minder contact met [de betrokkene] heeft gehad lijkt vooral te zijn veroorzaakt door Covid en de agenda van [de betrokkene] die door de instelling wordt beheerd. Verder blijkt uit de stukken dat de vader – net als voorheen – de mogelijkheid heeft tot inbreng in het zorgplan. Niet gebleken is dat de mentor die mogelijkheid heeft geblokkeerd of anderszins de inbreng van de vader op ontoelaatbare wijze heeft belemmerd. Een en ander lijkt veel meer samen te hangen met het feit dat de ouders niet goed met elkaar (kunnen) communiceren, dan dat de mentor haar taken niet naar behoren zou uitvoeren. Het primaire verzoek van de vader wordt daarom afgewezen.
Ook het subsidiaire verzoek van de vader wijst het hof, mede om deze reden, af. Voor een gedeeld mentorschap is het immers essentieel dat beide mentoren goed met elkaar kunnen communiceren om de belangen van [de betrokkene] op de juiste wijze te behartigen. Zowel de ouders zelf als de zus hebben tijdens de mondelinge behandeling uitgesproken daar -zonder tussenkomst van een neutrale derde- problemen in te voorzien.
De vader heeft in zijn meer subsidiaire verzoek verzocht naast de moeder een onafhankelijke medementor te benoemen. Het hof ziet niet in waarom de belangen van [de betrokkene] daartoe zouden nopen; zoals hiervoor overwogen is niet vast komen te staan dat de moeder, als enige mentor, de belangen van [de betrokkene] niet op juiste wijze behartigt. Verder zal de vader toegang krijgen tot het digitale dossier van [de betrokkene] en is het niet de taak van een onafhankelijke medementor om als een tussenpersoon voor de ouders te fungeren. Het hof ziet dan ook geen toegevoegde waarde voor [de betrokkene] om een medementor over haar te benoemen, nog daargelaten dat de voorgestelde mentor niet heeft toegestemd om als medementor te worden benoemd.
5.5
Dit betekent dat alle verzoeken van de vader worden afgewezen en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 januari 2022;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. J.M. van Baardewijk en mr. M. Groenleer, in tegenwoordigheid van mr. S. Rezel als griffier, en is op 4 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.