Uitspraak
vte en raadsvrouw na aanhouding niet verschenen)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, gedateerd 25 november 2021. De verdachte, geboren in 2003 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 16 september 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep was op 11 januari 2022 begonnen. De verdachte heeft op 17 februari 2022 een akte ingediend om het hoger beroep in te trekken, en op 15 september 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte per e-mail bevestigd dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Gezien deze omstandigheden en het feit dat er geen rechtens te respecteren belang is gebleken dat zou pleiten voor nader onderzoek, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters M.L.M. van der Voet, W.S. Ludwig en M. van der Horst, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2022.