ECLI:NL:GHAMS:2022:2810

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2022
Publicatiedatum
1 oktober 2022
Zaaknummer
23-003172-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van hoger beroep na rolzitting in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, gedateerd 25 november 2021. De verdachte, geboren in 2003 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 16 september 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep was op 11 januari 2022 begonnen. De verdachte heeft op 17 februari 2022 een akte ingediend om het hoger beroep in te trekken, en op 15 september 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte per e-mail bevestigd dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Gezien deze omstandigheden en het feit dat er geen rechtens te respecteren belang is gebleken dat zou pleiten voor nader onderzoek, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De beslissing van het hof is als volgt: de verdachte wordt niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters M.L.M. van der Voet, W.S. Ludwig en M. van der Horst, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003172-21
datum uitspraak: 16 september 2022
TEGENSPRAAK (
vte en raadsvrouw na aanhouding niet verschenen)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-306377-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft op 11 januari 2022 een aanvang genomen. Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 17 februari 2022 en het e-mailbericht van de raadsvrouw van de verdachte van 15 september 2022, wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven, zodat zij geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal zij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. W.S. Ludwig en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch en mr. Z. Hoshmand, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 september 2022.