In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De politierechter had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, die op 6 oktober 2018 te Hoofddorp als bestuurder van een motorrijtuig onder invloed van alcohol was. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep tegen deze beslissing. Het gerechtshof bevestigde in een eerder arrest van 5 augustus 2020 het vonnis van de politierechter, maar de Hoge Raad der Nederlanden vernietigde dit arrest op 29 maart 2022 en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling.
Tijdens de zitting op 16 september 2022 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De verdachte werd beschuldigd van het rijden onder invloed, waarbij het alcoholgehalte in zijn bloed 1,31 milligram was, wat aanzienlijk hoger is dan de toegestane limiet voor beginnende bestuurders. Het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen achtte, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een geldboete van €400 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar op. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de gevolgen van de recidiveregeling. De op te leggen straffen werden in voorwaardelijke vorm opgelegd, met een proeftijd van één jaar, waarbij het hof ook de financiële schade van de verdachte in overweging nam. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.